Uit de serie – Een wandeling over de Dorpsstraat van Renkum
door Pieter van der Kuil
Nu volgt de beschrijving van het gedeelte van de Dorpsstraat aan de zuidzijde van de Veerweg tot de Melkdam.
Momenteel (1990) kunt U hier vinden de firma Zents, Slagerij Smits en de
rijwielhandel van de firma Mastbergen. Onze start ligt dus weer op het
Dorpssplein, waar we in zuidelijke richting, de doorgang naar de van
Riessenstraat zien. Hier lag, tot aan de aanleg van de Rijksweg N 225 in
1965, de Veerweg. Dit was Van oudsher de toegangsweg naar het Renkumse
Veer.
Onze gids, Hendrikus van Roest, begint hier op de hoek Veerweg / Dorpsstraat, oostzijde.
-Op de hoek staat het huis van Jan van Ee (1940). Dit was in 1876 nog
een stuk bouwland van Jansen de schoenmaker. Heeft later dit stuk land
verkocht aan Speyers. Dat was een slager, die heeft daar weer een
slagerij laten bouwen. Maar in 1882 kwam er al weer een andere slager.
Dat duurde ook niet lang en toen kwam er een ijzerwinkel in van … (?-
onleesbaar) uit Amsterdam. Maar deze ging in 1886 al failliet. Daarna
woonde er … (?- onleesbaar) (1888), tot in 1891 Jan van Ee er een
stalhouderij begon.
-Hiernaast woonde Hent Jansen, die ook eigenaar was (1882) en daarnaast
woonde in het volgende pand Toon van Eden, de kleermaker. Hij verkocht
ook sigaren en wel tien voor een dubbeltje. Ik heb ze er zelf wel
gekocht.
-In het volgende pandje woonde de heer Van den Schulk (?) Dit was een
rentenier (1864). Later (1865) kwam er schilder Van de Hoeven en daarna
werd het gekocht door Burgers de slager.
-Dan komt Hulsteyn de timmerman. Hij was aannemer met ongeveer 8 à 9
knechten. Het was een flinke zaak. Hulsteyn was getrouwd met Jans van
Ingen en ze hadden twee dochters, Anna en Rika. Rika is nog in leven
(1940). Ook woonde daar toen Hendrikus van Ingen, de bekende
koeienschilder.
Een doorkijkje in de Dorpsstraat gezien vanaf het Dorpssplein in oostelijke richting. De tramrails is reeds gelegd. Links de hoek Kerkstraat / Dorpsstraat, terwijl we halverwege, rechts op de foto, de villa “Rijnzicht” kunnen herkennen. Deze villa werd in 1882 gebouwd door Buse op de plek van het eerste postkantoor.
Omstreeks 1892 ging ook de zaak van Hulsteyn failliet. De nieuwe eigenaar werd A. Noppen van de “Renkumse Bazar.”
Links de “Renkumse Bazar” van A. Noppen met daarachter het pand waar de aannemer Hulsteyn zijn bedrijf had. Daarvoor woonde in het huis ook enige tijd de schilder Hendrikus van Ingen.
In 1894 werd hier de nieuwe eigenaar D. van de Born met zijn zoon,
die er de bazar voortzetten. Later is het pand afgebroken en weer
herbouwd zoals het nu is. (1940)
-In het volgende pand woonde Willem Blom, een metselaar die er ook een
kroegje had (1862). Daarna, in 1868, woonde hier de familie Van
Itterson.
Zicht op het eerste postkantoor van Renkum met daarvoor de “Renkumse bazar” van A. Noppen. Daarachter het pand van de slager Burgers (ook de schilder Hendrikus van Ingen woonde ooit in dit pand), gevolgd door dat van de kleermaker Toon van Eden. Vervolgens het pand op de oosthoek van de Veerweg van de stalhouder Jan van Ee. Het achterliggende pand met balkon is “Hotel Verwaaijen” op de westhoek van de Veerweg.
Dit pand was in 1870 ook het postkantoor van het dorp. En Van
Itterson was de eerste postdirecteur. Hij had toen twee bestellers, Jan
Lamers, en Piet Dixon. Zijn woning werd in 1882 aangekocht door de heer
Buse en verbouwd in 1883. Toen woonde er Gerrit Geitenbeek. Die was
koetsier bij de heer Buse en later van de heer Le Maître.
-In 1882 werd het nieuwe postkantoor aan de Achterdorpsstraat in gebruik
genomen. Dit pand staat er nog steeds en heeft na de ingebruikname van
het postkantoor ( het derde ) aan de Dorpsstraat nog lang dienst gedaan
als politiebureau en hulpsecretarie.
