Pieter van der Kuil
Op 2 november 1871 overleed mr. Reinhard Crommelin (1810- 1871), advocaat te Amsterdam, op zijn buitenhuis “Cortenbergh” (ook wel Kortenburg). Hij was een zoon uit het tweede huwelijk van zijn vader Claude Crommelin (1769-1824) met Jacoba Catherina van der Meulen (1770-1845). (Zie voor gegevens over de familie Crommelin ook bij de familie Wolterbeek en huize Valkenburg).
Reinhard Crommelin koopt “Cortenbergh” in 1840
In 1837 huwde hij met zijn volle nicht Frederique Wilhelmina Crommelin, met wie hij liefst 11 kinderen kreeg. In 1840 kocht hij het buiten “Cortenbergh en gebruikte het als buitenplaats. Hij was enige jaren lid van de gemeenteraad van Wageningen. Hij wordt begraven op de nabijgelegen, in 1860 in gebruik gekomen, begraafplaats “Onder de Bomen” te Renkum. Zijn echtgenote woont na zijn dood in het huis aan de Herengracht 214 te Amsterdam, waar zij in 1875 overlijdt.
Reinhard Crommelin had het oude huis Cortenbergh rond 1840 gekocht en er in 1859 nog een grote vernieuwing doorgevoerd. Toch laat hij het buiten afbreken en er een nieuw buitenhuis, naar een ontwerp van de Arnhemse architect Lukas Hermanus Eberson (1822-1889), voor in de plaats zetten.
Eberson merkt over de opdracht die hij van Crommelin kreeg op:
Dit huis werd aanvankelijk door den Heer Crommelin betrokken, doch met het voornemen zich een beter verblijf te doen bouwen, dat voor zijn talrijk gezin eene grotere ruimte aanbood en waarvan de indeeling der vertrekken meer in overeenstemming was met de eischen van den tegenwoordigen tijd en met zijnen smaak
In November 1854 komt architect Lukas Hermanus Eberson met een ontwerp voor een buiten met 30 kamers, te bouwen op een kleine 20 meter vanaf de oude footprint. Voor de bouw werd de grond opgehoogd zodat het enigszins verheven in het omliggende landschap zou staan. Bij gelegenheid van de oplevering veranderde Crommelin de naam Grunsfoort in “De Cortenbergh”
De parkaanleg rond het huis wordt ontworpen door de landschapsarchitect Jan David Zocher jr. (1791- 1870). Nadat Willem III het verwierf werd de parkaanleg heringericht door diens zoon Louis Paul Zocher (1820-1915). Deze ontwierp een fraai wandelpark met een grote vijverpartij, een grote volière enz..
Crommelin had meerdere buitens, waaronder, tussen 1847 en 1855, het buiten De Horst te Driebergen-Rijsenburg. Zijn woonhuis lag aan de Herengracht 214, nabij de Raadhuisstraat, te Amsterdam. Het fraaie herenhuis werd in 1917 gesloopt. Caspar Philips Jacobszoon tekende het op in zijn grachtenboek.
In april 1857 wordt het nieuwe huis “Cortenbergh”opgeleverd waarna het oude “Cortenbergh” wordt afgebroken.
Godert Willem Graaf van Rechteren van Appeltern wordt nieuwe eigenaar van “Cortenbergh”
Uit de nalatenschap van zijn oudoom Reinhard Crommelin koopt Godert Willem Graaf van Rechteren van Appeltern (1841- 1902) het buiten met omliggend 200 ha. grond en geeft het de naam van het kasteel dat ooit een 100 meter noordelijker in het Renkums Beekdal had gelegen: “Grunsfoort”.
