Pieter van der Kuil
Van 5 juli t/m 28 oktober 2002 werd in het Historisch Museum Arnhem een tentoonstelling gehouden met werk van Maria Vos. Het museum koos voor het thema landschappen in Oosterbeek en omgeving in tekeningen, aquarellen en schilderijen. Op de tentoonstelling werden, naast een zeventigtal werken van de hand van Maria Vos en Adriana Haanen, tevens foto`s, schetsboeken en andere archivalia op Maria Vos en Adriana Haanen betrekking hebbend tentoongesteld.
Bij die gelegenheid verscheen dit artikel in Schoutambt en Heerlijkheid, het periodiek van de Stichting Heemkunde Renkum. Maria Vos wordt 21 december 1824 in Amsterdam geboren als enig kind van de makelaar Gerrit Vos en zijn vrouw Gerarda Bouwmeester. Zij brengt haar vroegste jeugd door in de ouderlijke woning gelegen aan de Schippersstraat 6 (in de jaren vijftig van de twintigste eeuw afgebroken), een smalle verbindingsstraat tussen de Prins Hendrikkade en de Oude Waal.
Stadsche Fransche Kostschool voor Jonge Juffrouwen te Weesp
Van grote invloed op de rest van haar leven is de beslissing van haar vader geweest haar een “opvoeding tot huishoudster” te geven door haar te plaatsen op de Stadsche Fransche Kostschool voor Jonge Juffrouwen te Weesp. Deze opleiding was tevens in het leven geroepen om vrouwen op te leiden voor het hebben van een eigen bedrijf. De kordaatheid van Maria Vos in haar latere leven moet hierin zeker zijn gevormd.
De grote tekentraditie die aan deze school bestond dateerde uit de tijd dat Christiaan Andriessen (1775-1846) hier les gaf. Zijn leraarschap aan deze school(1805-1808) heeft kostelijke tekeningen opgeleverd, zoals de 600 tekeningen uit zijn dagboek waarvan een groot aantal zich bevinden in de Atlas van Amsterdam berustend bij het Amsterdams Archief. Als Maria Vos 18 jaar is geeft ze ons de eerste tastbare bewijzen van een naderend kunstenaarschap.
In een schetsboek dat berust bij het Rijksmuseum treffen we een tekening aan met de datering 1842. Een slapend meisje, getekend met de warmte die later in haar werk haar handelsmerk werd.
Leermeester Petrus Kiers
Een jaar daarvoor leerde ze haar leermeester Petrus Kiers kennen die in vele opzichten haar leven zou bepalen. Hij had een naam opgebouwd met interieurs bij kaarslicht en landschappen bij maanlicht. Vooral op het gebied van de techniek heeft ze veel van hem geleerd. Het clair-obscur, aquarelleren waarin ze later uitblonk, evenals het opmerkelijk kleurgebruik dat met name haar landschappen later zou kenmerken. Maar daarnaast is hij vooral van groot gewicht geweest doordat ze door hem in aanraking kwam met begenadigde kunstenaars. Zijn vrouw, Elisabeth Alida Haanen had net als haar vader Casparis (1787-1849) en al haar broers en jongste zus Adriana Johanna het beroep van haar vader gekozen. Met al deze grote talenten uit de families Kiers en Haanen kwam Maria Vos in de tijd dat ze zich vormde in aanraking. De eerste jaren volgt ze de opleiding bij Kiers in diens atelier aan de Korteleidsedwarsstraat en na de vroege dood van diens vrouw in 1845 in de Looiersstraat. Zelf heeft ze dan al een atelier op de Oude Schans, hoek Koningsstraat (thans Korte Koningsstraat) nabij de Montelbaanstoren, waar meerdere bekende kunstenaars hun atelier hadden. George Gillis Haanen heeft haar in die tijd verteld over het Oosterbeek van Bilders met wie hij vanaf 1839 samenwerkte. Zelf bezocht ze in die tijd een aangetrouwd familielid van de familie Haanen, C. A. Sangster ,die huisarts was te Oosterbeek en in het Benedendorp woonde in de onmiddellijke omgeving van schilders die eerder zich hier vestigden aangetrokken door de prachtige omgeving.
