Deze villa is tussen 1920 en 1930 gebouwd in Gooise landhuisstijl. Volgens de bewoner ten tijde van de inventarisatie is het pand omstreeks 1920 gebouwd naar ontwerp van de Oosterbeekse architect A. Kraaijenvanger. Het gemeentelijk register van bouwvergunningen geeft A. Visser aan als opdrachtgever, 1928-1929 als bouwjaar en De Groot als bouwmeester.
Kenmerkend voor dit ontwerp zijn o.a. de gevarieerde hoofdvorm met een overhoeks op de hoofdbouw staande vleugel; erkers, balkon en terras als schakels tussen huis en tuin; de variatie qua grootte en type van de glas-in-loodramen; het samengestelde rieten dak met aankappingen en dakruiter; de gevarieerde plattegrond met vertrekken van verschillende grootte en specialisatie van functies. Het vrijstaande pand bevindt zich aan de zuidwestelijke rand van de bebouwde kom van Heelsum, en is gesitueerd op de zuidwestelijke hoek van de Utrechtseweg en de Heidesteinlaan.
Villa van één bouwlaag en hoge kap (waarin een verdieping en een zolder) op samengesteld grondplan. De hoofdbouw heeft een min of meer rechthoekig grondplan met kleine uitbouwen in de vorm van erkers en een halfrond overdekt terras. De garage is overhoeks tegen de noordoost-hoek van de hoofdbouw gebouwd. De gevels van gele baksteen zijn in Vlaams verband gemetseld met terugliggende voegen en hebben een trasraam van rode baksteen. De uitgespaarde muuropeningen worden afgesloten door rollagen. De vensters op de begane grond zijn voorzien van houten spiegelluiken, met uitzondering van de vensters in de achtergevel waar rolluiken zijn aangebracht (de oorspronkelijke rolluiken zijn op één na allemaal vernieuwd). De ramen hebben een houten roedenverdeling of zijn voorzien van transparant glas-in-lood. De venstertralies zijn niet oorspronkelijk. In de plaats van lekdorpels zijn loden slabben aangebracht. Het hoge gebroken schilddak heeft aankappingen van verschillende grootte en nokhoogte ter plaatse van een brede afgewolfde geveltop aan de voorzijde, de overhoeks geplaatste garage aan de linker voorzijde, een over twee bouwlagen opgetrokken erker aan de achterzijde, en een brede lage erker aan de rechter zijde. Het samengestelde dak is gedekt met riet. Op de nokken zijn gesmoorde rietvorsten gemetseld. Onder het dakoverstek zijn knelplanken aangebracht (niet oorspronkelijk). Op de nok van het gebroken schilddak is een vierzijdige dakruiter geplaatst met rieten tentdakje (klokje verwijderd). Aan de achterzijde is ter hoogte van de verdieping een breed balkon in de kap uitgespaard. Voorts zijn ter hoogte van de zolder drie dakkapellen in het rieten dak aangebracht. De hoge schoorstenen zijn nog grotendeels oorspronkelijk (later toegevoegde vonkenvangers).
De asymmetrisch ingedeelde voorgevel heeft ongeveer in het midden van de hoofdbouw een brede, over twee bouwlagen opgetrokken, afgewolfde geveltop. Deze geveltop heeft rechts van het midden een verdiept gelegen en rondboogvormig afgesloten ingangspartij, waarin een rondboogdeur met glas en smeedijzeren rooster in het bovenste paneel. Links van de ingang bevindt zich een uitstulpend venster dat bestaat uit twee gekoppelde halve cilindervormen met stalen roedenverdeling. Links hiervan bevindt zich een w.c.-raampje. De geveltop heeft op de verdieping (ter plaatse van het trappenhuis) een groot driedelig kozijn met polychrome glas-in-loodramen. Dit trappenhuisvenster wordt aan weerszijden geflankeerd door een klein smal venster met valraampje.
De brede afgewolfde geveltop wordt op de begane grond aan weerszijden geflankeerd door een erker. De driezijdige erker rechts heeft een vierdelig kozijn met draairamen. De tweezijdige erker links heeft een driedelig kozijn met vast kalf: zesruits draairamen met luiken en vierruits bovenlichten. Op de linker erker sluit de garage aan. De garage heeft aan de rechter zijde een vensterstrook met drie zesruits valramen, en aan de smalle voorzijde een korfboogvormig afgesloten opgeklampte garagedeur. De rechter zijgevel heeft in de eerste bouwlaag vensteropeningen met per twee gekoppelde ijzeren draairamen.
De linker zijgevel heeft in het uitgebouwde gedeelte een dienstingang (paneeldeur in twee delen), twee vierruits valramen en een keukenraam (kruiskozijn met vierruits draairamen, luiken en valraampjes bovenin). Het met pannen gedekte afdak is niet oorspronkelijk. De linker zijgevel van het hoofdbouw-gedeelte is over twee bouwlagen opgemetseld en heeft enkelvoudige kozijnen en een hoekvenster.
