Geert van der Straaten
Een onderbelicht persoon uit de geschiedenis van de zuidelijke Veluwezoom is J.W.F. (Willem) Scheffer. In Heveadorp is een straat naar hem vernoemd en zijdelings komt hij ter sprake in boeken over Heveadorp, de Westerbouwing en kasteel Doorwerth, maar verder is hij sinds zijn dood in 1917 in de vergetelheid geraakt. Toch was Scheffer tijdens zijn leven een bekende Nederlander, een succesvol zakenman, grootgrondbezitter in onze regio en eigenaar van een van de bekendste agrarische bedrijven van Nederland. In juni 2016 verscheen het boek “Willem Scheffer en modelboerderij “Het Huis ter Aa” ”, een eerste poging om meer licht te werpen op deze man, op de invloed die hij heeft gehad op Doorwerth, Oosterbeek en Heveadorp en op de opkomst en ondergang zijn modelboerderij. In de navolgende bijdrage wordt een korte introductie gegeven.
Willem Scheffer werd geboren op 28 december 1846. De eerste 25 jaar van zijn leven wees niets erop dat hij ooit succesvol en beroemd zou worden. Willem was een slechte scholier, haalde met veel moeite de HBS en werd na een jaar gedwongen zijn opleiding aan de Polytechnische School in Delft (de voorganger van de Technische Universiteit) op te geven. Op dat moment stopte zijn vader namelijk zijn studietoelage omdat Willem, die al midden twintig was, te veel feestte en te weinig studeerde. Zijn vader was diep teleurgesteld in zijn zoon, zeker omdat broer Rudolph inmiddels was gepromoveerd in de plantkunde en was benoemd tot directeur van de nationale botanische tuin in Buitendorp op Java. De relatie met zijn vader bekoelde verder toen Willem in 1873 boekhouder werd bij een klein bedrijf in Weesp, waar het gezin Scheffer woonde. Willem werd waarschijnlijk aangenomen omdat hij een jeugdvriend was van één van de vennoten en een relatie had met diens zus. Deze baan vormde echter de grondslag voor alle successen die Scheffer later zou behalen. Het bedrijf waarbij hij boekhouder werd was namelijk de “Cacao- en chocoladefabriek C.J. van Houten & Zoon”.
Geholpen door zijn huwelijk met Tru van Houten in 1876 klom Scheffer snel op in het bedrijf en hij werd in 1883 vennoot. In het boek komt naar voren dat het voorheen bestaande idee dat Scheffer een fortuin heeft vergaard door een rijke Van Houten-erfgename te trouwen, niet klopt. De Van Houtens waren nog niet rijk toen Scheffer een relatie kreeg met Tru en hij heeft zelf een belangrijke rol gespeeld bij de explosieve groei van het bedrijf in de jaren die volgden. Van Houten groeide van zo’n 20 werknemers in 1873 naar 78 in 1881 en meer dan 600 in 1891. De groei van het bedrijf was in belangrijke mate gebaseerd op grootschalige reclamecampagnes, al blijkt uit het boek dat het bekende verhaal dat Scheffer illegaal een Van Houten reclamedoek aan de Eiffeltoren liet hangen een mythe is. Scheffer had van de drie vennoten van de firma formeel de minste macht, maar hij werd door de buitenwacht gezien als het gezicht van Van Houten en de Amsterdamsche Courant kroonde Scheffer in 1889 zelfs tot ‘Cacaokoning’ van Nederland.
Vijf jaar later waren deze goede tijden echter al ten einde. Scheffers vrouw Tru overleed in 1893 en er ontstonden conflicten binnen de leiding van het bedrijf, onder meer omdat Scheffer een relatie kreeg met zijn nichtje Jacoba Scheffer. Scheffer verliet het bedrijf in 1894 maar behield wel zijn jaarlijkse uitkering van 15,2% van de winst.
