In 1872 verkoopt Johanna Westrik het huis Dreijeroord met een flink stuk grond aan Theodorus Sanders die op Hartenstein woont. De hermeting van Dreijeroord die dan plaats vindt is nodig omdat het perceel van Dreijeroord is vergroot en de Van Dedemweg is aangelegd. Deze weg werd genoemd naar twee broers die beiden grond op Dreien hadden. Godert Willem Baron van Dedem Tot Den Berg, net als zijn broer Alexander baron van Dedem (1837- 1931) lid van een adellijke familie die eeuwen lang op het landgoed Den Berg bij Dalfsen woonde. Daar werd hij op 17 december 1841 geboren. Zijn vader, Godert Willem Baron van Dedem Tot Den Berg (1791-1866), gehuwd met Grietje Boxem (1809- 1843), was grootgrondbezitter, controleur van het kadaster en lid van Provinciale Staten van Overijssel.
Godert Willem Baron van Dedem jr. studeerde rechten te Leiden, waarna hij advocaat te Zwolle werd (1867), daarna griffier van het kantongerecht te Vollenhove (18740 en in 1875 kantonrechter te Ommen. Op 1 april 1884 wordt hij kantonrechter te Wageningen waar hij ook vanaf 1893 lid was van de gemeenteraad. Ook was hij lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, van 1 mei 1888 tot 20 maart 1894 (kiesdistrict Elst) voor de Anti-Revolutionairen en lid Provinciale Staten van Gelderland, van 3 juli 1889 tot 3 juli 1895 (kiesdistrict Ede.)In Wageningen speelde, na zijn benoeming tot gemeenteraadslid een kwestie rond zijn persoon die zijn naam geen goed deed. Het dagblad “de Standaard” verweet hem in 1894 dat hij als kantonrechter, via de politie, de gemeentesecretaris van Wageningen, nota bene op zondag, opdracht had gegeven enige documenten van hem uit het gemeentearchief te halen. Dit gebeurde in een rechtzaak rond de benoeming van een nieuwe gemeenteontvanger, waarbij Van Dedem ervan werd beschuldigd een poging te hebben ondernomen gemeenteraadsleden op zijn zoon die ook solliciteerde te laten stemmen. Hij diende een aanklacht in tegen de uitgever van de Nieuwe Wageningse Courant en een oud-wethouder die hij verantwoordelijk achtte voor het opstoken van het vuurtje en eiste fl 25.000,- schadevergoeding.
Van Dedem trad in de voetsporen van zijn vader en moet ook gerekend worden tot de grootgrondbezitters van die tijd. Naast de familie Van Haersolte die in 1818 een deel van Dreijen had gekocht had ook Van Dedem een stuk van Dreien in eigendom en was hij eigenaar van het 450 hectare grote landgoed De Aalhorst in Millingen, gemeente Dalfsen, vlakbij zijn geboortehuis gelegen. Dit landgoed was in 1832 was in eigendom gekomen van Louis Rhijnvis Feith (1783-1845), zoon van Rhijnvis Feith. Feith was getrouwd met Joanna Theodora van Dedem (1790-1878), tante van Van Dedem jr. Na haar overlijden kwam het door vererving in bezit van Godert Willem baron van Dedem. Hij verliet Wageningen in 1902 en woonde op De Aalhorst tot zijn overlijden op 18 maart 1911.
Zijn oudere broer Alexander baron van Dedem bezat eveneens grond op Dreien en kan dus ook als naamgever worden geduid.
Hij werd geboren in 1838 op het landgoed Den Berg bij Dalfsen geboren. Volgde aan de Koninklijke Militaire Academie te Breda de officiersopleiding en begon zijn loopbaan in 1859 als tweede luitenant bij de dragonders te Arnhem. In 1864 werd hij eerste luitenant bij de Generale Staf maar nam in 1876 ontslag op eigen verzoek en werd herenboer te Dalfsen. Hij was Tweede-Kamerlid sinds 1879 voor het kiesdistrict Zwolle, achtereenvolgens voor de Anti-Revolutionaire Partij (1879–1896, tevens fractievoorzitter), de Vrij-Antirevolutionaire Partij (1896–1903), de Christelijk-Historische Partij (1903–1908) en de Christelijk-Historische Unie (1908–1913). Ook was hij lid van de Provinciale Staten van Overijssel voor het kiesdistrict Dalfsen (1886–1904, 1913–1919). In de Tweede Kamer sprak hij over militaire zaken, waterstaat en landbouw.
Hij behoorde in 1894 tot de groep behoudende AR-Kamerleden die zich in een manifest in De Standaard hadden uitgesproken tegen het kiesrechtontwerp van minister Tak van Poortvliet, en kwam daarmee in conflict met ARP-leider Abraham Kuyper, die de actie beschouwde als ‘herenmuiterij’ tegen de partijkoers. Het uitbrengen van het manifest was nieuwe conflictstof voor een splitsing in de Antirevolutionaire Partij. Als tegenstander van de dienstplichtwet – hij was fel tegen afschaffing van de dienstvervanging – verkondigde “de Dalfser cavallerist” ook een afwijkend standpunt.
Hij is in 1931 overleden te Brummen op het riante “Huize Voorstonden”.
Een belangrijke plek aan de Van Dedemweg nam jarenlang de boerderij van boer Jansen in.
Schrijf een reactie