Pieter van der Kuil
Op 30 december 1864 woont Jan Kneppelhout in de Parkzaal aan de Plantage Parklaan te Amsterdam (nu ligt op die plek het Wertheimpark) een concert bij van het wonderkind, Jan de Graan.
Hij neemt zich voor de jonge violist onder zijn hoede te nemen en hem op te laten leiden tot “ een tweede Felix Mendelssohn”. Jan de Graan werd 19 september 1852 geboren te Amsterdam aan de Weesperstraat 1, op de hoek van de Heerengracht. Zijn muzikale vader, Jan (1828-1866), was goudsmid en zijn moeder, Johanna Augustein Augustein (1822-1863), dreef er een wijntapperij. De jongen krijgt aanvankelijk les van de violist C. Fischer maar van 1860-1867 is hij onder de hoede van Frans Coenen (zie lemma Frans Coenen).
Zijn eerste optreden heeft hij op 6 jarige leeftijd en verdient op zeer jonge leeftijd al behoorlijk met zijn concerten, volgens Kneppelhout in diens “Een beroemde knaap”, in de eerste helft van de jaren `60 fl. 2400,- per jaar. Als Kneppelhout de vader in 1865 vraagt Jan onder zijn hoede te mogen nemen weigert deze dan ook. Net als zijn moeder sterft vader echter aan tbc. En in juni 1866 komt de wees Jan de Graan aan in Arnhem en gaat bij het echtpaar Kneppelhout op de Hemelsche Berg wonen. Hij volgt lessen op de kostschool voor jonge heren “het Hemeldal” en Kneppelhout huurt een trio in om eens per week met Jan kwartetten te spelen. Als een cholera-epidemie die te Den Haag woedde onder controle is komt hij in die stad onder de vleugels van H.J. Dirksen, leraar Frans. Kneppelhout brengt hem daar in contact met de componist Wieniawsky maar uiteindelijk komt hij van 1867-1869 onder de hoede van de beroemde violist Joseph Joachim in Hamburg. Om Jan ook te Oosterbeek te kunnen laten optreden koopt Kneppelhout in 1867 een stuk grond aan de Natte Steeg, nu Rozensteeg, en laat er een Concertzaal bouwen.
Deze wordt in december 1869 plechtig in gebruik genomen, overigens bij afwezigheid van Jan de Graan. Als Joachim vindt dat zijn pupil te weinig studeert zorgt Kneppelhout er in 1869 voor dat deze in Parijs onder de hoede komt van Masart. Hij woont bij de schilder Adolphe Artz (vriend van Gerard Bilders) in die daar een atelier heeft. In 1866 schildert deze op de Hemelsche Berg het in het Concertgebouw te Amsterdam hangende portret van Jan de Graan. Na een serie concerten in de Musical Union te Londen in 1870 keert hij terug met een Stradivarius die nu bekend staat als de Wirth- Stradivarius, die zich tegenwoordig bevindt in de collectie van de ChiMei Culture Foundation te Taiwan.
Door de Frans-Duitse oorlog van 1870-1871 in Frankrijk neemt hij in 1870 weer zijn intrek bij Dirksen te Den Haag maar keerde vroeg in 1871 terug naar Parijs. Rond die tijd krijgt hij een aanbod om concertmeester te worden bij de Opera in Hannover. Kort daarvoor wordt bij hem tbc geconstateerd en er volgen nog 3 jaren waarin hij nauwelijks nog optreedt. Op 8 januari 1874, 21 jaar en drie maanden oud, overlijdt hij te Den Haag en wordt er 2 dagen daarna begraven op de begraafplaats Oud Eik en Duinen (grafnr. 390). Jan Kneppelhout laat een steen op het graf leggen met daarop een gedicht van zijn hand, ondertekent met slechts een K.
Gij waart mijn trots mijn vreugd mijn zware kruis
kind zonder huis
gevierde suonatore, wiens zacht licht
vroeg daagt, ras zwicht!
Hier stille lijder, vondt, vaarwel gekust.
Ge uw heilge rust!
Uw smart heeft uit, uw jeugd blijft eeuwig, maar,
Ach! Stom uw snaar.
Mieke de Graan
Bijzonder te lezen als een verre nazaat