Pieter van der Kuil
In 1818 koopt Anthony Frederik Robert Evert baron van Haersolte (Zutphen 19 augustus 1756- Arnhem 14 juli 1830), van de Sint Nicolaas Broederschap de bouwhof op “De Drijen” met 50 hectare aan omringende heidevelden, hakhout en dennenbossen. Hij legde na de staatsgreep van 22 januari 1798 de eed af als lid van de Nationale Vergadering en was lid van het Uitvoerend Bewind der Bataafsche Republiek, van 14 augustus 1798 tot 16 oktober 1801 en vervolgens lid van het Staatsbewind der Bataafsche Republiek, van 16 oktober 1801 tot 29 april 1805.
Hij wordt door deze aankoop eigenaar van een gebied dat zich naar het noorden uitstrekt tot aan de Amsterdamseweg, naar het oosten tot het gebied van Mariëndaal en zuidwaarts tot de Utrechtseweg en naar het westen wordt begrensd door de huidige Oranjeweg. De heidevelden worden voor een groot deel ontgonnen en naast bouwland legt Van Haersolte plantsoenen en paden aan.
Isaac Anne Nijhoff, de landelijk bekende boekhandelaar, geschiedschrijver en archivaris te Arnhem, beschrijft in 1824 het landgoed De Drijen als “een weinig aanzienlijk gehucht, met eenige landerijen, midden in de barre heide”. Maar hij verwachtte dat doordat Van Haersolte “eene grote uitgestrektheid gronds, te voren door heidevelden beslagen tot bouwland deed aanmaken, en, in jong plantsoen, door slingerpaden doorsneden, uitgebreide wandelwegen opende,[…] deze plaats, binnen weinig jaren, in een bekoorlijk buitenverblijf zal herschapen zijn”.
In 1832, als de eerste kadastrale kaart van Oosterbeek wordt gemaakt, heeft Jan van Delden, rentenier te Groningen, het grondgebied in Oosterbeek uit de nalatenschap van Van Haersolte gekocht. Hij had al het grootste deel van de Dennenkamp in eigendom.
In 1833 wordt het geheel hermeten als het, voor fl. 11.000,-, in eigendom komt van Johannes Hendrik Lodewijk Maurenbrecher, een zeer bemiddelde rentenier te Leiden, die in Indië fortuin had gemaakt.. Hij kocht dit stuk grond uit de nalatenschap van Jan van Delden op een veiling in Arnhem. Ook van de St. Nicolaas Broederschap koopt hij onroerend goed, waaronder de boerenhoeve met erf van 4,9 hectare en de schaapskooi met omliggende gronden van 1 hectare waarop enige jaren nadien Dreyeroord zou worden gebouwd.
Maurenbecher was in tweede echt gehuwd met Henriette Elisabeth Maurenbrecher- Swaving. Zij was testamentair erfgenaam en had al een zoon uit een eerder huwelijk, Johannes Vincent Westrik (1802-1844). Hij is raadsheer bij het Gerechtshof van Gelderland in Arnhem als hij, enig kind en wettig erfgenaam, na het overlijden van zijn moeder en stiefvader Maurenbrecher een groot stuk Drijen in eigendom krijgt.
Vanaf 1840 worden onderhandelingen gevoerd met alle grondbezitters die voor de geplande aanleg van de Rijnspoorweg op het traject Utrecht-Arnhem, delen van hun eigendommen moeten afstaan. De grootste vergoeding valt toe aan Johannes Vincent Westrik. Hij krijgt 34.206 gulden. Omdat op zijn grond veel pachters uitgekocht moeten worden, kan hij nogal wat eisen stellen.
Zo is een van zijn voorwaarden dat hij ongeveer 400 meter ten noordwesten van het huis Drijen (Dreyeroord) een overweg zou krijgen die hij naar believen zou mogen afsluiten danwel openstellen, evenals een tweede overgang ter plekke van het huidige viaduct bij station Oosterbeek-Hoog, die overigens steeds toegankelijk zou zijn voor passanten. Als tegenprestatie verplicht Westrik zich tot de aanleg van wat nu de Stationsweg is.
