Pieter van der Kuil
Op 1 november 1866 verkoopt Taets van Amerongen “Schoonoord” aan de Amsterdamse firma Wolterbeek & Co voor een bedrag van Fl. 27225. Het zou het begin markeren van een onrustig jaar. Voor de aankoop werd getekend door Willem Pieter Wolterbeek, mede-firmant in de vennootschap. Deze Willem Pieter Wolterbeek heeft een zeer intrigerende rol gespeeld in de geschiedenis van “Schoonoord”. De familie Wolterbeek had al een langere traditie in Oosterbeek, en was daar zeer gezien getuige ook de aanwezigheid van een Wolterbeeklaan aan de westkant van het dorp.
De eerste Wolterbeek in Oosterbeek was Dirk Jacob, die van 1820 tot 1827 predikant was in de Oude Kerk. Zijn halfbroer, Robert Daniël Wolterbeek, koopt in 1845 het terrein van de “Koude Herberg” aan de zuidkant van de Utrechtseweg en bouwt daar de villa “Valkenburg”. De herberg wordt schuin daar tegenover herbouwd aan de noordzijde van de Utrechtseweg.
Robert Daniël Wolterbeek werd in 1801 in Amsterdam geboren. Hij was een veelzijdig man, die vooral bekend is geworden als directeur (1858-1868) en later commissaris (1872-1882) van de Nederlandsche Bank. Daarnaast was hij chef van het handelshuis Daniël Crommelin & Zoonen te Amsterdam, lid van de Kamer van Koophandel aldaar, lid van de gemeenteraad van Amsterdam en van de provinciale staten van Noord-Holland. Ook was hij regent van het gasthuis te Amsterdam en lid van het College van Toezicht op de Hortus Botanicus. Later was hij ook lid van de provinciale staten van Gelderland. In 1829 trouwt Robert Daniël in Amsterdam met de in 1802 geboren Henriëtta Maria Anna Meijer. Zij kregen zes kinderen, waaronder zoon Willem Pieter (1832) en dochter Anna Henriëtta (1834). Deze laatste zou in Oosterbeek uitgroeien tot een bekende schilderes van landschappen, stillevens en bloemen. Ondanks zijn drukke activiteiten in Amsterdam probeert Robert Daniël zoveel mogelijk in Oosterbeek bij zijn gezin te vertoeven. Over Oosterbeek zou hij later schrijven: “Valkenburg werd door mij in 1845 gekocht en aangelegd. Het is op dat bevallige plekje, in die heerlijke omgeving, dat ik met mijn geliefde Echtgenoote en onze kinderen, gedurende vele Jaren, door Gods groote Goedheid, in Zijne altoos zoo vriendelijke natuur, het ruimste en edelste levensgenot mogt smaken” 15). Dit alles gaat goed, tot in 1866 voor hem een annus horribilis aanbreekt.
In augustus van dat jaar overlijdt zijn vrouw Henriëtta op 63-jarige leeftijd. Zij wordt begraven op het achterste gedeelte van de Algemene Begraafplaats aan de Fangmanweg in een omheind familiegraf. Bij het graf wordt het woord gevoerd door de hoogleraar F.J. Domela Nieuwenhuis, de Lutherse dominee A.J. Schröder en de Oosterbeekse predikant W. Zegers. Robert Daniël is overmand door verdriet, en laat vastleggen dat er bij haar graf witte rozen (Rosa Aimée Vibert16)) op halfstam moeten worden geplant. Als Sipman in 1881 de Algemene Begraafplaats bezoekt, blijkt uit zijn sfeervolle beschrijving dat er inderdaad rozen bij het graf staan. Henriëtta was een vrome vrouw, die bij gelegenheden godvruchtige gedichten schreef. Een paar jaar na haar dood geeft Robert Daniël deze gedichten uit in een boekje, aangevuld met de toespraken die bij haar graf zijn uitgesproken18). Robert Daniël is nog niet bekomen van dit grote verlies, als zijn zoon Willem Pieter hem in oktober komt melden dat hij “Schoonoord” heeft gekocht. De dood van zijn vrouw en de gebeurtenissen die zich in de loop van 1867 ontwikkelen, grijpen Robert Daniël zo aan dat hij zich in 1868 niet herkiesbaar stelt als direkteur van de Nederlandsche Bank wegens gezondheidsklachten en familie-omstandigheden die zijn verblijf elders vereisen.