Vestiging in Oosterbeek
In het Benedendorp treffen we o.a. C. H. Meiners, A. G. Hazeu en J. H. L.de Haas, de latere schoonzoon van Johannes Warnardus Bilders. Ook Maria Vos kan het Oosterbeekse landschap niet weerstaan en vestigt zich in de zomer van 1853 in een atelier ”in den Eng”op nummer 159-a, na omnummering A74.
Ze huurt dit van de Nicolaasbroederschap die in Oosterbeek in die tijd veel grond in eigendom had. Buurtgenoten komen haar van pas. Zo woont op nummer 157 de poelier P. van Vloten die het materiaal voor haar jachtstillevens zal hebben aangeleverd.
Op een tekening uit die tijd in het bezit van het Rijksmuseum gunt ze ons een inkijkje in haar dagelijks leven. Gezeten aan de schildersezel nemen we Maria Vos waar terwijl ze werkt aan een stilleven.
Christiaan Pieter van Eeghen
In die tijd stort ze zich op de Oosterbeekse natuur en produceert een enorm aantal tekeningen, waarbij ze doordat ze niet alleen jaar en dag maar zelfs uur noteert ons de mogelijkheid verschaft haar beweging door de omgeving te volgen. Alles wordt vastgelegd niet alleen landschappen, bewoning maar ook alles wat zich in de onmiddellijke omgeving hiervan ophoudt.
Zo ontstaat de curieuze menging die men bij haar aantreft: stillevens in de natuur. Op haar tochten tekende ze, liefdevol, dorpsbewoners, ofschoon de menselijke figuur haar niet echt lag. We leren op die manier het dagelijks leven van de eenvoudige dorpsgenoten kennen. De kinderen Hooijer, vrouw Siep, postbode Hilhorst, vrouw Gerritsen die een was-en blekerij had in het Zweiersdal, banketbakker van Rheeden, schoenmaker en tapper Wolffensperger. De ontspannen manier waarop we de Oosterbekers afgebeeld zien verteld ons iets over de omgang met de bekenden uit het dorp. Zij was geliefd bij velen, voor ieder een bekende. De natuurlijke eenvoud die haar kenmerkte stelde haar in staat zowel omgang te hebben met eenvoudigen als met de vooraanstaande families uit het westen van het land die zomers in Oosterbeek neerstreken.
Met een van hen, de familie van Eeghen, kreeg zij een zeer bijzondere band. Christiaan Pieter van Eeghen [1816-1889], een Amsterdamse bankier en vooraanstaand kunstcollectioneur die zelf een voortreffelijk tekenaar was, bevond zich (voor Maria Vos zich in Oosterbeek vestigde) in 1850 met zijn gezin in hotel de Duno.
Wandel en rijtoertochten
Men maakte tezamen met gasten, waaronder Nicolaas Beets, vele wandeltochten en rijtoeren in de omgeving en tijdens deze tochten moet de gedachte zijn ontstaan om de familie zomers op een van de vele buitens die Oosterbeek rijk was onder te brengen.
In 1858 wordt het buiten”de Pietersberg”, in 1845 aangelegd door Robidé van der Aa, te huur aangeboden voor f 2400,- per jaar.
Op de foto hiernaast: Christianus Petrus Eliza Robidé van der Aa (1791- 1851). Toen hij zich in 1833 als advocaat in Arnhem vestigde ging hij wonen op het landgoed De Hemelsche Berg, eigendom van zijn tweede vrouw Lucia de Jong die eerder gehuwd was geweest met J.A. Kallenberg van den Bosch (1791- 1823), die het in 1821 had gekocht.”
Pietersberg
Mr.C.P.E.Robide van der Aa, rechter in Arnhem en redacteur van het literaire tijdschrift De Gids, had “de Pietersberg” na het overlijden van zijn tweede echtgenote Lucia Kallenberg van den Bosch- de Jong uit haar nalatenschap gekocht. De weg die over het landgoed liep, in het verlengde van de huidige van Eeghenweg, werd verlegd naar de tegenwoordige Sandersweg, zodat ruimte ontstond voor een villa. De parkachtige omgeving zoals we die thans nog aantreffen dateert uit de jaren `40 van de negentiende eeuw.