Ook vestigt hij een erfdienstbaarheid, het recht van overpad, op de grond nodig om de Dreijenseweg aan te leggen, wat weer op kosten van de Rijnspoorweg zou gebeuren. Westrik moet de boerderij ter hoogte van het geplande viaduct (C40 op de kadastrale kaart van 1832) zes weken na betaling van de schadeloosstelling hebben opgeruimd. Deze boerderij lag aan de oostkant van het huidige viaduct over het spoor en kenmerkte zich door een zeer productieve wel met een grote waterput waar de bewoners van de Drijen hun water kwamen halen. Nog steeds welt op deze plek een grote hoeveelheid water op, die door een goot richting Mariëndaal wordt gevoerd.
Vanaf het viaduct aan de oostzijde is deze afvoer, 165 jaar later, aan de rechterkant van het spoor zichtbaar.
Westrik heeft het voornemen een nieuw buitenhuis op de plek van de oude boerderij Drijen te bouwen, maar overlijdt in 1844 voordat de opdracht tot bouw aan een aannemer is gegund.
Zijn weduwe Catherina Elisabeth Westrik-Paradijs zet het plan van haar overleden echtgenoot door en geeft opdracht tot bouw van het nieuwe huis. Johanna Paulina Elisabeth Westrik (1838-1900), dan 7 jaar oud, en Henriette Christina Westrik (1818-1890), 18 jaar oud, leggen de eerste steen op 23 oktober 1847. De eerste steen bevond zich toen aan de oostzijde van het pand maar werd met een verbouwing in de 20ste eeuw overgebracht naar de zuidmuur van het hotel waar hij zich nu nog bevindt.
Voor de bouw van het nieuwe huis wordt 5800 vierkante meter grond gebruikt, liggend rond de oude hoeve. De opmeting van het nieuw gebouwde huis vond in 1848 plaats. Tussen de oplevering en de opmeting van een huis, lag soms meer dan een jaar; het huis is dus waarschijnlijk rond 1847 gereed gekomen.
In 1851 huwt dochter Henriette Westrik met Herman Johan Westenberg en vanaf 1854 komt blijkens de betreffende kadastrale legger het eigendom van huis en erf bij haar te liggen. De gehele familie Westrik blijft het huis echter gebruiken en ’s zomers staat de weduwe C.E. Westrik als bewoonster ingeschreven.
In 1858 verhuist Henriette naar Leeuwarden en gaat het eigendom over op haar jongere zus Johanna, die in 1857 trouwde met de luitenant ter zee Gustav van Hecking Colenbrander, zoon van eveneens een raadsheer. Zij laten het vruchtgebruik bij C.E. Westrik-Paradijs, die het huis gebruikt tot ze in 1866 overlijdt.
In 1872 verkopen Johanna Westrik en haar man Gustav van Hecking Colenbrander het huis en de grond op de Dreijen aan de bewoner van huis Hartenstein, Theodorus Sanders. Met Hartenstein en de Dreijen samen bezit hij 58 hectare grond. De hermeting van Dreijeroord die dan plaats vindt, gebeurt niet omdat het huis werd afgebroken, zoals soms aangenomen wordt, maar omdat het perceel door aankoop was vergroot en de Van Dedemweg was aangelegd.
Nu was er voor Sanders ook geen aanleiding om Dreijeroord af te breken; hij wilde het verhuren aangezien hij zelf op het door hem in 1855 gebouwde huis Hartenstein blijft wonen.
Na de dood van Sanders in 1881, verkoopt zijn weduwe Maria Westendorp in 1882 het huis en erf op de Dreijen. Het totaal oppervlak ervan is bij de verkoop bijna gehalveerd en bedraagt 3400 vierkante meter. Theodorus Sanders had vlak voor zijn dood veel kavels op de Dreijen verkocht, waardoor aan de Utrechtseweg, Joubertweg, Paul Krugerstraat, Mariaweg, Steijnweg en Stationsweg woningen konden worden gebouwd. Veel van de in die tijd gebouwde huizen staan daar nu nog.