Scheffer vestigde zich vervolgens in Doorwerth, waar hij Huize Duno huurde. In mei 1895 waren de Duno, de Fonteinallee en het gemeentehuis in Heelsum het decor van een grootse viering van het huwelijk van Willem en Jacoba, waarvan gelukkig nog een verslag in de Renkumsche Courant resteert. Scheffer was voornemens om te gaan rentenieren, maar werd al snel actief in de Doorwerthse gemeenschap en het leven op de stuwwal beviel hem zo dat hij in 1898 de Duno kocht. Vanaf dat moment drukte Scheffer zijn stempel op de omgeving, hoewel hij om nog niet bekende redenen van 1900 tot 1903 in Genève verbleef. Hij liet het oostelijke deel van de Fonteinallee verbeteren en bouwde langs die weg, aan de kruising met de Italiaanseweg, het Jagershuis en oostelijker, bij de Veerweg, het nog altijd aanwezige tolhuis. Ook de weg van de Boersberg via de Kapelleboom naar de Duno werd verbeterd. Waar deze weg de Italiaanseweg kruiste, bij de ingang van de Duno, kwamen twee prachtige huizen, Pretty Home en Forest Hill. Op de Duno zelf verschenen nieuwe gebouwen en de bossen werden verfraaid door tuinarchitecten Henri Copijn en L.A. Slinger. Anno 2016 is Geldersch Landschap en Kasteelen doende hun werk te restaureren.
Tot ergernis van de toerisme-industrie in Oosterbeek weigerde Scheffer de Duno open te stellen voor het publiek, maar de kranten uit die tijd schreven regelmatig over grote gezelschappen die de Duno bezochten, met fanfares, vuurwerk en mooie speeches.
In 1907 liet Scheffer zich voor meer dan 3 miljoen gulden uitkopen uit Van Houten en met dat geld kon hij nog grotere dingen doen. Hij kocht de Valckeniersbossen en de Westerbouwing, waar hij het bestaande paviljoen verving door een restaurant met muziekkoepel, prachtige toegangen creëerde en de Oude Oosterbeekseweg, eerder een mulle zandweg, liet verharden. Ook werd hij eigenaar van het Drielse Veer, met de daarbij behorende gronden aan de andere zijde van de Rijn. Zijn grootste slag sloeg Scheffer in 1908 toen hij kasteel Doorwerth met omringende uiterwaarden en bossen kocht van Jacob Gabriel ridder van Rappard. Van Rappard had het kasteel in 1878 geërfd maar had niet het geld om het te onderhouden. Na 1900 lag het kasteel er dan ook vervallen bij. Zoals uit het boek blijkt was Scheffer evenmin bereid om het kasteel te restaureren en even ging zelfs het gerucht dat hij het zou laten slopen. In 1910 verkocht Scheffer het kasteel echter voor een ‘zeker niet te hoge prijs’ van 10.000 gulden aan F.A. Hoefer, voorzitter van de vereniging De Doorwerth, die het in de daaropvolgende jaren liet renoveren.
Zo was Scheffer eind 1908 eigenaar van alle bossen en uiterwaarden tussen de Westerbouwing in het oosten en de Boersberg in het westen. De bossen lijkt Scheffer met name te hebben gekocht in de hoop deze ooit in kleinere landgoederen te kunnen splitsen en verkopen. De uitgestrekte uiterwaarden had Scheffer nodig voor zijn grootste project, waaraan hij sinds ongeveer 1904 had gewerkt: de modelboerderij “Het Huis ter Aa”.
Uit het boek blijkt dat dit geen hobby was van een man met teveel geld, maar een onderneming die was gebaseerd op destijds reële verwachtingen. Ondanks verbeteringen in de bewerking van melk vanaf het midden van de 19e eeuw was besmetting met ziektekiemen nog steeds een probleem. In 1900 nog veroorzaakte besmette melk een grote tyfusepidemie in Utrecht. Een deel van de wetenschap zette in op pasteurisatie van melk, in 1886 voor het eerst toegepast, maar deze techniek was nog niet volmaakt en kon zelfs gevaarlijk zijn. Om die reden waren er ook wetenschappers en ondernemers die meenden dat het beter was om besmetting van melk te voorkomen, dan om vervuilde melk achteraf te bewerken.
Er ontstonden modelboerderijen waar zo hygiënisch werd gewerkt dat besmetting onmogelijk zou moeten zijn. In 1904 bijvoorbeeld liet W.A. van Laer op de Paasberg in Oosterbeek een ‘sanitätsmilchstall’ bouwen, later de “NV Hygiënische Melkerij ‘Oosterbeek’” geheten.
Scheffers modelboerderij “Het Huis ter Aa” was dus zeker niet de enige modelboerderij van Nederland, maar werd wel de grootste en bekendste.
Er ontstonden modelboerderijen waar zo hygiënisch werd gewerkt dat besmetting onmogelijk zou moeten zijn. In 1904 bijvoorbeeld liet W.A. van Laer op de Paasberg in Oosterbeek een ‘sanitätsmilchstall’ bouwen, later de “NV Hygiënische Melkerij ‘Oosterbeek’” geheten.