De eigenaar van de Pietersberg in 1858, W.de Heus, verhuurt aanvankelijk het buiten aan Van Eeghen maar nadat deze in 1861 huizen en land in de omgeving had aangekocht werd hij in 1863 eigenaar. Dat hij steeds hechter met Oosterbeek verbonden raakte bleek uit zijn aankoop van o.a “Otium” van de bekende geleerde Mr.J.van s`Gravenweert [thans Rijnheuvel] gelegen in de bocht van de Pietersbergseweg en het daaronder gelegen “Beau Sejour” waarin een orthodox joods pension werd gedreven door een zekere Augurkiesman, die zich na de verkoop en inning der penningen een ietwat plechtiger naam aanmat en zich voortaan A. G .Kiesman liet noemen.
Ook het gebied van de Eng, waar Maria Vos woonde, in de volksmond de Hazenakker genoemd, werd aangekocht van de Nicolaasbroederschap. De opstallen wisselden dan eveneens van eigenaar aangezien eigendom van bewoners van eenvoudiger behuizing uitzondering was.Maria Vos woont dan sinds kort in de Weverstraat 86 (na omnummerig 88). Rond 1856 moet ook de kennismaking met Maria Vos hebben plaatsgevonden. Van Eeghen is dan lid van de Verenigde Commissie tot Stedelijken [lees Amsterdamse] Tentoonstelling.
Hierin zaten plaatselijke kunstliefhebbers, leden van het gemeentebestuur en leden van de Koninklijke Academie en Arti et Amicitiae. Zij waren belast met de organisatie der tentoonstellingen en pasten de selectie toe. Maria Vos zond ieder jaar werk in naar deze tentoonstellingen en van Eeghen moet haar werk zijn opgevallen en zeker de toevoeging: te Oosterbeek. Van Eeghen besluit dat zij bij uitstek geschikt is om aan zijn kinderen tekenles te geven. Daar hij, zoals gemeld, zelf een uitstekend tekenaar was kan geconcludeerd worden dat hij zeer wel in staat was om te oordelen over de capaciteiten van Maria Vos als tekenjuf. Vele jaren heeft zij aan de kinderen van Eeghen tekenonderwijs gegeven.
Tekenen naar de natuur
Daarbij werden, als er naar de natuur werd getekend, forse afstanden afgelegd. Zowel naar het westen als naar het noorden kwam men aaneengesloten bos en heidevelden tegen. De wandelingen onder leiding van Maria Vos begonnen langs de zandweg zonder bebouwing [de huidige Stationsweg] naar de brug van Dreyen, waar Mauve zich later zou vestigen, met tekenles op de achterliggende Bovenheide of het Papendalsche Veld. Evenmin zag het gezelschap er tegenop de Wolfhezerheide op te zoeken met natuurlijk een bezoek aan de Wodanseiken; steeds was er bij traditie de opdracht om onder leiding van Maria Vos te tekenen naar de natuur.
Dat zij daarbij op vooral de techniek de nadruk legde en hoge eisen stelde aan de kinderen van Eeghen deed geen afbreuk aan de waardering die zij zonder uitzondering voor haar hadden. De jongste dochter Cateau [1860-1943] die als laatste van deze generatie haar lerares beschreef maakte melding van het feit: ”dat zij in ergernis en wanhoop haar potlood kon neergooien maar ook, niet zelden, actief ingreep in het werk van haar leerlingen hetgeen de producten aanzienlijk verfraaide”.
Deze zgn. ”Vossestreken” zijn in de bewaard gebleven schetsboeken der familie duidelijk te herkennen, zozeer zelfs dat aan onbekende hand toegeschreven tekeningen voor het grootste deel als werk van Maria Vos kunnen worden aangemerkt.
Goede band met “leerlingen”
Dat Maria Vos ook de ouderen aan wie ze les gaf wist te raken mag blijken uit brieven die de vrouw van C. P. junior, Maria de Clercq, schreef, b.v. op 27 september 1870: “Om half elf gingen wij met juffrouw Vos op den Oorsprong het huisje van de waterval en de omliggende bomen tekenen en aten daarna de proviand die we hadden meegenomen. Om kwart over een begaf juffrouw Vos zich naar nicht Fock (die op “Villa Nova”woonde).