De nieuwe eigenaar van het overgebleven gebied is mr. Godert Willem Graaf van Rechteren van Appeltern, geboren op 19 oktober 1841 te Zwollerkerspel, overleden op 9 mei 1902 te Zwolle. Hij was lid van de Provinciale Staten van Gelderland. De eerste echtgenote van zijn vader was familie van Baron Anthony Frederik van Haersolte die in 1818 de Drijen had aangekocht. Het lange tijd onaangeroerde landschap op de Dreijen wordt vanaf 1880 weer krachtig aangepakt. De door Van Haersolte aangelegde lanen zijn het uitgangspunt voor een grootscheepse verkaveling van de Dreijen. (zie ook bij de geschiedenis van Oranje Nassau`s Oord)
In 1883 huurt Evert Rothuizen het huis Dreyeroord en omliggend erf van Van Rechteren. In dat jaar was hij met zijn vrouw Elisabeth van Buuren van Leiden naar Oosterbeek gekomen. Hij opent een uitspanning in zijn zojuist betrokken onderkomen. In de gids voor Arnhem en omstreken van 1887 staat geschreven over deze uitspanning “Dreienoord”. In 1891 lezen we voor het eerst in de adresboeken de naam “Dreijeroord”. De onderneming van Rothuizen is het begin van een 131-jarig bestaan als hotel Dreijeroord.
In 1902 wordt Eduard Jacob Johan Kuinders, een civiel ingenieur uit Amsterdam, eigenaar van Dreijeroord. Rothuizen blijft wel de hotelhouder. In de hotelgids van 1902 prijst hij zijn hotel aan door te wijzen op de grote tuin, openbaar vervoer en de wandelmogelijkheden.
Aan het huis wordt wat bijgebouwd en het terrein wordt door verdere aankoop uitgebreid, onder meer doordat Kuinders stukken grond van Graaf Van Rechteren van Appeltern koopt.
In 1908 doet Kuinders een poging Cornelis Ogterop van hotel de Tafelberg te winnen voor het idee de huur van het logement Dreijeroord voor zijn rekening te nemen. Rothuizen huurt Dreijeroord dan nog, maar wil er kennelijk mee ophouden. Na een verkennend bezoek van Ogterop aan Dreijeroord, stuurt Kuinders hem op 25 november 1908 de voorwaarden van huur toe.
Ogterop ziet echter af van huur en Kuinders verliest interesse in Dreijeroord. In 1910 is Rothuizen geen logementhouder meer. In 1911 verkoopt Kuinders Dreijeroord aan een nazaat van de uitbater van de uitspanning Wolfheze, A. Theunissen, die het voortzet als hotel-café-restaurant. Het gaat 23 december 1911 weer open. Ook Theunissen heeft slechts kort aandacht voor het hotel.
In januari 1914 koopt Matthijs Sanders het resterende stuk van het ooit aan zijn vader Theodorus toebehorende Dreijen, inclusief het voormalig logement met omliggende grond, in de Oosterbeekse Courant aangekondigd als “Verkoop landgoed ‘Dreijeroord’, familie – hotel, koetshuis, tuin”.
Mathijs Sanders, Foto collectie Gelders Archief Arnhem
In oktober van 1914 wordt er een groep Belgische oorlogsvluchtelingen ondergebracht. Het betreft een gedeelte van een groep van 250 mensen die men verspreid onderbrengt in het Concertgebouw, villa Schooneveldheuvel, Thabor, Dreijeroord, de Geldersche Bloem en de voormalige Polikliniek van Reuvens naast Vreewijk aan de Stationsweg.
Sanders zoekt echter een profijtelijker bestemming voor zijn bezitting en ook hij benadert Cornelis Ogterop om hem te winnen voor het idee hotel Dreijeroord van hem te huren. Het voorstel wordt op de bestuursvergadering van de NV de Tafelberg van 11 september 1915 besproken. De notulen van de bestuursvergadering van 5 oktober 1915 geven aan dat Sanders en Ogterop een overeenkomst hebben gesloten.
Ogterop is met de nieuwe aanwinst zeer tevreden. De ligging vlak bij het station Oosterbeek-Hoog en de intimiteit van het kleine hotel spreken een ander publiek aan dan hij op de Tafelberg begroet. In een aanprijzing van Dreijeroord brengt hij het intieme karakter van het hotel naar voren.