-Nu komen we bij het pand van De heer Buse, (1884). Daar woonde hij met
zijn vrouw. Ze hadden een zoon en een dochter. Later is moeder
overleden. Het was daar een rijke boel, ook een paard en een rijtuig. Ze
hadden een groot Engels schaap met een wagen voor de kinderen. Toen
kwam de heer Le Maître er bij inwonen en is getrouwd met Kitty de
dochter van de heer Buse. De woning werd verder uitgebreid en ik had er
een beste klant aan. Er waren twee meiden en de knecht Nol Bovenkamp. De
heer Buse had veel eigendommen, zoals land, bos, huizen en weiland. Hij
had in Haarlem zelfs een hele straat. Ook had hij een verzameling van
alle soorten hout en steen en ook opgezette vogels en zelfs Pauwvogels.
Hij had ook al eens een ton verloren, een kantoor gesprongen, maar het
hinderde niet. De Heer Buse bleef dezelfde. Volgens archiefstukken werd
omstreeks 1700 het gedeelte tussen de Veerweg en de Melkdam, het
“Campje” genoemd. Aan de oostzijde werd het “Campje” begrensd door de
Strang, een oude loop van de Rijn en aan de westzijde door de steeg naar
de Gemeente (veerweg). Dit “Campje” was voor het grootste gedeelte in
het bezit van ene Jantje Dercks (ca. 1700). Bekijken we nu even de
kadastrale kaart van 1832, dan zien we ongeveer op de plaats waar we nu
villa “Margaretha” kunnen vinden een bebouwing waar kleermaker Cornelis
van Bleek woonde. (In 1738 woonde hier reeds Johan van Bleeck met zijn
vrouw Frederica Derks.)
Kadastrale kaart 1832, samengesteld uit twee bladen, Sectie C en D. Weergegeven zijn: Dorpsstraat, Achterdorpsstraat, Veerweg, en de weg van Bennekom naar Renkum.
Hiernaast komen dan achtereenvolgens Joseph van Brakel, arbeider en
Geurt van Kraanen, landbouwer. Dit waren oude boerderijen welke vlak aan
de straat waren gelegen. (Hiernaast stond in 1715 een tabaksschuur,
welke in eigendom was van Jan Jacobs en Jenneke van Bleek.)
-Daarop volgde een tweetal percelen weiland, waarvan het eerste perceel
eigendom was van Geurt van Kraanen en het daar aangrenzende weiland in
bezit was van de landbouwer Hendrik Jan van Roest. (In 1719 behoorden
deze percelen toe aan Geurt Cornelissen en zijn echtgenote Huske Jansen.
Deze echtelieden woonden op de Doorwerth. Daarna komen we aan een
dubbele woning welke werd bewoond door Severijn Zweering van beroep
Kleermaker en Hendrik Derksen die in zijn deel een herberg runde.
-Het geheel werd afgesloten door de nu nog gedeeltelijk bestaande
Melkdam en het ook nu nog bestaande weiland grenzend tot aan de
Noordberg. Dit gedeelte staat beschreven als uitgang en weiland en was
in die jaren in het bezit van mevrouw de Douairière E.J.B.V. Golstein,
rentenierster wonende in Utrecht. Al de percelen hadden een flink stuk
tuin welke achter de woningen was gelegen en grensde tot aan de beek.
Tot zover dan enkele gegevens van omstreeks de jaren 1700 en de gegevens
van de Kadastrale Atlas van 1832. Als men deze gegevens met elkaar gaat
vergelijken blijkt dat de bewoners in laatst genoemd jaar veelal
erfgenamen waren van Jantje Dercks, een zuster van Frederica Dercks
welke was gehuwd met Johan van Bleeck. Voor alle duidelijkheid. In zijn
aantekeningen gaat de heer Van Roest uit van de periode gelegen tussen
1862 en 1940. De beschrijving begint vanaf de “Rijnzicht” (Buse’s huis)
tot aan de Melkdam.
Dan nu op pad met onze gids H.H. van Roest.
-Hier naast Buse ’s huis stond een heel oud huis waar Van Bleek de
timmerman inwoonde (1862) Dit ook door de heer Buse gekocht en geheel
afgebroken. De grond heeft hij nu bij de tuin getrokken. Daarnaast stond
nog een oud boerenhuis, (1864) daar woonde B. van Brakel. Van Brakel
had er een boerderij en was naast landbouwer ook vrachtrijder. (1870)
Later woonde er ook nog een weduwvrouw die de boerderij had gekocht van
de heer Le Maître. Hierna woonde er een huisschilder, dat was Derk
Nijland. In (1881) is het huis afgebroken. Bij dat huis is een oom van
mij nog verongelukt met een paard en kar. Het paard was op hol geraakt
en mijn oom tussen het huis en kar doodgedrukt (l863).