Van Rechteren van Appeltern werd geboren op 19 oktober 1841 te Zwollerkerspel als zoon van de gouverneur van Overijssel Mr. Jacob Hendrik graaf van Rechteren (1787-1845) en diens derde echtgenote Geertruid Agnes baronesse de Vos van Steenwijk (1807-1845). Hij verloor zijn ouders dus op vierjarige leeftijd. Na het gymnasium te Zutphen te hebben doorlopen studeerde hij van 1859 tot 1864 in Leiden rechten, waarna hij advocaat werd te Wageningen een plaats waar hij baron Van Dedem ( van Huis “Den Berg” te Dalfsen) trof. Later zou zijn enige dochter Petronella Geertruida Agnes van Rechteren (1868-1928) huwen met Baron Alexander van Dedem van den Berg (z.a.). Hun beider interesse voor de Dreijen te Oosterbeek zal hier niet vreemd aan zijn.
Op 2 januari 1867 huwde hij te Londen met Augusta Isabella Alexandrina Janssens (1845- 1902), dochter (buitenechtelijk) van Barber Janssens en koning Leopold I van België.
Het gezin Van Rechteren van Appeltern gebruikte Grunsfoort aanvankelijk als een buitenhuis daar het er alleen in de zomermaanden verbleef.
Oostelijk van het nieuwe huis “Grunsfoort” liet hij een koetshuis bouwen dat na verkoop aan koning Willem III in opdracht van deze werd verbouwd naar een ontwerp van de Arnhemse architect Lukas Hermanus Eberson.
Toen in 1901 het sanatorium werd geopend gebruikte men het voormalig koetshuis als keuken.
Hij beperkte zijn daadkracht niet tot de onmiddellijke omgeving van het huis en liet in 1872 de Nieuweweg aanleggen, een korte verbinding van het dorp Renkum naar Grunsfoort. Ook in het plaatselijk leven te Renkum stelde hij zich actief op. Zo was hij vanaf 1874 kerkvoogd van de hervormde gemeente te Renkum.
In 1881 wordt hij benoemd tot kamerheer des Konings en in 1895 tot kamerheer in buitengewone dienst van koningin Wilhelmina. In het jaar van zijn aanstelling tot kamerheer, kocht op 16 september 1881 koning Willem III, na lang aandringen bij Van Rechteren van Appeltern, het landgoed Cortenbergh. Van Rechteren, die een verwoed jager was, had op een van de jachtpartijen op zijn grondgebied koning Willem III uitgenodigd, een besluit dat hem op termijn zijn buitenplaats kostte. Het goed viel in de smaak bij de koninklijke bezoeker. Van Rechteren van Appeltern verhuist naar Ede waar hij het huis “Reehorst” laat bouwen. (zie onder Graaf van Rechterenweg))
Op 15 september 1881 doen de nieuwe eigenaren voor het eerst Cortenbergh aan. Op de weg over de Grunsfoortselaan (nu Kortenburg geheten) boden de oudste kinderen van de familie Reijmer, bewoners van het nabijgelegen huis “Redichem” (z.a.), nabij het tuinmanshuis “de Plankjes”, een bloemstuk aan.
“Koninklijk Particulier Domein Oranje Nassau`s Oord”.
Sinds die tijd verdween de naam Cortenbergh (respec. Grunsfoort) voor het gebied en sprak men in navolging van de nieuwe eigenaren van het “Koninklijk Particulier Domein Oranje Nassau`s Oord”.
Het fraaie landgoed moest dienen als zomerverblijf voor zijn tweede vrouw, koningin Emma. Zij was opgegroeid in Duitsland en miste, naar verluidt, de hoogteverschillen in het Hollandse landschap. Willem III meende dat zij die op de stuwwal van de Zuid Veluwe zou terug vinden.
De koning liet het landhuis met een verdieping verhogen door meester-timmerman H.A.J. Popping en meester-metselaar P. de Leeuw uit Wageningen. Voorts werd een koetshuis en stallen opgetrokken. In de kwekerij werd een oranjerie gebouwd en voor de koning werd door de Renkumse smid Hendrik van Roest (z.a.) een volière voor fazanten gebouwd. Het ontwerp voor de parkaanleg was van Louis Paul Zocher (1820-1915). Op 28 juli 1883 betrok het echtpaar de zomer- residentie. Het paar kwam met hun 3 jarige dochter Wilhelmina aan op station Oosterbeek-Laag waar zij werden afgehaald met koetsen. Op het station stond, uiteraard, de burgemeester van Renkum Jan van Embden. Een opmerkelijk detail bij de tocht naar ONO was de met wit zand afgedekte Dorpsstraat, teneinde het geratel van de koetsen te beperken. Het koninklijk paar verbleef enige zomers op het landgoed, maar met de achteruitlopende gezondheid van de koning steeds minder. Toch had de Renkumse middenstand voordeel bij het bestaan van het zomerpaleis.