Scheffers modelboerderij “Het Huis ter Aa” was dus zeker niet de enige modelboerderij van Nederland, maar werd wel de grootste en bekendste.
De eerste gebouwen van de modelboerderij stonden beneden in het dal van de Seelbeek, bij de Rijn. In de zomer van 1908 volgde een grote uitbreiding toen ongeveer 1100 man hoger op in het dal bossen rooiden en een groot plateau creëerden waarop een nieuw complex verrees met ruime stallen, een melkfabriek, een elektriciteitscentrale, een kantoor en een verblijf voor de knechten. Op het terrein van de boerderij en langs de Oude Oosterbeekseweg werden huizen gebouwd voor het personeel , alsmede een ruime villa, huize Jacoher.
Scheffer gebruikt zijn reclame-ervaring om Het Huis ter Aa landelijke bekendheid te geven. Er verschenen zoveel ansichtkaarten van de modelboerderij dat deze nog altijd ruim beschikbaar zijn. Ook opende Scheffer een winkel met melksalon in de Dorpsstraat in Renkum, kocht hij logement Schoonoord in Heelsum en pachtte hij paviljoen Sonsbeek in Arnhem. In Amsterdam, Utrecht Nijmegen en Arnhem verschenen verkoopfilialen van Het Huis ter Aa en in kranten en tijdschriften werd aandacht besteed aan het bedrijf bij de Duno. Het Huis ter Aa werd zo bekend dat in 1909 zowel prins Hendrik als oud president Steyn van de Oranje-Vrijstaat een bezoek brachten. Het voorbeeld van Scheffer inspireerde ook Geert van Mesdag, een vroegere collega bij Van Houten, die ten noorden van Oosterbeek zijn Johannahoeve startte.
Toch was al binnen een paar jaar duidelijk dat de modelboerderij nooit winstgevend zou worden. De kosten (en dus de melkprijs) waren te hoog terwijl pasteurisatiemethoden werden verbeterd en Scheffers ‘zuivere melk’ zijn aantrekkingskracht verloor. De laatste, moeilijke, fase van Scheffers leven brak aan in november 1911 toen zijn tweede vrouw, Jacoba, overleed. Scheffer verhuisde naar Den Haag en zag zich genoodzaakt om de steeds verder oplopende verliezen van zijn boerderij te dekken door steeds meer gronden te verkopen. De Westerbouwing werd gekocht door de gemeente Renkum om openstelling voor het publiek te waarborgen en over de veilingen van de Doorwerthse bossen in 1912 en de Duno in 1914 werd in de landelijke bladen gedebatteerd. De op 31 juli 1914 geplande veiling van de Duno werd overigens gefrustreerd door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog drie dagen eerder. Pas in 1917 zou dat landgoed aan Odo van Vloten worden verkocht.
Nadat al enkele jaren geruchten rondgingen over het einde van de modelboerderij kwam het in 1915 daadwerkelijk tot een sluiting. Het stamboekvee, de wagens, de machines en de weilanden werden in de loop van dat jaar verkocht en in september 1915 kwamen de gebouwen van de modelboerderij in handen van de Hevea-rubberbandenfabriek van D.F. Wilhelmi uit Hoogezand. De open ruimten tussen de stallen werden in de decennia daarna volgebouwd met nieuwe fabriekshallen, maar tot de verwoestingen in 1944 en 1945 waren de oude gebouwen van de modelboerderij nog goed herkenbaar. De ziekenstal en het knechtenverblijf (later hotel Huis ter Aa) bleven zelfs bestaan tot de sloop van de Heveafabriek begin jaren tachtig.
Willem Scheffer overleed op 17 juli 1917. Uit de door zijn pleegzoon en erfgenaam, Franz Scheffer, opgestelde boedelbeschrijving blijkt dat een groot deel van het kapitaal dat Scheffer bij Van Houten had verdiend was verdampt. In de honderd jaar daarna is ook veel van de faam van Scheffer en zijn modelboerderij verdwenen, maar zoals in het boek wordt beschreven zijn er in en rond Heveadorp nog vele tastbare herinneringen aanwezig.
Het boekje “Willem Scheffer en modelboerderij “Het Huis ter Aa” “ telt 147 bladzijden en is voor
€ 14,50 verkrijgbaar bij de Duoshop en de Readshop in Doorwerth en bij Meijer en Siegers in Oosterbeek. Ook is het te bestellen via geertvanderstraaten@gmail.com
Schrijf een reactie