Het Concertgebouw wordt in april 1907 gebruikt om het bruisende muziekleven te Oosterbeek verder te vitaliseren. Doordat het toeristenseizoen nog niet op gang gekomen is is de zaal zeer matig gevuld. In het seizoen waren het vooral de toeristen die zorgden voor goede recettes, de plaatselijke bevolking liet het vaak afweten.
Er wordt een optreden verzorgd door “Kunst na Arbeid” dit keer met de Amsterdamse zangeres Johanna van der Linden en de “soloviolist”, Carl Selmar Georg Wagner, een aan de Zuid-Veluwe zeer gewaardeerde promotor van het klassieke genre. Johanna van der Linden en Carl Wagner hebben veel succes bij hun optreden in de Concertgebouw.
De Oosterbeekse Courant schrijft:
“ Woensdagavond gaf de mannenzangvereniging “ Kunst na Arbeid” onder de directie van de heer J. A. Kwast van Arnhem eene uitvoering in het Concertgebouw. Jammer dat er zo weinig belangstelling werd betoond in deze vereeniging, die zo uitstekend haar best doet om zich in de zangkunst te volmaken en wier ijverige pogingen, geleid door den bekwamen directeur, reeds zulke goede vruchten hebben gedragen….
Met groot genoegen hoorden we bijvoorbeeld het aardige niet gemakkelijke “ Jan Maat” van Richard Hol , dat er heel goed inzat. Zo ook “ het Lied” van Kallenbach, waarin en bariton-solist en koor zich uitstekend van hunne taak kweten. Veel succes behaalde de sopraan- soliste Mej. Johanna van der Linden van Amsterdam, met eene aria uit “ Die Jahreszeiten” van Haydn en met een drietal kleinere nummers na de pauze….
Vooral de kleinere nummers bekoorden het publiek, dat Mej. Van der Linden herhaaldelijk terug riep om haar te danken en te huldigen voor de uitstekende wijze, waarop zij zich van haar taak kweet. Een heel mooi nummertje was “ Der Vogel im Walde” van W. Taubert…….Over de solo-violist, den heer Wagner, behoeven we weinig te zeggen; wie de Arnhemsche concerten bijwoont, weet, dat we in hem ontmoeten een man, die zijn instrument volkomen beheerscht, een kunstenaar in den waren zin des woords, wat hij bewees door een vertolking van de Introduction en het andante uit het D-moll-concert van Vieuxtemps en het andante uit het vioolconcert van Mendelssohn. De Zigeunerweisen van Sarasate brachten ons in verrukking door het meesterschap dat de heer Wagner hier ten toon spreidde, waarmede hij schitterend de grote moeilijkheden in deze compositie overwon.
Wij herhalen het:” Kunst na Arbeid” heeft den muziekliefhebbers een aangenamen avond bereid en het verlangen gewekt de vereeniging nog vele malen te hooren.”
Kunst Veredelt in 1907
Als op 13 april 1907 “ Kunst Veredelt”, onder leiding van hun nieuwe dirigent A. Runeman, optreedt in het Concertgebouw is de bezetting beter. Als solisten traden die avond de sopraan Hilly Tibo en de dirigent J. S. Rüneman, een voormalig, excellent violist van het A.O.V, op. Dit vermaarde Oosterbeekse koor werd op 18 november 1866 als het Oosterbeeks Mannenkoor onder de zinspreuk “Kunst Veredelt” opgericht. De eerste dirigent, de muziekmeester E. W. Schramm was in die jaren het middelpunt van het Oosterbeekse muzikale leven.
Toen de schilderessen Maria Vos en Adriana Haanen in 1863 aan de Weverstraat, ter hoogte van de huidige Dam, kwamen wonen troffen zij deze duizendpoot als buurman. Hij was eveneens dirigent van het leerlingenkoor van de kostschool voor jonge dames de Tafelberg, van het dameskoor “ Oefening baart Kunst” en van de Muziekvereeniging, terwijl hij ook artistiek betrokken was bij het Zang- en Hoornmuziekgezelschap Harmonie. Tot 1860 werden de repetities en “openbare voordrachten”, zoals men dat in die tijd noemde gehouden in de Openbare Lagere School van meester Van Ewijk aan de Beneden-Weverstraat.27.
Toen Jan Kneppelhout eind 1869 de opening van het door hem gefinancierde Concertgebouw verzorgde konden de koren vanaf die tijd deze zaal gebruiken voor hun repetities en uitvoeringen. Uiteraard kwam ook de Christelijke Jongelings-vereeniging onder de zinspreuk: “ Ik schaam mij het Evangelie van Christus niet” bijeen in het Concertgebouw; Jan Kneppelhout bekleedde in de zeventiger jaren van de 19de eeuw het presidentschap van deze de jongelingen stichtende vereniging. In 1877 worden op verzoek van het mannenkoor“Kunst Veredelt” onderhandelingen gevoerd die moeten leiden tot een fusie met het dameskoor.