De plaatselijke wagenmaker Gijsbertus Gielingh, de smid Hendrikus H. van Roest, de zadelmakers Rosbach en diens opvolger J. Schaafsma maar ook de plaatselijke zalmvissers Gerardus (1812-1898) en Johannes (Jan) Koenders (1815-1886) behaalden voordeel uit de koninklijke klant.
Naar verluidt heeft de laatste de vorst van een jammerlijke verdrinkingsdood gered tijdens een gezamenlijke vispartij op de Rijn waar ze op jacht waren naar zalm.
Na het overlijden van Willem III in 1890 verloor Emma de aandacht voor het buiten en kreeg de Wageningse notaris J.M.F. van Everdingen de functie van rentmeester en behartigde hij, van 1891 tot 1899, de belangen. Af en toe deed ze haar zomerpaleis nog aan.
In de Leeuwarder Courant van 30 januari 1899 lezen we:
“Bezoek der Koningin-Moeder aan Oranje Nassau-Oord. H.M. de Koningin-Moeder begaf zich gisteren voormiddag met het in den gewonen staatsspoortrein van 10 uur 6 min. ingelegde koninklijk salonrijtuig via Ede naar het landgoed Oranje Nassau-Oord. De hofdames barones van Ittersum en jonkvrouw van de Poll, alsmede jhr. De Ranitz, particulier secretaris en intendant van het huis van H.M., maakten het gevolg uit. De burgemeester der residentie, baron van Harinxma, deed H.M. in het station tot aan den trein uitgeleide. H.M. kwam op den bepaalde tijd aan het station Ede aan, waar H.M. door den burgemeester, den heer Optennoort, in de in haast keurig versierde wachtkamer gecomplimenteerd werd. Barones van Ittersum bood een zeer fraaien ruiker aan. In een open rijtuig uit Wageningen zette de Koningin met gevolg den tocht naar Oranje-Nassau`s Oord voort. Een vrij talrijke menigte, w.o. hoofden en leerlingen van het instituut “Erica” –(kostschool gelegen in de Torenstraat in Ede)-, begroette de Koningin levendig. Verder ging H.M. in een open landauer over Bennekom, waar het muziekgezelschap het Wilhelmus deed hooren. Overal waren vlaggen. Nabij den Keijenberg brak een achterwiel van het rijtuig. Dadelijk werd uitgestapt en de reis vervolgd met een rijtuig uit Oosterbeek, waarin de Burgemeester van Renkum- (-J.V.M. van Toulon van der Koog-) zat . H.M. kwam even voor één uur op Oranje-Nassau-Oord. Aldaar werd H.M. opgewacht door den rentmeester Van Everdingen en de commissie voor het sanatorium. Inmiddels was een ander rijtuig ontboden uit Wageningen. Daarna werd de omgeving van het landgoed bezichtigd, waarna H.M. terugkeerde langs Wageningen en op den bepaalden tijd van Ede naar Den Haag vertrok.”
Het paleis op Oranje Nassau`s Oord wordt sanatorium
Kennelijk waren er al enige jaren contacten tussen Emma en een Commissie tot instelling van een sanatorium te Renkum. In 1901 schonk Koningin Emma het landgoed aan de Vereniging tot Bestrijding van Tuberculose die er een sanatorium in vestigde.
Toen zij in 1898 bij de troonaanvaarding van koningin Wilhelmina fl. 300.000,- ten geschenke kreeg van de Nederlandse bevolking gaf ze aan dit te willen besteden aan de vestiging van een sanatorium voor longlijders te Renkum. Daar dit bedrag onvoldoende was om het sanatorium tot stand te brengen gaf Emma ook nog een aanvullende persoonlijke gift van fl. 200.000,-.
