[vc_row][vc_column width=”1/3″][vc_single_image image=”672″ border_color=”grey” img_link_target=”_self” img_size=”full”][vc_column_text]
Pieter van der Kuil
“Hij was ere-voorzitterde kunstenaarsvereniging
Pictura Veluvensis“
[/vc_column_text][/vc_column][vc_column width=”2/3″][vc_column_text]Théophile de Bock woonde in zijn jeugd in Delft. Hier kreeg hij in 1869 een baan bij de spoorwegmaatschappij. Deze baan hield hij niet lang: de Bock kon tijdens het werk niet van zijn tekenspullen afblijven en werd ontslagen. In 1869 verhuisde hij naar Den Haag en kreeg hier zijn eerste schilderlessen bij J.W. Borselen. Later ging hij in de leer bij de landschapschilder H. Weissenbruch.[/vc_column_text][vc_column_text]
Théophile de Bock
Kunstschilder uit de Haagse school
[/vc_column_text][vc_column_text]De Bock raakte bevriend met de broers Jacob en Willem Maris. Vooral Jacob Maris is een van zijn grote voorbeelden: in 1902 schrijft hij een boek over hem en Théophile de Bock gaat ook in de stijl van de Haagse school werken. De Bock is vooral bekend geworden door het schilderen van het bos-, zee-, duin- en rivierlandschappen. Ook berkenstudies behoren tot zijn specialiteit.
Van 1875 tot 1877 zat De Bock in de discussiegroep van schrijvers en schilders ’t Vlondertje, met onder andere C. Vosmaer, die onder andere het tijdschrift ‘de Banier’ uitgaven. Hierin werd voor het eerst gesproken over de benaming ‘Haagse school’ door Van Santen Kolff.[/vc_column_text][/vc_column][/vc_row][vc_row][vc_column width=”1/3″][vc_single_image image=”673″ border_color=”grey” img_link_target=”_self” img_size=”full”][vc_column_text]
“Landschap bij Maanlicht olieverf op doek, Museum Veluwezoom”[/vc_column_text][/vc_column][vc_column width=”2/3″][vc_column_text]Van 1877 tot 1881 woonde Théophile de Bock samen, met de Haagse schoolkunstenaars Tony Offermans, Jozef Neuheuys en Willem Maris in het Huis Rozenburg in Den Haag.
De Bock is erg onder de indruk van het werk van de Barbizonschilders Corot en Millet, waardoor hij rond 1880/1881 besloot naar Barbizon te gaan.
Van maart tot augustus 1881 werkte hij mee aan panorama Mesdag samen met Mesdag en zijn vrouw Sientje Mesdag-van Houten en Breitner. Théophile de Bock heeft vooral de luchten en het duinlandschap geschilderd.
Van 1881 tot 1883 raakt De Bock bevriend met Vincent Van Gogh. In de brieven die Vincent Van Gogh schreef aan zijn broer Theo Van Gogh vertelde hij veel over hun ontmoetingen. Zij hadden grote meningsverschillen: De Bock wilde het landschap zo natuurgetrouw mogelijk weergeven, terwijl Van Gogh meer zijn gevoel wilde laten spreken. Van Gogh vond dat Théophile de Bock mooie landschappen kan schilderen maar in figuren te kort schoot. Théophile de Bock liet zijn figuren of dieren vaak door zijn vriend Willem Maris inschilderen. Vincent Van Gogh, die van zichzelf altijd het uiterste vroeg vond dit een laffe keuze.
In 1883 werd Théophile de Bock lid bij de Hollandsche Teekenmaatschappij. Van 1887 tot 1890 schilderde en tekende hij veel aan de werven aan de waterkant. Hij noemde deze stijlperiode zelf zijn ‘scheeptimmerwerfperiode’. In deze tijd werkte hij ook veel in Oosterbeek. Tijdens zijn leven genoot De Bock een grote bekendheid en had hij veel solotentoonstellingen, bijvoorbeeld in 1889 bij Arti et Amicitiae. Meestal verkocht hij al zijn werken en werden zijn schilderijen, bijna nog nat op het doek, direct naar Amerika en Engeland verscheept. Théophile de Bock had een hele vooruitstrevende mening en stond open voor nieuwe stromingen. ‘De echte artiest moet uit drang, onbewust, bewuste dingen geven, en dan Luthers woorden prevelen ‘Hier sta ik,-ik kan niet anders.’’ In deze overtuiging wordt ook wel de aanleiding gezien tot het oprichten van de Haagsche Kunstkring in 1891, toen Van Gogh werd geweigerd bij de Haagse kunstenaarsvereniging Pulchri Studio. De Haagsche kunstkring wilde elke vrije uiting op het gebied van kunst bevorderen. Zo organiseerden zij tentoonstellingen met werk van Van Gogh en Thorn Prikker.
In 1892 verbleef Théophile de Bock gedurende de zomer in de Oranjerie bij kasteel Doorwerth, vanwege zijn slechte gezondheid.
In 1895 verhuisde hij met zijn gezin dat zeven kinderen telde naar Renkum. Hij werd erevoorzitter bij de kunstenaarsvereniging Pictura Veluvensis. Van 1883 tot 1901 werd in Barcelona, Parijs, Amsterdam en München met zes medailles onderscheiden. Hieruit blijkt wederom zijn belangrijk als kunstenaar.
In 1902 verhuisde Théophile naar Haarlem vanuit een behoefte aan het blonde duinlandschap. Vlak voor zijn dood reisde hij naar Zuid-Frankrijk, om in verband met een opgelopen kou het warme klimaat op te zoeken.[/vc_column_text][/vc_column][/vc_row]
Schrijf een reactie