Robert Elliott Urquhart (28 november 1901 – 13 december 1988) was een Britse militair die voornamelijk bekend werd om zijn rol in de Slag om Arnhem.
Urquhart ontving zijn militaire opleiding op Sandhurst. Tussen 1920 en 1940 was hij gestationeerd in India bij de “Highland Light Infantry”. Van 1941 tot 1943 was hij commandant van het 2e bataljon “the Duke of Cornwall’s Light Infantry” van de 51 Highland Divisie, die in Noord-Afrika gestationeerd was. Na zijn bevordering tot Brigadier was hij commandant van de 231e brigade van diezelfde divisie. In 1944 was hij stafofficier bij het Britse 12e legerkorps.
Generaal-majoor Urquhart was sinds 7 januari 1944 commandant van de Britse 1e Luchtlandingsdivisie. Urquharts eenheid werd bij de Operatie Market Garden voor het eerst ingezet. Zijn divisie, waar ook de Poolse 1e Onafhankelijke Parachutistenbrigade onder Generaal-majoor Stanis?aw Sosabowski deel van uitmaakte, landde bij Oosterbeek. Urquhart richtte zijn hoofdkwartier in in het toenmalige Hotel Hartenstein (tegenwoordig het Airborne Museum).
De daarop volgende slag bij Arnhem verliep desastreus. Na 9 dagen strijd werden de overgebleven troepen teruggetrokken naar de zuidoever van de Rijn. Voor zijn inspanningen werd Urquhart na de oorlog door de Nederlandse regering onderscheiden met de Bronzen Leeuw en werd er een straat in Oosterbeek naar hem vernoemd: de generaal Urquhartlaan.
Na de oorlog vervulde Urquhart nog functies als militaire commandant van Malaya en commandant van de Britse troepen in Australië. In 1955 ging hij met pensioen. In 1958 publiceerde hij zijn memoires over de Slag om Arnhem in het boek “Arnhem, Britain’s infamous airborne assault of WWII”. Tot 1970 had hij ook nog een leidinggevende positie in de staalindustrie.
Urquhart en zijn vrouw Pamela hadden vier kinderen, waaronder Elspeth Campbell (vrouw van de vroegere leider van de Liberaal Democratische partij Menzies Campbell) en Suki Urquhart, schrijver van de “The Scottish Gardener” (De Schotse tuinier).
Schrijf een reactie