“Sedert lang was mijn wensch eene stichting in het leven te roepen, waaraan ik geloof dat grote behoefte bestaat. Ik bedoel een sanatorium voor longlijders. In den eerste plaats ten bate van hen, die de middelen missen om in het buitenland hulp te zoeken tegen de vreselijke kwaal die helaas in ons vaderland zoo veelvuldig voorkomt en zulke ernstige gevolgen na zich sleept. Ik hoop eerlang de beschikking te krijgen over het landgoed Oranje Nassau’s Oord te Renkum en dit af te staan voor het doel dat mij lief is. Door deskundigen voorgelicht stel ik mij voor op dat landgoed het eerste Nederlandsche Sanatorium te stichten”.
De akte tot de stichting van het Sanatorium Oranje Nassau`s Oord werd op 10 april 1899 op het paleis te Den Haag gepasseerd ten overstaan van notaris H.W.F. Ligtenberg. Emma was hierbij persoonlijk aanwezig. Daar werd ook het Emmafonds ingesteld wat diende om in voorkomende gevallen de verpleging te Renkum gratis te laten zijn. Een vorstelijke eerste donatie werd door Emma gedaan.
De verbouwing van het paleis en de aanbouw van halfrond zijvleugel wordt gedaan door de Amsterdamse aannemer PH. A. Warners. Hij schreef in voor fl 95. 800,-.
Op 26 oktober 1901 wordt het sanatorium, om exact 14.00 uur, plechtig geopend door koningin Wilhelmina in bijzijn van Prins Hendrik en haar moeder prinses Emma.
De eerste geneesheer- directeur dr. Johannes Willem Frederik Donath is een van de gastheren die prinses Emma ontvangt. Ook voor de voorzitter van het bestuur van de stichting jhr. S.M.S. de Ranitz (particulier secretaris van Emma) is een belangrijke rol weggelegd. Er wordt een marmeren gedenkplaat onthuld waarin de gulle geefster eer wordt bewezen.
De eerste patiënten kwamen aan op 18 november 1901.
In de villa was, tot 15 mei 1902, plaats voor 30 patiënten, zodat tot aanbouw werd besloten. Als eerste directeur werd dr. Johannes Willem Frederik Donath aangesteld (1856 – 1920) ). Deze was na een studie geneeskunde die hij in 1874 begon als arts gevestigd geweest te Wormerveer. Van zijn hand verschenen enige boeken over de volksgezondheid, waaronder “De tuberculose als volksziekte en hoe zij kan worden bestreden” (1901). Tevens werden aangesteld, als assisterend geneesheer, dr. W.J.W. Huining, als adjunct-directrice mej. M. von Farrat en als boekhoudster mej. G. Talma.
Nog in 1901 startte men met de bouw aan het voormalig paleis van een gebogen westvleugel, naar een ontwerp van de architect Roelof Kuipers. Naar verluidt koos men voor deze gebogen vorm om tocht adequaat tegen te gaan.
Vrij snel na oplevering groeide het aantal bedden tot 95 in 1905. Het totaal aantal dat gedurende dat jaar werd verpleegd bedroeg 228.
Op de eerste pagina van het patiëntenboek (1901) lezen we dat van de eerste drie ingeschreven patiënten er twee binnen twee jaar waren overleden. Ook valt op dat hun beroepen (arts, verpleegster en onderwijzer) bijdroegen aan hun noodlottige ziekte.
Het Liber Amicorum van dr. Johannes Willem Frederik Donath
In 1906 kon men twee dingen vieren: de band tussen het koningshuis en het voormalige Grunsfoort die 25 jaar bestond hetgeen samenviel met het feit dat 25 jaar geleden Donath zijn artsenbul had behaald. Vooral het laatste was aanleiding tot feestelijkheden en het verschijnen van een fraai foliant.
