De initiatiefnemer en directeur van LOV, G. Pelt, was een timmerman/architect uit Rotterdam. Om gezondheidsredenen was hij naar „de parel van de Veluwzoom” verhuisd. Door zijn eerdere activiteiten in de Maasstad was hij een welgesteld man geworden. Na een periode van rust begon hij zich nutteloos te voelen. Hij besloot tot de oprichting van de LOV, iets wat eigenlijk al een oud ideaal van hem was.
Sober
Pelt wilde degelijke, sobere en moderne meubels maken en vooral geen meubels met onnodige opsmuk. Hij verfoeide massaproduktie en vooral imitaties van uitbundige stijlen uit vroeger tijden. Hij benaderde verschillende freelance-ontwerpers zoals F. Spanjaard, J. van Loghem, H. Mertens, H. Fels en vooral J. Muntendam.
Alhoewel er nooit een echte LOVstijl is ontstaan, wordt het werk van Muntendam wel als LOV-werk aangeduid. De LOV bedreef eigenlijk alle tnoderne richtingen van zijn tijd, al bleef dat moderne altijd vrij gematigd omdat de produkten toch ook verkocht moesten worden.
De werknemers moesten ook beter worden van de LOV, vond Pelt. Zij moesten plezier hebben in hun werk en de mogelijkheid om zich verder te ontwikkelen door het volgen van cursussen en het lezen van boeken uit de LOV-bibliotheek. Ze kregen bovendien speciaal gebouwde huisjes en een hoog loon (in 1913 verdiende een arbeider in Oosterbeek hooguit 19 cent per uur, bij de LOV lag de top op 27 cent) en een winstdeling die in aandelen werd uitgekeerd.
Badinrichting
Daardoor kregen de arbeiders niet alleen zeggenschap, maar ook verantwoordelijkheid voor de fabriek.
Ook hanteerde de LOV de voor die tijd zeer christelijke arbeidstijden (van tien uur en later zelfs acht uur per dag, de zaterdagmiddag was vrij). betaalde vakantiedagen en voor zieken die minstens een jaar hadden gewerkt doorbetaling van het volledige loon. Ook werd er door de LOV voor de oude dag van de werknemers gezorgd. Daarnaast bood de fabriek kinderopvang en was er een badinrichting, waar de werknemers een keer per week helemaal in bad moesten. Deden ze dat niet, dan kregen ze een boete die weer ten goede kwam aan de bibliotheek.
„Rooie fabriek”
De LOV heette in Oosterbeek en omgeving de „rooie fabriek”. De arbeidersbeweging en de socialistische vakverenigingen stonden er echter wantrouwend tegenover. In “Ons Vakblad”, het orgaan van de „Algemene Nederlandse Bond van Meubelmakers, Behangers en aanverwante Vakgenoten” werd Pelt de mantel uitgeveegd: „Omdat die heren zich bedienen van schijndemocratie waarmee ze de arbeiders trachten te vangen, daarom zijn onze makkers te Oosterbeek erin gevlogen. Thans kan gezegd worden door hun patroons: Ziezo, die vechten niet meer mee, die hebben door zich te onthouden het arbeidersleger verzwakt”.
De arbeiders van de LOV zullen zich dat commentaar wel niet al te zwaar hebben aangetrokken. Ze werkten waarschijnlijk rustig verder in hun fabriek, af en toe uitkijkend op het mooie natuurgebied eromheen. Alleen de afdeling machinehoutbewerking bood niet zo veel uitzicht: daar kon alleen noorderlicht binnenkomen, want zonlicht zou schittering op de machines en dus verblinding van de werknemers kunnen veroorzaken. En ongelukken moesten volgens Pelt te allen tijde worden voorkomen.
Labor Omnia Vincit (LOV N.V.)(Lat: Arbeid overwint alles)
Oosterbeeksche idealistische meubelfabriek, opgericht en geleid door Gerrit Pelt van 1910 tot 1935 in Oosterbeek (Renkum).
‘De salon! Wat daar een stemming is van stille deftigheid, van rust en van behaaglijkheid! Daar behoort niet te zijn in een salon het pronkige, alsof de bezoekers moeten zien hoe veel schatten men bezit, – in een salon moet heerschen wel deftigheid, maar rustige, zoodat het den bezoekers een hoog genot is er te zijn, wijl er rondom rust en behaaglijkheid zijn, die het voeren van gesprekken gemakkelijker maaken, ja, die een gunstigen invloed kunnen hebben op het gehalte der gesprekken.‘ – (uit de L.O.V. brochure, 1910)
Pelt stelde verschillende sociale en culturele voorzieningen in voor zijn werknemers en fundeerde zijn bedrijf op participatie van de werknemers: een stelsel van deling van de winst (waar nooit echt sprake van is geweest) en bedrijfsmedebezit. L.O.V. kende veilige en hygiënische werkomstandigheden, gunstige arbeidstijden, hoge lonen, medezeggenschap, een aantal vakantiedagen per jaar en bij ziekte een uitkering van het volledige loon. Er werden woningen voor de arbeiders gebouwd, een badinrichting en een bibliotheek.