Willem Pieter Wolterbeek werd in 1832 in Amsterdam geboren. Zoals veel zonen uit de betere kringen kreeg hij zijn opleiding aan de kostschool “Instituut Noorthey” in Veur (huidige Leidschendam). Zelf refereert hij later aan deze periode als “een tijd waarin hij zich gelukkig heeft gevoeld”. Hij studeerde Rechten in Leiden, Amsterdam en Utrecht, waarna hij zijn studie afsloot met een dissertatie over een economisch onderwerp: “Geschiedkundige Studiën over Kapitaalverdeeling. Eene staathuishoudkundige proeve, Utrecht 1857”. Hij trouwde in 1859 met de 21-jarige Utrechtse domineesdochter Maria Elisabeth van Marken, met wie hij zes kinderen kreeg.
Na zijn promotie vestigde Willem Pieter zich als gasfabrikant te Amsterdam, waar hij diverse gasfirma’s oprichtte samen met zijn vennoot Nicolaas Jan Pook van Baggen onder de naam Wolterbeek van Baggen & Co. Particuliere gaswinning ten behoeve van straat- en huisverlichting was in de periode van 1840-1870 booming business; in de jaren daarna werden de meeste gasfabrieken echter door de gemeenten overgenomen. In 1858 kreeg hij de concessie van de gasfabriek in Tilburg in zijn bezit. Aan dit laatste herinnert nog de Wolterbeekstraat aan de noordrand van deze stad. In 1862 volgde de concessie in Middelburg en in 1863 die in Tholen. In 1866 liepen de zaken echter uit de hand, wat uiteindelijk desastreus voor Willem Pieter zou uitpakken.
Wolterbeek & Co was een vastgoedfirma die twee dagen voor de aankoop van “Schoonoord” was opgericht door Willem Pieter Wolterbeek en Hendrik Adrianus Kampers, van beroep architect maar tevens gasfabrikant, woonachtig te Middelburg. Behalve “Schoonoord” was ook een eerder in 1866 door hen beiden aangekocht perceel grond in Tilburg in de vastgoedfirma ondergebracht. In datzelfde jaar besloot de gemeente Nijkerk tot oprichting van een gasfabriek en schreef daartoe een aanbesteding uit. De enige inschrijver was Willem Pieter Wolterbeek en de bouw en exploitatie werden hem dan ook gegund. De overeenkomst met de gemeente werd eind augustus gesloten, waarbij vader Robert Daniël en Kampers zich als borg hoofdelijk aansprakelijk stelden tot de ingebruikname van de fabriek. Daarna moest de aannemer (i.e. Willem Pieter) de gemeente recht van eerste hypotheek verlenen voor een bedrag van Fl. 10000. De bouw van de fabriek werd uitgevoerd door de firma Wolterbeek & Co. Het ziet er echter naar uit dat de kosten hierbij danig uit de hand zijn gelopen. Niet alleen was de gemeente erg veeleisend, maar tot overmaat van ramp bleek er als gevolg van de hoge waterstanden in de uiterwaarden een tijd lang geen klei voor de stenen te kunnen worden afgegraven. Dit zorgde voor een vertraagde oplevering, waardoor Willem Pieter zelfs een tijdlang voor petroleum-verlichting van de straten moest zorgen, waarbij hij tevens de lantaarnopsteker in dienst moest nemen.
Op 18 september 1867 werd de gasfabriek uiteindelijk opgeleverd, hetgeen door de Nijkerkse bevolking groots werd gevierd19). En alsof Willem Pieter al niet genoeg hooi op de vork had genomen, had hij samen met Kampers eind 1866 ook nog de N.V. “Elburgsche Gasfabriek” opgericht.
Het is niet duidelijk waarom Willem Pieter in 1866 zijn oog op “Schoonoord” heeft laten vallen. Mogelijk heeft zijn vader hem er op geattendeerd dat Taets van Amerongen het huis wilde verkopen. Hoe dan ook, als ondernemer ziet hij goede mogelijkheden om het gebouw als hotel te exploiteren. Wolterbeek & Co investeert fors in “Schoonoord”: het huis wordt grondig verbouwd en tot hotel (garni) ingericht, met maar liefst 13 bovenkamers, van alle toenmalige gemakken (stookplaatsen, meubilair, linnengoed, etc.) voorzien en klaar om gasten te ontvangen. Tot exploitatie van het hotel door Wolterbeek & Co is het echter nooit gekomen.
Wat er precies is misgegaan, is niet geheel duidelijk. Het lijkt er op dat de firma Wolterbeek & Co niet over voldoende kapitaal beschikte om zowel de bouw van de Nijkerksche Gasfabriek als de investeringen in “Schoonoord” te financieren20). Bovendien heeft Willem
Afb.8: Links, Willem Pieter Wolterbeek (1832-1909); Rechts, Maria Elisabeth van Marken (1838- 1916).
Bron: fotocollectie G.J. van Rhijn.