Bij de feestelijkheden werd een Liber Amicorum aangereikt aan Donath, een fors foliant met 4 pagina`s decoratie, 1 pagina welke de deugden van Donath beschrijft, pagina’s met handtekeningen van de “Commissie”, 11 pagina’s met die van oud-patiënten, 4 met huidige patiënten, 1 met die van “Beambten en personeel” en 3 met die van “Vrienden”. De illustraties waren van de hand van de Amsterdamse kunstenaar Henk van den Oever. Het fraaie foliant kon, door een viertal genereuze financiële bijdragen worden opgenomen in de collectie van Heemkunde Renkum.
Op 12 juli van dat jaar verscheen in het tijdschrift “De Prins” een artikel over het sanatorium ONO.
In dit artikel een drietal raadselachtige afbeeldingen die niet rechtstreeks met ONO te maken hebben. Het Chinese bruggetje en de piramide stonden bij de Herema- State, dat echter bij Joure (Fr.) te vinden is. De reden voor deze verschijning van afbeeldingen bij ONO is dat Donath in 1905 betrokken was met plannen om de Herema-State te Joure in te richten als sanatorium. Dit had te maken met interne spanningen binnen het sanatorium te Renkum ( hij kon met name niet langer door een deur met het bestuur), op 30 april 1907, leidend tot het formeel vertrek van zowel Donath als Huining. Als waarnemend geneesheer-directeur, tot 1 augustus 1907, trad op dr. W. van der Starp. Hij werd opgevolgd door de Rotterdammer dr. Anthonie Bakhuijsen Schuld (1865-1937). (Deze had de achternaam van zijn echtgenote, Petronella Johanna Bakhuijsen, aan zijn naam toegevoegd).
Dat velen zich niet neerlegden bij het ontslag van Donath bleek op dinsdag 9 april 1907 toen, o.a., in het Utrechts Nieuwsblad een ingezonden brief verscheen ondertekend door vele oud- patiënten en gericht aan Hare Majesteit waarin men zijn ongenoegen over het ontslag niet onder stoelen en banken stak. Men probeerde het tij nog te keren.
Vermoedelijk had Donath toch geen gehoor gegeven aan een weinig voor de hand liggende interventie van Emma want hij zette zette zijn werk onverdroten voort te Joure. In 1909 schonken dr. J.G. Driessen en zijn echtgenote, Aurelia Vegelin van Claerbergen, “Herema State” aan de “Vereniging tot Oprichting van een Fries Volkssanatorium”. Donath maakte zich na zijn vertrek in Renkum sterk voor deze vestiging.
Het buiten werd grondig verbouwd en naar de eisen van die tijd ingericht voor de nieuwe bestemming. Het sanatorium werd geopend op 1 september 1910. Slechts weinig jaren later kwamen sommigen echter al tot de conclusie dat ligging en omgeving toch niet aan de verwachtingen beantwoordden. In 1919 bleek het bovendien te klein. Een actie om Herema State uit te breiden strandde op de opvatting van het hoofdbestuur en geneesheer-directeur J. Geers, dat het beter zou zijn een geheel nieuw sanatorium te bouwen, in een andere omgeving. Het sanatorium verhuisde ten slotte naar Appelscha en werd daar op 22 september 1922 geopend. “Herema State” werd opnieuw verbouwd en werd daarna bewoond door Pieter Benjamin Johan Vegelin van Claerbergen, die van 1910 tot 1940 burgemeester van Haskerland was.
In 1927, bij zijn 20 jarig jubileum als geneesheer- directeur krijgt hij een zilveren sigarendoos ( 17 x 9 x 6,5 cm) aangereikt. Voor een bestrijder van longziekten een curieus geschenk!
Zijn voorganger Johannes Willem Frederik Donath overlijdt in 1920 te Den Haag. Hij woont dan al enige jaren te Bennekom.
Het fotoalbum van Pieter Ruitenberg
Tot de patiënten van het eerste uur behoorde de uit Waspik afkomstige Pieter Ruitenberg (geboren te Waspik op 02-04 -1888 en overleden aldaar op 17 mei 1907).