Het was deze familie Fock, met wie Maria Vos zeer goed bevriend was en waarvan Maria Bilders-van Bosse in een brief aan de kunstcriticus Loffelt, jaren later, zou melden:
”Hier in Oosterbeek werkte Bilders veel achter de kerk in het benedendorp waar toen nog mooie schilderachtige plekken waren en oude hutten stonden. Veel werkte hij ook bij het watermolentje van vrouw Gerritsen, bij alle schilders van die dagen welbekend. Nooit heeft hij de rijke Amsterdammer kunnen vergeven die dat mooie hoekje verwoestte om er een ordinaire villa van te maken. Wellicht weet u dat dit Villa Nova is.”
Bewondering voor de kunstenaresse
Op 5 september 1871 schrijft Maria de Clercq:
”Morgen luidt het programma als volgt: tekenen om half elf met juffrouw Vos en dan weer op de Oorsprong twaalfuurtje houden en er blijven tot de tekening af is. Zij heeft iets geniaals dat alles bezielt wat zij tekent, zodat onder hare handen de meest onbeduidende voorwerpen iets groots krijgen!”
Een rake typering van haar tekenwerk waarin grote bewondering voor Maria Vos als kunstenaresse doorklinkt. In de zomer van 1863 treedt een grote verandering in het leven van Maria Vos in. Samen met Adriana Haanen besluit ze dat een gezamenlijke woning zal worden betrokken. Maria Vos verhuist van de Eng naar hun nieuwe onderkomen,Weverstraat 88 waar ze beiden, Adriana beneden aan de voorzijde van het huis en Maria boven een atelier hebben. Aan de achterzijde der woning kijken ze uit over het door Maria Vos veelvuldig in tekeningen en schilderijen vastgelegde, voor hen zo geliefde, Zweiersdal met aan de overzijde, op Bergoord gelegen het huisje of zoals men later zei: de tuinmanswoning van Batos Wijk.
Villa Grada
Daarnaast zien zij het stuk grond waarop later hun fraaie “Villa Grada” zal worden gebouwd. M.V.en A.H. kopen het perceel op 30 juli 1869 ,voor f 800,-, van Jan Winterink tuinman te Oosterbeek die zelf in het huis rechts (gezien vanaf de Weverstraat) van de latere Villa Grada blijft wonen.
Deze woning wordt na de dood van Maria Vos in 1906 door de nieuwe eigenaar Mej. Stortebeker gekocht en afgebroken. Voorjaar 1869 verhuizen M.V. en A.H., nadat opdracht is gegeven voor de bouw van Villa Grada, naar een woning op de Amerusberg B 195 in 1870 omgenummerd naar B220.
Het is een tijdelijk onderkomen voor de duur van de bouw en bevond zich ter hoogte van de huidige Emmastraat, een 500 meter van de bouwplek voor Villa Grada. Dit huis, gebouwd in Zwitserse Stijl,was geen unicum voor Oosterbeek. Men kwam meer soortgelijke huizen tegen. Voorbeelden zijn het in 1944 verloren gegane “Jagershuis” aan de voet van de Italiaanseweg, dat rond 1855 door M.V. werd getekend, alsmede het Zwitserse huis dat stond op de hoek van de van Eeghenweg met de Hazenakker.
De bouw van Villa Grada wordt in mei 1870 voltooid. Maria Vos vervaardigt ter gelegenheid hiervan een kostelijke aquarel: een vos ligt op een palet omringt door hanen. Hierboven te zien: “Villa Grada” kort na de oplevering in een aquarel van Maria Vos.
Hetzelfde palet gesierd met penselen treft men aan in de nog steeds aanwezige gevelsteen. Hun beider initialen getuigen van hun band. De productie van beiden is in de jaren `70 en `80 groot en beiden verkopen veel werk. Hierboven de Gevelsteen van “Villa Grada”.
Hoge kwaliteit
Duidelijk is dat de kwaliteit niet onder de grote productie leed. Het zijn deze stillevens die de kunsthistorica Marius in 1920 ertoe brengen dat ”als stilleven schilderes Maria Vos eigenlijk te onzent niet wordt overtroffen. Zij beschikte over oud –Hollandse uitbeeldingsdeugden en een uitmuntende vakkennis.”