In de eerste vijf jaar is de dagelijkse leiding in handen van een zuster van mevrouw Ogterop, A.G. Klinkspoor-Lüschen en haar echtgenoot Cornelis J. Klinkspoor. Deze periode wordt verlengd met nog eens 5 jaar, maar in 1925 krijgt de NV de Tafelberg de mogelijkheid om De Bilderberg te kopen. Ogterop moet voor het welslagen van deze onderneming zich een grote inspanning getroosten en hij beëindigt de huur van Dreijeroord te beëindigen. Daarmee verdwijnt het hotel uit de keten. Voor zwager Klinkspoor ziet hij een belangrijke rol, als gérant, in hotel De Bilderberg. In maart 1929 plaatst de Oosterbeekse Courant een bericht waarin gemeld wordt dat Dreijeroord van eigenaar is gewisseld. De erfgenamen van Matthijs Sanders, die in 1928 was overleden, hadden het hotel met erf verkocht.
De krant creëert geheimzinnigheid door aan te geven dat J. Smit van de Jan van Embdenweg bemiddelde bij de verkoop, maar dat de nieuwe eigenaar onbekend is. Later blijkt het te gaan om Cornelis Pieter van der Sluijs. Onder zijn bewind komt het hotel in zeer rustig vaarwater.
Hij voert geen vernieuwingen of restauraties door en heeft te maken met een redelijke bezetting doordat nog steeds families voor langere tijd in Oosterbeek willen verblijven en de voorkeur geven aan een rustig familiepension of -hotel.
In Oosterbeek was na de Duitse inval van 1940 van grote wanorde geen sprake en na enige maanden kwam de toeristische activiteit weer schoorvoetend op gang. Dan breekt echter september 1944 aan lijdt Oosterbeek onder de gevechtshandelingen rond de Operation Market Garden. Op zondag 17 september landen geallieerde troepen op de Ginkelse heide. Ze trekken op naar Arnhem om daar de Rijnbrug in te nemen. Als het 7th (Galloway) Battalion The King’s Own Scottish Borderers, bestaande uit 750 man, onderdeel van de eerste Britse Airborne-divisie, Oosterbeek nadert, ontmoeten ze felle tegenstand van de Duitse troepen. Zij lijden vooral veel verliezen door Duitse scherpschutters die zich aan de noordzijde van Oosterbeek nabij de Dreijenseweg hadden ingegraven.
De Duitse soldaten die zich in hotel Dreyeroord verschanst hebben, vormen ook een groot obstakel. Op donderdag 21 september is er rond Dreyeroord een fel vuurgevecht waarbij de Britten zware verliezen lijden. Men doet met twee patrouilles een aanval op “the White House”, zoals de Britse soldaten hotel Dreyeroord anno 2008 nog steeds noemen. Acht soldaten naderden het hotel frontaal en twaalf, met omtrekkende beweging, via de achterzijde. Van de drie mitrailleurs worden er twee buiten gevecht gesteld en vele Duitse soldaten worden gedood. Ook aan Britse kant zijn de verliezen echter groot. Van de groep van acht sneuvelen er vijf en van de groep van twaalf sterven er vier. De aanval wordt door de Duitsers afgeslagen.
Bij een bevoorradingsactie van de Engelse RAF, vielen veel munitie en andere voorraden in Duitse handen. Een honderdtal SS-ers doet vervolgens vanuit “the White House” en onmiddellijke omgeving een aanval op de Britse linies die zich op slechts 50 meter afstand van “the White House” hadden ingegraven.
Aanvankelijk worden de Engelsen een vijftigtal meter teruggedrongen. De SS-ers bezetten nu de oude stellingen van de Britten. In een poging deze te heroveren ontstaat een man-tot-man-gevecht, vaak beslecht met de gestoken bajonet. Daarbij sneuvelen 15 Britse soldaten. Door deze aanval besluiten de Duitsers “the White House” te verlaten. Binnen treffen de Britten, naast hun gesneuvelde kameraden, een luidsprekersysteem aan waarmee de Duitsers probeerden de Britten tijdens de gevechten tot overgave te brengen. Er werd een in het Engels gesteld, ingesproken bericht uitgezonden met de boodschap dat men was omsingeld en bij overgave kon rekenen op goede behandeling. Het hotel was door de gevechtshandelingen zwaar beschadigd geraakt.
Een aanzienlijk deel was kapot geschoten; alleen de muren, zij het zwaar beschadigd, stonden nog overeind en het dak zat er voor een groot gedeelte nog op. Na de Tweede Wereldoorlog staat hotel Dreyeroord 2 jaar leeg.
Van der Sluijs heeft noch de moed, noch de benodigde middelen om het gebouw weer terug te brengen in zijn oude glorie.
