Na de dood van Theodorus Sanders die op huis Hartenstein woonde maar grote stukken van de Dreijen in eigendom had, verkoopt zijn weduwe Maria Westenberg in 1882 het huis Dreijeroord met een perceel grond. Haar man had vlak voor zijn dood grote stukken grond van de Dreijen verkocht waardoor er vele woningen konden worden gebouwd aan de nieuwe wegen als de Joubertweg, Paul Krugerstraat, Mariaweg enz. Van het overgebleven gebied Dreijen werd Godert Willem Graaf van Rechteren van Appeltern (1841- 1902) eigenaar.
Van Rechteren werd geboren op 19 oktober 1841 te Zwollerkerspel als zoon van Mr. Jacob Hendrik graaf van Rechteren en Geertruid Agnes baronesse de Vos van Steenwijk. Hij verloor zijn ouders op zeer jonge leeftijd en na het gymnasium te Zutphen te hebben doorlopen studeerde hij van 1859 tot 1864 in Leiden rechten, waarna hij advocaat werd te Wageningen een plaats waar hij baron baron Alexander van Dedem van den Berg sr. (1738-1931) trof. Later zou zijn enige dochter Petronella Geertruida Agnes van Rechteren (1868-1928) huwen met baron Alexander van Dedem van den Berg jr. (1868-1912) (z.a.). Hun beider interesse voor de Dreijen te Oosterbeek zal hier niet vreemd aan zijn.
Op 2 januari 1867 huwde Van Rechteren te Londen met Augusta Isabella Alexandrina Janssens (1844- 1919), dochter (buitenechtelijk) van Barber Janssens en koning Leopold I van België. In 1874 wordt hij aangesteld als kerkvoogd van de Hervormde gemeente te Renkum. In 1881 wordt hij benoemd tot kamerheer des Konings en in 1895 tot kamerheer in buitengewone dienst van koningin Wilhelmina. Tijdens zijn verblijf in Wageningen bewoont Van Rechteren het in 1851, naar een ontwerp van de architect L. H. Eberson, gebouwde huis Grunsfoort op het gelijknamige landgoed aan de voet van de Wageningse Berg.
Op 16 september 1881 kocht koning Willem III het landgoed Grunsfoort, van mr. Godert Willem graaf van Rechteren en van Appeltern. Dit bijzonder fraaie landgoed moest dienen als zomerverblijf voor zijn tweede vrouw, koningin Emma. De koning liet het landhuis met een verdieping verhogen door meester-timmerman H.A.J. Popping en meester-metselaar P. de Leeuw uit Wageningen.
Het koninklijk paar verbleef echter maar 2 zomers op het landgoed, dat inmiddels Oranje-Nassau’s Oord heette. In 1901 schonk Koningin Emma het landgoed aan de Vereniging tot Bestrijding van Tuberculose die er een sanatorium in vestigde. Graaf Godert Willem van Rechteren-Appeltern liet, na de verkoop van Grunsfoort, een fraaie, in Zwitserse stijl met veel hout ontworpen, villa bouwen op een klein landgoed aan de Grintweg te Ede. In 1885 kwam de villa gereed en kreeg de naam Reehorst. Hij woont er echter maar 5 jaar en verkoopt het dan aan de Christelijke Vereniging voor Verzorging van Krankzinnigen en Zenuwlijders.
Vanaf 1881 zat ook hij in de Provinciale Staten van Gelderland en vanaf 1889 was hij gedeputeerde in Gelderland. In 1892 verhuisde hij naar het huis IJsselvliet in Zwollerkerspel, waarna hij beide aanstellingen opzegde. Op 9 mei 1902 overlijdt hij te Zwolle en wordt begraven op de Verenigings begraafplaats Bergklooster?, te Zwolle.
Aan de Graaf van Rechterenweg trof men ter hoogte van het huidige Felixoord het Instituut “Berg en Dal” een opleidingsinstuituut voor jongens en meisjes.
In de villa “Dreijerheide” woonde Johannes Jacobus Eugenius Hyacinthus Maria de Bruijn (1864-1915), een Rotterdamse industrieel. Hij verbouwde de villa “De Heidehof” met het bijbehorende koetshuis in 1911 en herdoopte het huis in “Dreijerheide” (aannemer was E. de Geest). Hij woonde er 4 jaar met zijn echtgenote mevrouw Paulina (Pau) Johanna Josephina de Bruijn- van Lede (1874-1969), met wie hij in 1904 was gehuwd, tot zijn overlijden op 15 april 1915, in de villa “Dreijerheide.
Met name de bemoeienis, naast veel activiteit op maatschappelijk terrein, van Paulina met de St. Bernulphusparochie is opmerkelijk.
In 1915 maakte Jan Toorop in de St. Bernulphuskerk,in opdracht van mevrouw De Bruyn- van Lede, een begin met een muurschildering ” de doop van Christus”. Het tafereel bleef voorlopig onvoltooid omdat het in de kille ruimte, met name in de winter, te koud was voor Toorop. Toen in de zomer het werk af was bleek al gauw dat Toorop zich had vergist in de grondering van de fresco waardoor het werk snel in kwaliteit afnam. In 1929, na zijn dood, werd het werk gerestaureerd door een leerling van Toorop Joan Colette.
Tussen 1916 en 1919 vervaardigde Toorop de ook nog steeds aanwezige Kruiswegstaties in de kerk. Veertien fraaie schilderijen die het lijden en sterven van Christus afbeelden. Op 18 mei 1919 vond de inzegening van de staties plaats toen nog met vier omlijstingen die elk drie staties bevatten en twee staties in een separate lijst. Deze zware eiken lijsten waren vervaardigd door de Oosterbeekse meubelfabriek LOV.
Ook de Christuskoepel op het landgoed Mariëndaal, een ontwerp van Alexander J. Kropholler, werd in opdracht van mevrouw De Bruyn-van Lede gebouwd in 1939-1940. Zij schonk deze anoniem aan het landgoed Mariëndaal, sinds 1936 eigendom van het Gelders Landschap. De daarin aanwezige beeldhouwwerken, waaronder een Christusbeeld en zeven beelden die de 7 deugden symbolisren: geloof, hoop, liefde, rechtvaardigheid, sterkte, gematigdheid en voorzichtigheid, zijn van de hand van de beeldhouwer Mari Andriessen. De zinspreuk in de koepel luidt: “Sursum Corda”, “de harten omhoog”.
Voorts trof men op de T-splitsing met de Oranjeweg het gerenommeerde pension de Bilderberg- Hoeve.
Schrijf een reactie