Tot de bouw van huize de Pietersberg in 1847 werd dit gedeelte van Oosterbeek de Preekstoelhegge genoemd. Het was een gebied bestaande uit heide en bos met vanaf het hoogste punt een fantastisch uitzicht over de Rijn en Betuwe richting Duitsland.
Christianus Petrus Eliza Robidé van der Aa had vanaf 1813 tot 1830 in Leeuwarden gewoond, tot 1828 met zijn eerste vrouw, de dichteres Eelkje Poppes (1791-1828). Op 22-6-1815 trouwde Eelkje Poppes in Lemmer met Christianus Petrus Eliza Robidé van der Aa (1791-1851), advocaat, letterkundige, dichter. Uit het huwelijk werden 8 kinderen geboren, van wie 3 dochters de volwassen leeftijd bereikten.
Eelkje Poppes stamde uit een “achtenswaardig” Fries geslacht. In 1814 verscheen van haar, autodidact in de dichtkunst, een bundeltje van drie gedichten onder de titel: “Eerstelingen aan mijn vaderland”, voorafgegaan door een lofdicht van haar toekomstige man Robidé van der Aa. Deze sterk oranjegezinde verzen schreef zij naar aanleiding van de val van Napoleon en het vertrek van de Fransen uit Nederland eind 1813. Het echtpaar ging in 1818 in Leeuwarden wonen en betrok daar het pand waar tegenwoordig het Fries Letterkundig Museum gehuisvest is.
Toen Van der Aa zich, na de dood van zijn eerste echtgenote in 1828, in 1832 als advocaat in Arnhem vestigde hield hij zich al twee jaar op in Oosterbeek. In 1830 hertrouwde hij met de weduwe Lucia Maria Kallenberg van den Bosch- de Jong ( 1789 -1846). Na hun beider tweede huwelijk bewoonden zij het landgoed “De Hemelse Berg”, eigendom van zijn tweede echtgenote, waar in 1832 hun zoon Pierre Jean Baptiste Charles , naar wie later in 1846 het nieuw gebouwde huis “de Pietersberg”zou worden genoemd, werd geboren.
Nadat zijn moeder in 1846 was overleden en zijn vader in 1848 onder curatele gesteld werd de echtgenoot van zijn halfzus, Anna Cornelia Robidé van der Aa, Mr. Gerrit David Jordens, zijn voogd. Hij genoot zijn eerste opleiding op de kostschool “Het Hemeldal”, gelegen op het kruispunt Holleweg (Kneppelhoutweg/ Hoofdlaan, op het landgoed van zijn ouders onder leiding van Herman Roodhuyzen. In 1847, kort na het overlijden van zijn moeder, werd hij op het instituut van P. de Raadt, de kostschool Noorthey bij Voorschoten geplaatst, waar hij verbleef tot augustus 1850. Van der Aa wilde aanvankelijk tot predikant worden opgeleid aan het Atheneum en het Evangelisch Luthers Seminarie te Amsterdam. In mei 1855 legde hij in Leiden zijn kandidaats-examen in de theologie af. Daarna zette hij die studie echter niet voort maar wijdde zich aan geschiedkundige en vooral aardrijkskundige studie. In 1856 gaf hij gedurende een korte tijd aardrijkskunde lessen op de kostschool Noorthey. Van zijn ouders had hij een groot vermogen geërfd waardoor werken om den brode niet nodig was. In 1857 vestigde hij zich in Den Haag eerst aan de Wagenstraat en later aan de Laan Copes van Cattenburch waar hij begon met de aanleg van een rijke bibliotheek en kaartenverzameling die grote faam zou krijgen.
Terug naar zijn vader. Deze was redacteur van menige almanak en tijdschrift, waaronder van het literaire tijdschrift De Gids – hoewel kortstondig, omdat de dominante mederedacteur Potgieter tegen wie hij niet op kon zijn carrière beëindigde.
Daar-door en vanwege zijn grote eruditie was hij bevriend met vele dichters en schrijvers: vrijwel alle belangrijke schrijvers van die tijd behoorden tot zijn kennissenkring. Tevens was hij een graag geziene gast op de soirees van welgestelde families. Ook voor de schilders van die tijd heeft hij veel betekend. Hij gaf hun vele opdrachten en wees ze op de schoonheid van het Oosterbeekse landschap. Zijn bijdrage aan de vestiging te Oosterbeek van menig kunstenaar mag niet onderschat worden.
Op de Hemelse Berg en later de Pietersberg werden vele schilders gastvrij ontvangen, onder wie Cornelis Lieste (1817-1861), Abraham Couwenberg (1806-1844), Johannes Franciscus Christ (1790-1845) en diens zoon Pieter Caspar Christ (1822-1888), en vooral Jacobus Pelgrom (1811-1861).
In 1847, na het overlijden van zijn tweede vrouw, besluit Van der Aa op het stuk grond ten oosten van de Hemelse Berg een nieuw huis te bouwen, de Pietersberg.
Niet voor zijn zoon Pieter, zoals vaak wordt beweerd, maar voor eigen gebruik. De erven Kallenberg van den Bosch hadden namelijk het voornemen om de Hemelse Berg te verkopen en aangezien Van der Aa niet in gemeenschap van goederen was getrouwd, moest hij wel omzien naar een ander huis.
Hij vernoemde zijn nieuwe woning naar zijn zoon Pieter. Bij de bouw in 1848 was Pieter 16 jaar, geen leeftijd om een grote villa te betrekken.
Daar de Oorsprong en de Hemelse Berg doorsneden werden door wegen (de huidige Kneppelhoutweg en Van Eeghenweg) ontstond groot rumoer in het dorp toen Van der Aa de huidige Van Eeghenweg, bij de Van Eeghenbank naar het noorden om zijn landgoed heen wilde leggen (een stukje Pietersbergseweg en de huidige Sandersweg).
Zijn bedoeling was een parkachtige omgeving rond zijn nieuwe huis te scheppen. Hij brak de eenvoudige hutjes op de Preekstoelhegge af en begon met de aanleg van een park rond het nieuwe huis.
Burgemeester Backer, die op de Oorsprong woonde bestreed op krachtige wijze zijn buurman, die de oude weg had afgesloten door storting van een kloeke hoeveelheid zand. Hij schuwde de inzet van gemeenteambtenaren, die als surveillanten optraden, niet. Al snel bleek dat het enigszins militante gedrag van Van der Aa te wijten was aan een ‘zwakheid aan geestvermogens’, waardoor hij, nog in 1848, kort na de oplevering van de Pietersberg en de kwestie met Jan Backer, onder curatele geplaatst moest worden. In 1851 leidde dit, samen met andere ziektes, tot zijn dood.
Het huis de Pietersberg met landerijen wordt in 1850 verkocht aan W.J. De Heus die het in 1858 voor fl.2400, – per jaar verhuurt aan Christiaan Pieter van Eeghen (1816-1889), een Amsterdamse bankier die er de zomers met zijn kinderrijke gezin, bestaande uit twaalf kinderen waarvan er drie op zeer jonge leeftijd overleden, doorbrengt.
Voor meer geschiedenis van de Pietersberg leze men het door Pieter van der Kuil geschreven “Jan Kneppelhout en zijn tijdgenoten” (Oosterbeek 2007) en “Een parel aan de Veluwezoom” (Oosterbeek 2008).
Elders op deze website nog meer “petit histoire” van de Pietersberg.
Schrijf een reactie