Pieter van der Kuil
Achter de graven van Jacob van Lennep en Jan van `s Gravenweert op de Oude Begraafplaats Oosterbeek ligt dat van een zeer vooraanstaande Nederlandse rechtsgeleerde/ filosoof, Cornelis Wilhelmus Opzoomer. Geboren in Rotterdam studeerde hij vanaf 1839 rechten in Leiden. Hij studeerde onder andere bij staatsman Johan Rudolph Thorbecke en filosoof Jacob Nieuwenhuis. Aan de universiteit kwam hij in aanraking met het Duits idealisme en het gedachtegoed van Karl Christian Friedrich Krause (1781-1832), die een pantheïstisch systeem ontwikkelde waarin hij geloof en rede verenigde. Opzoomer kon zich vinden in de ‘moderne theologie’, die de Bijbel niet letterlijk nam maar wetenschappelijk benaderde en interpreteerde. Opzoomer schreef tijdens zijn studententijd een brief aan de Amsterdamse historicus en dichter Isaac da Costa (1798-1860), over wonderen, die in Opzoomers ogen niet bestaan.
In 1845 promoveerde hij tot doctor in de Rechten om na enige tijd, honoris causa, in de letteren te worden bevorderd.
Op 21 januari 1846 wordt hij hoogleraar Bespiegelende wijsbegeerte en letteren aan de Universiteit van Utrecht. Men rekent hem tot de belangrijkste inspirators van de moderne theologie, die zich in haar benadering van het geloof in God, sterk richt op de wetmatigheden van de natuurwetenschappen. Zo verwierp hij in zijn inaugurale rede in 1854, bij gelegenheid van zijn benoeming tot hoogleraar filosofie, krachtig het geloof in wonderen zoals deze in de bijbel voorkomen. Hij is in die zin de vader van het vrijzinnig protestantisme en godsdienstig humanisme. Voorts was hij de drijvende kracht achter de oprichting van de Nederlandsche Protestantenbond in 1870.In 1889 moet hij om gezondheidsreden zijn hoogleraarschap beëindigen.
Opzoomer trouwde in 1848 met Adèle (Adelaide) Catharine Josepha Ackersdijck, dochter van professor staathuishoudkunde Jan Ackersdijck in Utrecht. Zij kregen drie kinderen. In 1850 hun zoon Emile, in 1856 hun dochter Adèle Sophie Cordilia . Zij werd schrijfster (onder de naam A.S.C. Wallis) en schilderes en trouwde in 1888 met de Hongaar Géza Antal von Felsö-Gellér met wie ze naar Hongarije verhuisde. In 1865 werd Opzoomers tweede zoon Walter geboren, de latere burgemeester van Hellevoetsluis.
De laatste maanden van zijn leven brengt hij door in Oosterbeek waar hij een villa bewoont aan de Beneden-Weverstraat. Daar ging zijn toestand sterk achteruit. Hij werd hulpbehoevend en kon zich niet meer verstaanbaar maken. Zijn echtgenote gaf voor zijn gasten zijn gedachten door.
Op de begrafenis, 25 augustus 1892, staat een groot gezelschap op de Oude Begraafplaats aan de groeve van Opzoomer. Grafreden waren er onder andere van de bevriende hoogleraar B.H.C.K. van der Wijck en zijn zoon Walter. Van Wijck zei dat hij over een groot komisch talent beschikte, en zijn voordrachten met “pittigheid en gratie” tot leven wekte. In kleine kring vertrelde hij grappige verhalen en gaf hij treffende imitaties. Conrad Busken Huet was zozeer onder de indruk dat hij hem omschreef als: fenomenaal.
Kort nadien schreef Van der Wijck in zijn in memoriam:
“Van oude discipelen en vrienden van den overledene is het denkbeeld uitgegaan om door een wereldberoemd kunstenaar (bedoeld wordt Jozef Israëls) zijn portret (zie afbeelding) te laten maken en dat aan de Universiteit, waar hij ruim veertig jaar gewerkt heeft, ten geschenke aan te bieden. Laat ons hopen dat ook het graf van Opzoomer op het vriendelijke kerkhof van Oosterbeek, gelijk dat van Van Lennep en van Van `s Gravenweert,, in wier onmiddellijke nabijheid hij ligt, nog eens door de dankbare overlevenden met een eenvoudig, maar smaakvol monument moge worden versierd”.