Op 19 januari 1878 krijgen de heren hun zin en ontstaat het gemengd koor de Oosterbeekse zangvereniging “Kunst Veredelt”. De eerste uitvoering van het nieuw gevormde koor vindt plaats op 28 maart 1878 in een aan liefdadigheid gewijd concert waarvan de opbrengst, f 305,-, ten goede komt aan de slachtoffers van de watersnood in Gelderland. Op de foto hierboven uit 1878, gemaakt kort voor het vertrek van Schramm als dirigent zien we het koor in de nieuwe samenstelling, op een hoogte in het Zweijersdal.
Na het vertrek van Schramm uit Oosterbeek in het najaar van 1878 wordt als nieuwe dirigent David Koning jr. uit Amsterdam benoemd die deze post zou vervullen tot 1880. In dat jaar verschijnt J. Hollenbach uit Velp voor het koor. Deze dirigent houdt het 15 jaar vol en wordt in 1906 opgevolgd door J. S. Rüneman, die op zijn beurt in 1921 Co van Beinum, broer van de dirigent Eduard van Beinum, als opvolger heeft. Rüneman en Van Beinum waren oudviolisten van het AOV. Met name Rüneman voerde met het koor steeds meer oratoria uit en stelde het Oosterbeeks publiek in staat met zeer vooraanstaande solisten kennis te maken.
Die Jahreszeiten
Onder de Oosterbeekse bevolking was vooral de goede sfeer waarin gemusiceerd werd befaamd. Zo lezen we in een recensie van “ Die Jahreszeiten” die in de zomer van 1910 in het Concertgebouw werd opgevoerd: “ … dat ouders hun zonen en dochters konden toevertrouwen aan het koor omdat zij wisten, dat hun kinderen verkeerden in een milieu, waarin naast ernstige beoefening der zangkunst bij gepaste gezelligheid, de goede toon nimmer uit het oog werd verloren.”
Ook de plaatselijke elite verleende graag haar (financiële) medewerking aan de roemruchte daden van het koor. Prof. Mr. J. Lebret, Mr. N. M. Lebret, dr. L. Fangman, mej. A. Wolterbeek, de burgemeesters Jan van Embden en J. V. M. Toulon van der Koog, allen traden op als beschermers van het koor. Voorts werd er door het echtpaar Tulp-Wiegersma een stichting in het leven geroepen die financiële steun aan het koor verleende middels het “ Zangfonds Oosterbeek”. Toulon van der Koog, een voortreffelijk violist, verleende zelf medewerking aan uitvoeringen en zag zijn vrouw en dochter uitgroeien tot zeer gewaardeerde leden van het koor. Het Concertgebouw zat in die tijd ook buiten het toeristenseizoen vol, althans bij uitvoeringen van oratoria.
De Messias
Bij een concert ter ere van het aantreden van Co van Beinum in 1921 dat, wegens succes in het nieuwe Musis Sacrum in Arnhem werd herhaald, stonden “De Messias” en “Judas Maccabeus” van Händel, “ Das Lied von der Glocke” van Bruch en wederom “ Die Jahreszeiten” op het programma.
Bij de recensies valt steeds weer op dat men de akoestiek van het Concertgebouw roemt. Toen dan ook in 1926 het vijftigjarig bestaan van de Oosterbeekse zangvereniging “Kunst Veredelt” luister werd bijgezet door een concert onder leiding van Co van Beinum, klaagde de journalist van de Oosterbeekse Courant: “Het valt dan ook te bejammeren dat het voor zich sterk uitbreidende dorp een steeds nijpender gebrek aan ruimte doet gevoelen, zo zeer zelfs dat de jubileum- uitvoering op 19 januari aanstaande niet in het Concertgebouw kan plaats vinden maar gegeven wordt in “Thabor”
Betrokken bestuursleden
Naast het hebben van gedreven dirigenten kon het koor zich er eveneens op voorstaan al die jaren zeer betrokken bestuurders te hebben gehad. De in 1903 overleden K. J. Breman had er een 27 jarig voorzitterschap opzitten. De hem opvolgende A. van Ewijk zou als hij langer geleefd had dat zeker ook hebben gedaan. Helaas overlijdt hij in 1907. Van diens opvolgers noemen we A. Hilhorst, H. Schildering, C. Koning en E. A. Hilhorst. “ Eenvoudige degelijke burgers die hun krachten altijd en overal ten bate der gemeenschap gaven.”
Schrijf een reactie