De onregelmatig ingedeelde achtergevel heeft links in de eerste bouwlaag een grote ijzeren pui met tuindeuren tussen afgeronde muurdammen. In het midden bevindt zich een overdekt halfrond terras (houten plat dak op stijlen en gemetselde plint). De rechter travee heeft een over twee bouwlagen doorgaande gemetselde erker met vierdelige kozijnen. Op de verdieping is links hiervan in de kap een balkon uitgespaard. Het balkon heeft een terrazzovloer en is bereikbaar vanuit de drie aangrenzende vertrekken. Het flankerende vertrek aan de linker zijde heeft gepotdekselde gevels. De hall annex trappenhuis en garderobe is het centrale element in de ruimtelijke indeling van deze villa. De hall wordt geflankeerd door de voormalige bibliotheek aan de rechter zijde en de zogenaamde “groene kamer” aan de linker zijde. De “groene kamer” fungeert als een soort sluis tussen de dienstafdeling in het noordoostelijke deel van het huis (garage, dienstingang, kelders, keuken, pantry) en het woongedeelte. Aan de achterzijde van het huis bevinden zich de op het zuiden georiënteerde eetkamer en de salon (tussenmuur weggebroken). De salon en de bibliotheek staan met elkaar in verbinding door schuifdeuren. De villa bezit een groot aantal oorspronkelijke interieurelementen, zoals eikenhouten paneeldeuren met schouderbogen en geprofileerde omlijstingen; parketvloeren in visgraat-motief; terrazzovloeren in badkamer en toiletten; een haardzitje met houten schoorsteenmantel (boogjesfries, metalen haard) en flankerende muurbanken in de salon; een pantry met vitrinekast, doorgeefluik en wandtegels (fruitmand en -schalen, veelkleurig); een bordestrap met twee armen, getordeerde spijlen, geprofileerde handlijsten, lambrizering en trappaal met bol; decoratieve wandtegels in de garderobe (kinderspelen / zee- en zeilgezichten, blauw op wit); stook- en proviantkelder met troggewelven en vloer van rode plavuizen.
– Van architectuurhistorische waarde als representatief en vrijwel gaaf voorbeeld van een villa uit de jaren twintig in Gooise landhuisstijl. Het huis is van belang wegens de hoogwaardige esthetische kwaliteiten van het ontwerp, zoals deze tot uitdrukking komen in de voor deze bouwtrant kenmerkende gevarieerde hoofdvorm, het schilderachtige silhouet en de vrije plattegrond. Het goed bewaard gebleven interieur heeft een vrije plattegrond met een min of meer gescheiden dienst- en woonafdeling, een grote differentiatie aan vertrekken/functies, en een groot aantal karakteristieke interieurelementen zoals een haardzitje in de salon.
– Van stedenbouwkundige waarde als onderdeel van een voor de periode 1850-1940 in de gemeente Renkum kenmerkend bebouwingspatroon dat bestaat uit een lint van verspreid liggende villa’s aan de Utrechtseweg: de langgerekte ruggegraat’ die de kernen Renkum, Heelsum, Doorwerth en Ooosterbeek aan elkaar rijgt.
– Van cultuurhistorische waarde als bijzondere uitdrukking van een voor de gemeente Renkum kenmerkende sociaal-maatschappelijke ontwikkeling tussen 1850 en 1940, namelijk de immigratie van (nieuwe) welgestelden naar fraaie landelijke gebieden in de omgeving van een stad; in casu een villa in het geaccidenteerde en bosrijke gebied van de zuidelijke Veluwezoom nabij Arnhem. Het pand is voorts van belang voor de typologische ontwikkeling van het landhuis in Nederland gedurende het interbellum.
Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
Irene Harms
Me llamo Irene Harms, mi abuela Paula Maria Vogts Walls quien era arquitecto e historiadora alemana nacida en el Bremen, fue dueña de esa villa Campina entre los años 1930-1967. Vivió los años de la segunda guerra mundial en esa casa. Después que su esposo murió quedó sola porque su único hijo Pablo Harms Vogts vivia en America. Los alemanes invadieron la vila y ella tuvo que vivir encerrada en el baño hasta que no aguanto y se fue hasta Bruselas en una bicicleta sin tripas quedándose a vivir en casa de su prima. Al terminar la guerra, volvió a la Campina encontrandola casi destruida, y vendió la mitad del terreno para remodelar. Quedaron los lavamanos de porcelana originales dañados y mi abuela los reparo. En el año 1967 pude viajar desde Venezuela a Holanda con mi esposo Pedro Alvarez quedando un mes y medio y pude conocer a mi abuela quien murió el mismo año. En el año 1969 volvimos a la Campina y vivimos un año con mi padre, Pablo Harms. tengo conocimiento, por fotos y comentarios familiares, de personas destacadas de la sociedad venezolana que llegaron a alojarse en Villa Campina. Años despues fue vendida por mi padre quien se radico en la ciudad de México donde falleció en el año 2004
Irene Harms
Mijn naam is Irene Harms, mijn grootmoeder Maria Paula Walls Vogts, die een Duitse architect en historicus geboren in Bremen was, was de eigenaar van die stad Campina tussen de jaren 1930-1967. Hij leefde de jaren van de Tweede Wereldoorlog in dat huis. Na de dood van haar man was ze alleen omdat zijn enige zoon Paul Harms Vogts in Amerika gewoond. De Duitsers vielen de vila en ze moest leven opgesloten in de badkamer tot je niet kunt staan ??en ging naar Brussel op een fiets zonder een verblijf lef om te leven op zijn neef. Na de oorlog keerde hij terug naar de Campina vinden het bijna vernietigd, en het halve land verkocht te verbouwen. Zij waren de oorspronkelijke porseleingootsteen beschadigd en reparatie van mijn oma. In 1967 reisde ik van Venezuela naar Nederland met mijn man Pedro Alvarez het verlaten van een maand en een half en ik kon mijn grootmoeder, die in hetzelfde jaar overleed voldoen. In 1969 keerden we naar de Campina en leven een jaar met mijn vader, Paul Harms. Ik weet het, voor familie foto’s en commentaren, prominenten van de Venezolaanse samenleving die kwam om te verblijven in Villa Campina. Jaren later werd het verkocht door mijn vader, die in Mexico-stad vestigde, waar hij overleed in 2004