Een Voorburgse propagandaleider van de Youth for Christ-beweging, Gerrit Willem van der Straaten, heeft wel de moed en de middelen om het gebouw onder handen te nemen. In augustus 1947 verhuist Van der Straaten met zijn vrouw en twee kinderen van Voorburg naar Oosterbeek. Hij had in Den Haag en omstreken samengewerkt met Corrie ten Boom, die in de Tweede Wereldoorlog in het Duitse concentratiekamp Ravensbrück had gezeten, maar de verschrikkingen had overleefd. In Wassenaar had zij na de oorlog het huis Schapenduin gesticht, waar oorlogsslachtoffers langdurig opgevangen werden.
Oorspronkelijk had Van der Straaten hetzelfde doel voor ogen: een groot huis zoeken en daar mensen met hulpvraag langere tijd verzorgen. Hij vond in Oosterbeek het zwaar beschadigde Dreyeroord en huurde het van Van der Sluijs voor de duur van vijf jaar.
Hij begint in 1947 met de restauratie van het hotel. Tijdens de opruimwerkzaamheden, vindt men op de eerste verdieping onder het vele puin het stoffelijk overschot van een Britse soldaat, gesneuveld in het gevecht om “the White House” in september 1944, bijna drie jaar na zijn dood. Nadat Dreyeroord met inspanning en op kosten van Van der Straaten, tot een bedrag van
fl. 56.000,-, zo goed mogelijk was gerestaureerd, werd het in 1948 als hotelpension geopend. Daar kregen mensen die als gevolg van de oorlogsverschrikkingen zorg behoefden een verblijf aangeboden.
In 1953 bereikt Van der Straaten een brief van Van der Sluijs, de eigenaar van Dreyeroord, waarin deze aangeeft het inmiddels weer goed lopende hotel met ingang van 1 augustus zelf te willen exploiteren. Hij vordert ontruiming per 31 juli 1953. Van der Straaten geeft zich echter niet snel gewonnen en vraagt in een procedure bij de kantonrechter te Wageningen continuering van de huurovereenkomst.
Op 28 april van dat jaar wijst de plaatsvervangend kantonrechter A.C. van den Brand vonnis, later uitgesproken door mr. C.J.G. Bredius: Van der Sluijs wordt zijn vordering ontzegd daar de belangen van Van der Straaten zwaarder wegen dan die van Van der Sluijs. Van der Sluijs gaat in beroep met als grief dat hij gedurende 17 jaar als exploitant optrad, maar zijn eigendom in 1944 zwaar beschadigd zag worden. Hij geeft aan dat, daar voortzetting van het hotel niet mogelijk was, hij een betrekking moest aanvaarden om in zijn onderhoud te voorzien en dat hij door omstandigheden vervolgens tot twee maal toe is ontslagen uit een functie. Hij acht de door de kantonrechter vastgestelde opbrengst uit exploitatie, te beschouwen als huur, van fl 5.150,- voor levensonderhoud onvoldoende. Van der Straaten betwist echter ook deze toegewezen opbrengst-afdracht, omdat Van der Sluijs slechts juridisch en geen economisch eigenaar is. Uitgaande van de huurwet moet er een afweging van belangen volgen. Van der Sluijs brengt in dat gezien de jeugdige leeftijd van Van der Straaten deze zonder al te veel problemen een baan moet kunnen vinden, terwijl hij zelf bij huurbescherming gedwongen wordt financieel ten gronde te gaan. Van der Straaten zegeviert echter in deze zaak en de huurovereenkomst wordt voor een tweede termijn van vijf jaar verlengd.
In 1962 doet zich een kans voor om eigenaar van het hotel te worden. In dat jaar koopt Van der Straaten Dreijeroord van de erven Van der Sluijs. Deze is in 1959 overleden.
De oudste zoon van Van Straaten, Arjen, had interesse in het hotelwezen en aldus was hij van opvolging verzekerd. Met het hotel gaat het steeds beter en men haalt halverwege de jaren ’70 een bezettingsgraad van 85 procent. Arjen van der Straaten heeft dan sinds 1 juli 1973 de leiding van het hotel van zijn vader overgenomen. Hij maakt een vliegende start. Met zijn broer R.J. van der Straaten koopt hij een dependance op de Annastraat 1.
