Robert Elliot (Roy) Urquhart (geboren 28 nov. 1901, overleden 13 december 1988), ontving zijn militaire opleiding op Sandhurst. Tussen 1920 en 1940 was hij gestationeerd in India bij de “Highland Light Infantry”. Van 1941 tot 1943 was hij commandant van het 2e bataljon “the Duke of Cornwall’s Light Infantry” van de 51 Highland Divisie, die in Noord-Afrika gestationeerd was. Nadien was hij commandant van de 231e brigade van diezelfde divisie. In 1944 was hij stafofficier bij het Britse 12e legerkorps. Urquhart was sinds 7 januari 1944 commandant van de Britse 1e Luchtlandingsdivisie. Urquharts eenheid werd bij de Operatie Market Garden voor het eerst ingezet. Zijn divisie, waar ook de Poolse 1e Onafhankelijke Parachutistenbrigade onder generaal-majoor Stanis?aw Sosabowski deel van uitmaakte, landde bij Oosterbeek. Urquhart richtte zijn hoofdkwartier in in het toenmalige Hotel Hartenstein (tegenwoordig het Airborne Museum).
De daarop volgende slag bij Arnhem verliep desastreus. Na 9 dagen strijd werden de overgebleven troepen teruggetrokken naar de zuidoever van de Rijn. Voor zijn inspanningen werd Urquhart na de oorlog door de Nederlandse regering onderscheiden met de Bronzen Leeuw en werd er een straat in Oosterbeek naar hem vernoemd: de Generaal Urquhartlaan. Voorts werd hij onderscheiden met de zilveren erepenning van de gemeente Renkum.
Aan de Generaal Urquhartlaan staan een aantal opmerkelijke gebouwen.
Allereerst het gemeentehuis , ontworpen door de architect prof. ir. Marinus Jan Grandpré Molière (1883-1972). Op 2 september 1956 kreeg hij de opdracht tot het ontwerpen van een nieuw gemeentehuis, het raadsbesluit tot bouw en ter beschikking stellen van f 4.400.000,- werd op 1 juni 1962 genomen en de gunning was op 31 mei 1962. De officiële opening vond plaats op 21 mei 1966.
Grandpré Molière streefde, zoals hij het uitdrukte, “naar een huis van gemeenteambtenaren en niet naar een zetel van gezag”.
Een belangrijke rol binnen het raadhuis was weggelegd voor kunstenaars. “De kunst begint daar waar het nut ophoudt”, zo betoogde de architect. Hij ontwierp een “mihrab” ( de vestibule aan de zuidzijde van de hal) met de zinspreuk van de raad als wandmotief, “een ruimte van waaruit het college en eventuele hoge gasten naar buiten treden”. De ranke toren op het plein vertegenwoordigde het idee van het “sprekend motief””. Het interieur werd verrijkt door L.H. Sondaar met een plaquette van de koningin in de raadzaal, voorts is er het wandkleed in de trouwzaal van de Oosterbeekse kunstenares Gunhild Kristensen.
Het wapen op de zuidgevel is van de Doorwerthse kunstenaar Henry Duchêne.
De Pegasus in de zuidhal (vestibule) is van de Oosterbeekse edelsmid Frans Zwollo, en van Grandpré Molière zijn de kronen in de representatieve vertrekken en het deurbeslag op de hoofdtoegangsdeuren, voorts de glas-in -betonramen, het vloerkleed dat ooit in de raadzaal lag en de voormalige meubilering in de raadzaal . De laatst twee bijdragen van Grandpré Molière zijn opgeslagen in de kelders van het gemeentehuis.
De aan de overzijde van het gemeentehuis liggende bibliotheek is eveneens onderdeel van de invulling van het landgoed “de Dennenkamp” na de verkaveling.
Schrijf een reactie