Door het maken van smaakvolle en degelijke voorwerpen zou de arbeider weer plezier in zijn werk krijgen wat vanzelf tot een gelukkiger leven zou leiden. Bovendien zou een kunstzinnig vormgegeven produkt een positieve uitwerking hebben op het geestelijk welzijn van de gebruikers. Zowel ontwerpers als de directie namen altijd stelling tegen de in hun ogen smakeloze historiserende meubelen. Binnen L.O.V hebben dan ook wrijwel alle moderne meubelstijlen uit de eerste helft van de 19e eeuw een plaats gehad in het assortiment: Er zijn meubels gemaakt in een rationele aan ’t Binnenhuis verwante stijl, ontwerpen die aansluiten op de plastische expressionistische vormgeving van de Amsterdamse School en meubels die met hun strakkere “kubistische” vormen representatief zijn voor de zogenaamde Haagse School. Alleen de duidelijk avantgardistische richting ‘De Stijl‘ ontbrak aan de collectie.
Bron: Karin Gaillard, L.O.V. een idealistische meubelfabriek (zie verder op bintphotobooks).
Historie
In 1911 kreeg H.F. Mertens een vast contract aangeboden bij de meubelfabriek Labor Omnia Vincit (L.O.V.) in Oosterbeek. Hij ontwierp een groot aantal meubels en een meubelshowroom voor de fabriek. Mertens die vanaf 1913 ook directeur van het bedrijf was, verliet de meubelfabriek in 1916 om als adjunct-directeur van de dienst gemeentewerken in Arnhem aan de slag te gaan. Hij werd opgevolgd door J. Muntendam.
Hendrik Fels en Anthonie Pieter Smits waren van 1916 tot 1935 vrije medewerker voor Meubelfabriek Labor Omnia Vincit.
In 1919 werd Spanjaard artistiek directeur van de LOV te Oosterbeek, waar zijn werk geïnspireerd was op het Scandinavische boereninterieur, de Engelse Arts and Crafts en Berlage. Zijn ontwerpen, Spanjaards eerste meubelen, vallen vooral op door de bijzondere kleurencombinaties en eenvoudige sober vormgegeven meubelen van eikenhout met voor het zitmeubilair een eenvoudige afwerking van effen stoffen of rieten mattingen. Ze hadden een logische vorm, waardoor ze geschikt waren voor machinale produktie, maar bleven desondanks toch onbetaalbaar voor arbeiders.
Na Spanjaard nam A.F. van der Wey de artistieke leiding op zich. Met Mertens was hij verantwoordelijk voor een op de Amsterdamse School georiënteerde vormgeving.
Ook Jan Muntendam, de belangrijkste ontwerper van LOV die van 1916 tot het einde in 1935 voor het bedrijf werkte, inspireerde zijn vormgeving op die van de Arts and Crafts stijl. Sommige van zijn meubelen zijn enigszins plastisch, met afgeronde stijlen en een terughoudend gebruik van de voor de Amsterdamse School zo typische trapeziumvorm. Veel andere meubelen zijn zeer eenvoudig en maken alleen gebruik van rechte vormen. Eind 1933 ontwikkelde Muntendam nog de NORMA-serie: meubelen bestaande uit genormaliseerde eenheden waarmee verschillende combinaties opgebouwd konden worden.
Naast de ontwerpers, die in vast of langdurig freelance verband voor LOV werkten, produceerde LOV ontwerpen van J. Crouwel, Han van Loghem en Dirk Roosenburg, Cor Alons, P.E.L. Izeren, P.H. Endt, W. Penaat en A.H. Jansen. Bekende projecten die aan LOV werden gegund waren bijvoorbeeld de inrichting van het stadhuis te Rotterdam en het socialistische Troelstraoord in Beekbergen.
De economische crisis in het begin van de jaren dertig kon het bedrijf, mede vanwege de vele concurrentie, niet te boven komen waardoor Pelt in 1935 het faillissement moest aanvragen.
Schrijf een reactie