Inmiddels was Oosterbeek door de toenemende bebouwing veranderd.Vele schilders verlaten vanaf 1860 de volgens hen minder schilderachtige omgeving. Om met Jacob van Lennep te spreken: ”Het Oosterbeek dat ik tevoren kende, bestaat niet meer” Maria Vos verwerkt haar hunkering naar vroeger in een ‘Album van oud Oosterbeek”. Ze vervaardigt 14 aquarellen die getuigen van haar liefde voor het oude Oosterbeek zoals het er tijdens haar vestiging in 1853 uitzag. Nadat een comité van bewonderaars het aankocht wordt het aangeboden aan de gemeente Renkum die het in 1908 als geschenk aanvaardde. Ze worden later opgehangen in het nieuwe gemeente huis in Bato`s Wijken overleven net als het gebouw de oorlog `40-`45 niet.
Uit een album van 1861, het Album van Oosterbeek, voor een groot deel naar aanleiding van het onderzoek aan Maria Vos weer samengesteld, kan men een indruk opdoen over het geweldige niveau van de werken die Maria Vos bij deze gelegenheden maakte. Ze tonen de grootsheid van het Oosterbeekse landschap, de haast on-Nederlandse verten en hoogteverschillen. Eén van deze tekeningen uit het Album van Oosterbeek toont een gezicht vanaf de Duno rond 1864.
In het verschiet Arnhem met de Eusebius kerk. Als men nu op het Duno-plateau gaat staan beleeft men de opwinding die de schilders van de negentiende eeuw moeten hebben gevoeld. Behoudens enige begroeiing aan de linkerzijde neemt men 140 jaar later vrijwel hetzelfde panorama waar.(zie hieronder)
Tachtigste verjaardag
In 1904 viert Maria Vos haar tachtigste verjaardag onder grote belangstelling in “Villa Grada” bij welke gelegenheid velen uit de kunstwereld haar komen gelukwensen onder wie: Otto Eerelman, Antoon Markus sr., Piet van Walchren, Anna Wolterbeek, George Kiers, Anna Abrahams, Bart van Hove, Barend Ferwerda maar ook goede vrienden als de kunst recensent Henry Haverkorn van Rijsewijk en de burgemeester J. van Toulon van der Koog.
Een ontroerende gelukwens zendt ze even daarvoor aan de familie Van Eeghen. ”Herinnering aan de bloemkas naar een schetsje uit het jaar 1853 door een paar oude handen en oogen getekend”
Ze overlijdt op zaterdag 11 januari 1906 drie weken na haar 81 ste verjaardag en wordt onder zeer grote belangstelling begraven op de Nieuwe Begraafplaats te Oosterbeek. Ook haar graf zoekt men tevergeefs. Eind jaren `70 wordt het, net als dat van haar vriendin en huisgenoot, geruimd.
Van haar werk ging het een en ander verloren, maar door de grote productie die ze had geeft ze ons nog zeer veel om te genieten. Haar stillevens plaatsen haar bij de top van de schilderessen van de negentiende eeuw. Margaretha Roosenboom, Gerardina v.d. Sande Bakhuyzen en Adriana Haanen.
Haar landschappen getuigen van haar grote liefde voor Oosterbeek en omgeving. Oosterbeek dat ze een leven lang trouw bleef. Een leven in dienst van de kunst.
Overlijden Swanida Wildrik & Adriana Haanen
Ouder worden is afscheid nemen. Op 23 februari 1883 overlijdt Swanida Wildrik, de oud-directrice van de kostschool voor jonge juffrouwen de Tafelberg. Zij was het die Maria Vos aanstelde als tekenjuf aan haar school. Op 5 febr. 1888 neemt ze afscheid van Anton Mauve die tijdens een bezoek aan zijn broer, conrector aan het Stedelijk Gymnasium te Arnhem aan een hartaanval bezwijkt; overlijdt, in 1890, Johannes Warnardus Bilders, de grote animator van de schildersbent die op de begraafplaats aan de Fangmanweg wordt begraven, op 100 meter van Villa Grada. Dan, op 8 oktober 1895, sterft Adriana Haanen op “Villa Grada”. Maria Vos, die zelf Nederduits-Hervormd was, begraaft haar Rooms-Katholieke vriendin op de begraafplaats bij de Bernulphuskerk. Anno 2002 zoekt men tevergeefs haar graf: in de jaren `80 werd het graf met enige andere geruimd.
Pieter van der Kuil, juni 2002
Schrijf een reactie