-Naast het vorige huis kwam weer een groot boerenhuis en daar woonde B.
van de Hoef met zijn vrouw Geertje van Kraanen (1884). Van de Hoef was
ook landbouwer en het echtpaar had geen kinderen. Dit was vroeger het
huis van de oude Van Kraanen. Ook heeft hier nog ingewoond de heer
Sjoerdsma, een grote kunstschilder en een deftig heer.
Later woonde er ook nog een kenner van alle soorten zaken. Toen Van de
Hoef zijn vrouw was overleden is het huis gekocht door mevrouw Le
Maître. Die heeft daar een villa gebouwd, die er nu nog staat (1940).
Deze villa is een tijd verhuurd geweest aan mevrouw Henkemans. (Ook nu
nog terug te vinden als villa “Margaretha”).
-Dan komt het huis van een zoon van Van Kraanen met zijn vrouw. Zij
hadden geen kinderen en Van Kraanen was naast landbouwer ook voerman
(1886). Later woonde er Ten Hoopen (1890) en nog weer later Pluim die
vrachtrijder was op Wageningen (1890). Daarna kwam er weer een
vrachtrijder wonen en die was ook voerman op Wageningen (1930).
Een plaatje van het oude gedeelte. (voor 1900) De bewoners staan hier opgesteld voor het oude ‘Rijnzicht’. De man met de zwarte hoed, links, is de kunstschilder Hendrikus Alexander van Ingen. Uiterst links, de paardenslager Pluim.
Mevrouw De Tiebroeck (?) heeft het verkocht (1936) en het is afgebroken waarna het open terrein werd.
-Dan kwam de laatste dorpspomp van de Mark van Renkum. Deze is ook nog lang blijven staan, maar in (1934) afgebroken.
-Daarna kwam er een open terrein waar in (1870) een huis op is gebouwd
door H. v. Rijswijk. Hij had ook een pettenwinkel maar is later weer
weggegaan. Daarna woonde er Jansen de kruidenier en daarna mevrouw
Poelmeyer. Ook is er nog een sigarenwinkel geweest. En nu is het een
winkel in galanterieën (1878).
-Naast dit pand was nog een stuk grond gelegen dat van H. Evers was.
Daarna kwam het achtereenvolgens in het bezit van Hageman en Ouwerkerk.
Ouwerkerk heeft hier toen (1930) een groot blok van drie woningen laten
bouwen en toen verhuurd. Nu zijn de woningen van verschillende mensen,
waaronder ook een sigarenwinkel.
-Dan komt het woonhuis van Egbert van Bleek met zijn vrouw. Het waren
oude mensen die geen kinderen hadden (1865). Toen zij gestorven waren is
het huis verkocht aan Speyers. Speyers kwam uit Heteren, en die begon
daar een slagerij (1870). Later is het huis weer verkocht aan H. Evers,
die er een bakkerij met winkel begon (1876).
Ereboog t.g.v. de inhuldiging van koningin Wilhelmina nabij huis “Margaretha.
Op de achtergrond, links, de villa “Rijnzicht.
Links bij het tweede uithangbord de slagerij van Evers.
Geheel links een deel van de westkant van de smederij van Jansen. Achter het hek kruidenier Jacobs, gevolgd door de winkel van bakker Evers, hofleverancier (met het uithangbord gesierd door twee vergulde leeuwen).
De woning is in 1882 nog een keer afgebrand en weer nieuw opgebouwd. Toen bakker Evers overleed heeft zijn vrouw de zaak voortgezet. Daarna is het aangekocht door Johan Hulshuizen, dat was ook een bakker. Die verkocht het geheel later weer aan Van der Burg en die is er nu (1940) nog bakker.
Een overzichtfoto, genomen vanaf de toren van de Ned. Hervormde kerk aan de Kerkstraat, van het postkantoor met omgeving. Met name de Jufferswaard en de Rijn worden fraai in beeld gebracht.
Geheel rechts de vierde dorpspomp aan de Dorpsstraat. Deze stond voor het boerderijtje van Pluim, waarin ook de kruidenier Jansen gewoond heeft. Daarachter het open stuk land waar in 1930 drie woningen werden gebouwd. Daarachter de bakkerij van Evers, in later jaren van de bakkers Hulshuizen en Van der Burg.
Links op de foto ziet u het postkantoor, compleet met torentje. Rechts een gedeelte van de bebouwing uit de periode van de heer Van Roest met vooraan het boerderijtje van Pluim en daarachter de bakkerij van Evers.
-Dan kwam het pand van Jacob Teunissen. Die was landbouwer en dekker (rietdekker ?). Teunissen was een goed mens en die verkocht het in (1871). Er kwamen toen drie woningen, waar nu (1940) Jacobs de kruidenier nog woont.