Dit is het voormalige pension Frisia, begin 20 ste eeuw een van de vele pensions aan de Annastraat. Sinds de jaren ’50 van de 20ste eeuw heette het pension Rustenburgh en vervolgens diende het als opvanghuis voor Russische vluchtelingen onder de naam Huize Sylvius Meindersma. Tot 1975 droeg het als dependance van hotel Dreyeroord de naam de Dreyerhoeve, met iedere dag de Zwitserse vlag in top. De bedoeling was om ook in een wat goedkoper segment van de hotellerie in Oosterbeek werkzaam te zijn. Vooral gasten van reformatorische huize verbleven er graag.
Toch moet de dependance al na twee jaar worden afgestoten. Het succes en de grote inspanning die dit met zich mee bracht, drukte teveel op het jonge gezin Van der Straaten. Zij steken al hun energie nu in het hotel Dreijeroord.
Bij een drie jaar durende verbouwing, afgerond in 1978, worden twee tuin – serres aangebouwd, een lift aangebracht en de kamers gemoderniseerd. Het aantal kamers is dan gebracht op 29 met 57 bedden, op twee kamers na allen met balkon.
Op 27 januari 1978 verschijnt een interview met Arjen van der Straaten in het Reformatorisch Dagblad over de gezindte van de gasten.
“Negentig procent van de gasten die we jaarlijks hebben is protestant-christelijk. Ze behoren tot allerlei kerkgenootschappen.We maken geen reclame buiten onze eigen bladen. Dat is ook niet nodig omdat we altijd vol zitten. Bepaalde gasten zouden toch bepaalde dingen missen. Er zijn nu eenmaal mensen die zich niet “uit voelen” als er geen bar is.”
Voor het Oosterbeekse verenigingsleven is Dreijeroord al decennia een vertrouw de basis voor vergaderingen, maar ook voor de jaarlijks in september terug kerende veteraan is het hotel een dierbaar adres. Op cultureel gebied gebeurt door de jaren heen van alles in het hotel: boekpresentaties, muzikale avonden en lezingen. Voor de toerist heeft het hotel veel gedaan; naast passende logies te verzorgen, heeft men door de jaren heen verscheidene rustbank in bossen en op fraaie uitkijkpunten geplaatst. Ook lanceerde men het ‘rododendron plan Oosterbeek’. Het dorp moest in mei één grote bloemenzee worden als de, liefst zoveel mogelijk door inwoners aangeplante, rododendrons bloeiden.
Begin 2008 droeg Arjen van der Straaten het eigendom van het hotel over aan zijn zoon Jan Willem van der Straaten die met handhaving van het familiehotel toch ingrijpende veranderingen wilde gaan doorvoeren.
(Zie ook Hotel Dreyeroord sluit oktober 2014 haar deuren)
Roland van der Straaten
Wat een schitterende beschrijving van de geschiedenis van Dreyeroord. Triest dat er door het jarenlange getouwtrek rond vergunningen niet eerder een modern hotel kon ontstaan en zijn geschiedenis kon voortzetten. Dat het nu gesloopt gaat worden is inderdaad een akelig slot van wat zo mooi had kunnen zijn.
Paul
Duidelijk en mooi verhaal. De strijd die in de 2e wereld oorlog gevoerd is rond dit hotel is volgens mij verfilmd in de film; “een brug te ver”.
jack hazen
Jammer dat dit allemaal wordt teniet gedaan door de sloop van het gehele pand en dat er niet een herkenbaar gedeelte behouden kan blijven als onderdeel van een nieuw geheel. Nu komt er straks een of andere nietszeggende manquette te staan natuurlijk waarmee iedereen wordt afgescheept. Niets meer tastbaar aanwezig uit het verleden ter nagedachtenis wat er zich hier allemaal heeft afgespeeld in WO2
Jisk Drijver
Dag Roland van der Straaten ,
Jisk Drijver heeft ,als oud-klassegenoot HHS-‘s-Gravenhage (1967) het gehele verslag over “Dreijeroord”
nauwkeurig gelezen en is nu helaas op de hoogte van de komende droevige afloop van dit mooie bedrijf waaraan hijzelf ook prettige herinneringen heeft.
Hoe gaat het trouwens met Arjen van der Straaten?
Hartelijke groeten van Jisk Drijver .
Myrthe
Erg handig als je Dreijeroord als onderwerp gebruikt voor je werkstuk!