Pieter mogelijk zijn mede-gerent (bestuurder) Kampers en de commanditaire vennoten – waaronder Kneppelhout en de Amsterdamse burgemeester Den Tex- hiervan niet bijtijds op de hoogte gesteld, waartoe hij volgens de statuten wel verplicht was. Plotseling dreigde er een faillissement voor Wolterbeek & Co. Hierdoor bracht Willem Pieter overigens niet alleen zichzelf in ernstige problemen, maar ook Kampers, aangezien beiden hoofdelijk aansprakelijk waren. Illustratief in dit verband is wellicht dat Kampers een dag voor de oplevering van de Nijkerksche Gasfabriek bij de Credietmaatschappij in Amsterdam een persoonlijke lening van maar liefst Fl. 30000 afsluit, waarvoor Pook van Baggen borg staat
Ook zijn er aanwijzingen dat vader Robert Daniël financieel te hulp is geschoten. Een faillissement van Wolterbeek & Co, of zelfs al een rechterlijk geding, zou voor de familie, laat staan voor hem als bankdirecteur, ernstig gezichtsverlies betekenen. Vandaar dat er op 9 november 1867 door de gerenten van Wolterbeek & Co en de firma’s Wolterbeek van Baggen & Co een minnelijke schikking wordt getroffen. Willem Pieter staat daarbij echter geheel buiten spel. Hij had op 16 oktober voor een periode van 11 maanden al zijn bevoegdheden, zowel privé als zakelijk met betrekking tot alle firma’s waarin hij zeggenschap had, aan zijn vader Robert Daniël gedelegeerd. De schikking wordt aangegaan door Robert Daniël, Pook van Baggen en Kampers. Willem Pieter is hier niet bij aanwezig, want op straffe van ontslag als mede-gerent mag hij zich voorlopig nergens meer mee bemoeien.
Al een dag voor de schikking hadden Robert Daniël en Kampers de Arnhemse notarisklerk Gerrit Jan Arnoldus Kok gemachtigd om als hun zaakgelastigde “in het openbaar of uit de hand” het buitengoed “Schoonoord” te verkopen voor een prijs die deze als “geraden zal oordelen”. Een directe koper bleek echter niet voorhanden en dus werd het goed op 27 november 1867 geveild. De inboedel, inclusief al het linnengoed van het hotel, was overigens al op 7 november via een aparte veiling verkocht voor een bedrag van Fl. 5769,60. Uiteindelijk werd “Schoonoord” in zijn geheel verkocht aan de hoogste bieder, Hendrik Bernhard Wentink, eigenaar van Pension “Vredelust” in de Middachtersteeg. Het verkoopbedrag van Fl. 16181 was een koopje vergeleken met de aankoopprijs van een jaar daarvoor, te weten Fl. 27225.
In 1868 en 1869 werden de Tilburgse bezittingen van Wolterbeek & Co verkocht21), en in december 1869 werd de firma geliquideerd. Willem Pieter treedt in 1869 en 1870 bij de firma’s Wolterbeek van Baggen & Co af als gerent, maar blijft wel commanditair vennoot. Hij verhuist eind 1867 met zijn gezin naar Bloemendaal, mogelijk omdat hij in Amsterdamse kringen niet meer welkom was. In de daarop volgende jaren kreeg hij psychische problemen en uiteindelijk overleed hij in 1909 in Haarlem. Zijn vader Robert Daniël, die in 1883 was overleden, had “Valkenburg” aan zijn ongehuwde dochter, de schilderes Anna Henriëtta, gelegateerd. Zij bewoonde het huis van 1880 tot aan haar dood in 1905. “Valkenburg” kwam vervolgens in bezit van haar neef, de in 1869 in Nederlands Indië geboren Dirk Jacob Wolterbeek. Anna Henriëtta had al haar onroerend goed –naast “Valkenburg” onder andere ook de “Koude Herberg”- aan hem vermaakt. Deze Dirk Jacob en zijn anderhalf jaar oudere zus Petronella Anna Henriëtta Maria woonden al sinds hun vroege jeugd op “Valkenburg”.
Dirk Jacob was econoom en gehuwd met zijn volle nicht Maria Elisabeth, een van Willem Pieters dochters. Zij waren de laatste Wolterbeken die op “Valkenburg” hebben gewoond. In 1923 werd het huis verkocht en begin zeventiger jaren werd de villa gesloopt. Een plafondversiering uit dit huis heeft de sloop overleefd, en is te zien in het Oude Raadhuis van Rhenen. De meeste Wolterbeken die in Oosterbeek hebben gewoond, liggen begraven in het familiegraf op de Algemene Begraafplaats aan de Fangmanweg.
Schrijf een reactie