Zijn vader, Pieter Adriaan Ruitenberg (1852- 1935), had in Waspik een middelgrote scheepswerf, met rond de 70 werknemers, gelegen aan de Sijdijck, waarop, door de jaren heen, menig vaartuig van de helling kwam. Voor een beschrijving van de geschiedenis van de scheepswerf zie: www.goedespoorwaspik.nl/scheepstimmerwerven.
De Heemkundekring “Op`t Goede Spoor” te Waspik bood enige tijd geleden Heemkunde Renkum een fotoalbum aan dat het droevige lot van Pieter Ruitenberg als patiënt van het sanatorium ONO in beeld bracht. In het album vele foto’s van het personeel, de patiënten, de gebouwen en de fraaie tuin van het sanatorium.
Het album komt uit de nalatenschap van een achternicht, Annie C. M. Ruitenberg die haar albums naliet aan haar zus J. J. (Co) Ruitenberg die ze op haar beurt overdroeg aan T. A. W. Ruitenberg.
Deze bood ze aan bij Heemkundekring te Waspik, die op haar beurt ze aan de Stichting voor Heemkunde Renkum schonk.
Tezamen met het Liber Amicorum van Donath vormt het een waardevol document dat de vroegste geschiedenis van het in 1901 geopende sanatorium in beeld brengt.
Om de plekken van deze bouw- en waterwerken t.o.v. elkaar en het paleis te duiden volgen hier nog een zestal foto’s.
Op 17 mei 1907 overlijdt Pieter Ruitenberg in Waspik aan tuberculose.
Hij wordt begraven op de begraafplaats van de NH-kerk gelegen aan de Raadhuisstraat te Waspik. In zijn graf ligt tevens zijn broer Machiel, met links van hen vader Pieter Adriaan Ruitenberg en rechts van hen zijn zus Jacoba.
In 1911 viert het sanatorium haar 10 jarig bestaan op feestelijke wijze. Op verzoek van de Raad van Beheer heeft de herdenking een sober karakter. In de eerste tien jaar van haar bestaan heeft men een totaal verlies van fl. 73.000,- geleden en verkeert men voortdurend in financiële nood.
Als dank aan de gulle geefster werd in de hal van het hoofdgebouw een plaquette onthuld van de Wageningse beeldhouwer August Falise weergevende een borstbeeld van Emma en een onderschrift dat meldt:
Velen tot zegen
Ons allen een voorbeeld
Eerbiedige hulde aan de Stichtster van het Eerste Nederlandsche Sanatorium voor longlijders
26 october 1901-1911
Koningin-moeder Emma bezoekt nog enige keren het sanatorium zo ook in 1926.
Dertien jaar na het overlijden van Pieter Ruijtenberg op ONO komt de familie bijeen in Waspik, op de scheepswerf aan het Scharlo 26, gelegen aan de Kerkvaart, om het 40-jarig huwelijksfeest te vieren van het echtpaar Ruijtenberg- van Dongen. Het woonhuis op de familiefoto hieronder is, in nog vrijwel dezelfde staat, op dit adres in Waspik te vinden.
We zien op de voorste rij van links naar rechts Jacoba Johanna Hoogenkamp – Ruitenberg, Pieter Adriaan Ruitenberg, Anna Catharina Maria Ruitenberg – van Dongen, Jan Adriaan Ruitenberg. Daarachter staande van links naar rechts Hendrik Hoogenkamp (postbeambte Drente), Machiel Ruitenberg, Sijke Adriana Ruitenberg – Nelemans, Gerrit Adriaan Ruitenberg, Dina Ruitenberg – Lankhuijzen, Johan Ruitenberg, Petronella Ruitenberg – de Roon, Adrianus Ruitenberg.
Een wandeling vanaf Onder de Bomen over Oranje Nassau`s Oord.
Ofschoon de gebouwen van ONO liggen op Wagenings grondgebied werd in vroeger tijd de locatie geduid als Renkum.
We beginnen de wandeling over een deel van het terrein van ONO op Renkums grondgebied en bekijken vooral de gebouwen en bouwwerken. Als startpunt kiezen we de kruising van Onder de Bomen met de Nieuweweg en Grunsfoortselaan.