Moest Renkum het aanvankelijk doen met een brievenbesteller in 1918 was het aantal sterk toegenomen.
-In het volgende huis woonde Peelen (1864) en daarna Schuurman. Bij het huis stond een hooiberg. In 1870 werd het aangekocht door W.G. Jansen. Die had er een hele oude smederij in en hij had er een drankvergunning.
Rechts de villa die in 1866 werd gebouwd in opdracht van mej. J. P. Ploem.
Ik ben daar knecht geweest (1872) en in die tijd is de hooiberg afgeschaft. Daarvoor in de plaats kwam een ijzerwinkel. Nu (1940) is er nog de smederij van Willem Jansen zijn zoon.
Links de villa van Petronella Jacoba Ploem (1838-1920), in haar opdracht gebouwd in 1866. Nadien in eigendom van M. Mijnlief.
Daarachter de smederij van Jansen. Bij het uithangbord links bakkerij Evers, hofleverancier.
-Dan komt er een groot herenhuis (1866). Dat was van mejuffrouw Ploem en daar woonde de heer van …(?-onduidelijk) in. Later (1872) woonde er de heer Martens met zijn vrouw met zoon en dochter. Martens is hier gestorven en mevrouw is later verhuisd naar de Groeneweg. Het waren rijke en hele beste mensen. Ook heeft er nog gewoond de heer Mijnlief met zijn zuster. En daarna woonden er de dames Sabelie. Daarna bouwde men een stuk huis eraan (1916) en dat was voor Van Wamel de scheepsbevrachter (1940).
Links het weiland van Ploem met achterliggende woning. Rechts de villa “Ewilca” gebouwd in 1864 in opdracht van Hendrik Lodewijk Ploem.
(De uit Duitsland afkomstige Hendrik Lodewijk Ploem (1810-1882) was in zijn werkzaam leven, net als zijn broer Johan August, officier der artillerie. Beiden waren neef van Petronella Jacoba Ploem. Net als zijn nicht Petronella stonden Hendrik Lodewijk en zijn echtgenote Ludolphina Elekje Adriana Pijman bekend om hun goedgeefsheid. In 1904 hadden de zusters van de Congregatie der Ursulinen zich gevestigd aan de Nieuweweg in de voormalige woning van de steenfabrikant S.M. van Wijck, die in zijn testament zijn villa met koetshuis had nagelaten aan de parochie Renkum teneinde er een katholieke meisjesschool in te vestigen ( de Ursulaschool), ondergebracht in de “Van Wijck-Conijn Stichting”. In 1920 werd deze overgebracht naar de villa “Ewilca”. In de Tweede Wereldoorlog ging het verloren en werd het na WOII vervangen door het klooster “Sancta Maria”-red.)
De villa “Ewilca” ten tijde van het klooster van de congregatie der Ursulinen. In 1938 trad een verandering op en werd het het Franciscusklooster.
-Nu ben ik aan de Melkdam gekomen (1864). Daar lag langs de straatweg het weiland van de heer Ploem. Vanaf de Melkdam naar de grote weide en van het Veer tot aan de Heelsumse beek is de grond van Baron van Brakell. In 1774 aangekocht door de heren Wolff voor een steenfabriek. Een grote boel dat later werd gebruikt door de Heer van Loo en nu gedeeltelijk van Van Gelder Zonen (1940).
Rechts de Wilhelminalinde met het hekwerk van Hendrikus H. van Roest.
Daarachter de tramwissel, voor de openbare Lagere School van
bovenmeesters Bakker en Postuma. Achter deze school, aan de Groeneweg
lag de bewaarschool.
(De Wilhelminalinde werd in 1918 geplant en door Hendrikus H. van Roest voorzien van een fraai hekwerk. In 1925 werd het gebouw van de openbare Lagere School verbouwd en vestigde zich er de Hervormde School (de Koninklijke Wilhelminaschool) -red.).
Tot zover de beschrijving van de geschiedenis van de Dorpsstraat en haar bewoners door Hendrikus H. van Roest.
(Voor een afgerond geheel moet ook aandacht geschonken worden aan
boerderij “De Maat”, naamgever van de nabijgelegen Maatweg.Hendrikus H.
van Roest voert deze in zijn beschrijving echter niet op).
Aan de linkerzijde van de Utrechtseweg de boerderij “De Maat”. Rechts zicht op de Jufferswaard.
Rechts van de Utrechtseweg de Jufferswaard, het werkterrein van de koeienschilder Hendrikus Alexander van Ingen.
De boerderij “de Maat” werd afgebroken in 1910. Hier de laatste bewoners de familie Hannes van den Born.
Klik hier voor een uitgebreide beschrijving van de villa “Rijnzicht ”