Vele schilders van de Oosterbeekse School hebben in de eerste jaren van hun bezoeken aan Oosterbeek in pension gezeten bij de weduwe van Gerritn Ringelrooij, Johanna van den Berg. Nadat zij in 1853 voor de derde keer huwde met de plaatselijke huisschilder Hermanus Casper Wiesner, werd zij door haar pensiongasten “Vrouw Wiesner” genoemd, een naam die men in menige schildersbrief tegenkomt.
Zij had een onder de schilders begeerde combinatie van kamer met atelier, een situatie die tot 1864 heeft bestaan.
Haar pension stond vrijwel op de plek van de huidige “Gelderse Blom” aan de Benedendorpsweg.
Toen Gerard Bilders in 1863 van Jan Kneppelhout de opdracht kreegom op de Hemelse Berg twee bovendeurstukken te schilderen probeerde hij eerst een onderkomen bij “Vrouw Wiesner” te krijgen.
Hij belandt uiteindelijk bij juffrouw Lamers in een tweederangs logement aan het huidige Rozenpad. Hij schrijft aan Kneppelhout:
“Bij vrouw Wiesner, waar ik een atelier zou zoeken, ben ik niet zoo geslaagd als ik wenschte. Wel zou ik er eene der voorkamers tot werkplaats kunnen krijgen, maar ik zou er niet kunnen slapen en ontbijten, noch iets van dien aard, omdat vrouw Wiesner geene logees op die wijze meer aanneemt.”
Hij hoopte dat Kneppelhout hem logies op de Hemelse Berg zou aanbieden maar deze antwoord:
“Het wemelt hier, naar ik bij het zoeken van een verblijf voor u ontdek, van gaande en komende kunstenaars. Evenwel zal juffrouw Lamers U gaarne onder haar gastvrij dak in de Natte Steeg (Rozenpad) huisvesten en in allen geval, daar ik gezegd heb, dat ghij ook nog al eens thuis zoudt willen schilderen, het atelier voor u open te houden”.
Johanna van den Berg en Hermanus Casper Wiesner liggen begraven op de Oude Begraafplaats aan de Fangmanweg (C 043).
Schrijf een reactie