Een wandelkaart van de gemeente Wageningen, gemaakt a.d.h.v. een boskaart uit 1932, kan dienen ter verklaring van deze wandelroute.
Aan de ingang van de Grote Laan ligt de toegang tot het terrein van ONO, met eertijds twee leeuwen als wachters.
Links hiervan loopt Kortenburg, gezien vanaf het kruispunt , rechtdoor naar enige dienstwoningen en de watertoren van het sanatorium.
De situatie van de gebouwen aan Kortenburg wordt fraai weergegeven op een luchtfoto van rond 1930. Rechtsboven zien we de moestuin met de kassen en de voorliggende tuinierswoning.
Rechts-midden de dienstwoningen met de watertoren. Links van de moestuin ligt het kruispunt Kortenburg/ de Groote Laan/ Grunsfoortse Dijk. De Groote Laan loopt vanaf dit kruispunt met een boog naar links om de gebouwen heen. In de bomenpartij zien we de contouren van de Hoofdlaan (midden-boven naar links lopend). Het voormalige paleis staat er nog in volle glorie met daarboven de aanbouw van 1901 en de kapel van het sanatorium.
Keren we terug naar de Groote Laan.
De Groote Laan volgende komen we, rechts, aan de woning van de voormalige geneesheer- directeur, in de eerste jaren Johannes Willem Frederik Donath en na hem A. Schuld.
Achter de woning van de geneesheer- directeur (westzijde) ligt nog steeds de weer geheel gerestaureerde ijskelder van Oranje Nassau`s Oord.
Steken we de Hoofdlaan ter plekke over dan belanden we bij de zuid-westzijde van de aan het paleis in 1901 aangebouwde gebogen zijvleugel.
De kapel van het sanatorium ONO werd gebouwd naar een ontwerp van Eduard H. H. Cuypers (1859-1927).
We zijn aangekomen bij het hoofdgebouw, het voormalige paleis.
Op een naoorlogse luchtfoto is duidelijk waarneembaar dat het hoofdgebouw in WO II onherstelbaar werd verwoest maar de overige dienstruimten gespaard bleven.
Tot slot lopen we vanaf de woning van de geneesheer-directeur de Hoofdlaan verder af in de richting van de Bokkedijk (N225) voor WO II de Rijksstraatweg geheten.
Vanaf de dienstwoning van de geneesheer- directeur wandelen we via een S- bocht in de Groote Laan naar de links gelegen St. Jansheuvel, een verhoging in het landschap met een klein bosje er bovenop en zien in een rechte lijn de laan af naar de Rijksstraatweg (ook wel Bokkedijk).
In de bocht staan nog steeds een tweetal dienstwoningen (in het “Koninginnenbos”) met aan de linkerkant de Sint Jansheuvel.
Deze laatste overkluizing vond in 1930 ook plaats bij het bruggetje op het kruispunt Onder de Bomen, Grunsfoortse Dijk, Nieuweweg.
Aan de oostzijde van de Hoofdlaan nabij de Rijksstraatweg werd op 3 september 1930 een bemalingsgebouwtje in gebruik genomen ten behoeve van het noordelijk gelegen, moerassige gebied. Bij die gelegenheid is ook de rustieke boog aan de zuidkant van de visvijver die toen verdween geplaatst achter het bemalingsgebouwtje waar hij zich nog steeds bevindt. Tevens werd een duiker geplaatst die de beek onder de Rijksstraatweg door voert. Op deze plek komen de parallel aan de Rijksstraatweg lopende Losbeek en de Kortenburgse Beek samen.
De voorgaande kaarten en foto’s stralen pastorale rust uit. Toch was men niet altijd veilig op deze plek. Zo ontspoorde en kantelde er in 1912 een tramstel van de OSM wat veel bekijks trok en menige krant haalde.
Suzanne
Wat is dit artikel een prachtwerk: zoveel foto’s en informatie dat het een soort digitaal boekwerk is. Dank voor het delen van dit interessante stuk geschiedenis!