Pieter van der Kuil
Westerbouwing sinds 1750
Op een kaart uit 1616 van de hand van Bernard Kempinck staat het gebied ten westen van de Veerweg en ten zuiden van de Benedendorpsweg nog aangegeven als Bentinck Vogelsank, een verwijzing naar het eigendom van de heren van de heerlijkheid Doorwerth, die het landgoed ter Aa bezaten. Dit omvangrijke bezit werd door vererving steeds verder gesplitst en in 1760 blijkt een gebied de Westerbouwing in het bezit van Peter Egberts. Van hem koopt mr. Gijsbert Tulleken, burgemeester van Arnhem, in 1764 de Westerbouwing. De naam moet dus in de laat 17de – vroeg 18de eeuw zijn ontstaan.
Zowel aan de westzijde van de bocht in de Veerweg als aan de oostzijde ervan stond een boerderij. De naam die aan deze boerderij werd gegeven was niet uniek. Aan de Fonteinallee, op de plek van de huidige manege Stal Doorwerth stond in 1756 een boerderij die deze naam eveneens droeg, de “ Wester Bauwinge. In 1802 komt het goed in handen van mr. Derk Gaymans die tot de grootgrondbezitters van Oosterbeek hoorde. Na de Nicolaas Broederschap bezat hij de meeste grond.
Deze wil genieten van het ter plaatse bestaande fraaie uitzicht over de Betuwe en laat er ten gerieve van zijn familie een theesalon bouwen welke dan ook lange tijd de “Gaymans’ koepel” werd genoemd. Het begin van een luisterrijke geschiedenis van een van de meest geliefde plekken van Oosterbeek.
Isaac Anne Nijhoff over de Westerbouwing
Uiteraard doet Is. A. Nijhoff de plek in 1820 ook aan. Hij is verrukt over het uitzicht en geeft een beschrijving die we ook nu nog geheel kunnen volgen, zij het dat door de naar het westen oprukkende bebouwing van Arnhem-zuid het vergezicht steeds meer verliest van zijn oude glorie.
“ Van hier ( de Oorsprong- P.v.d.K.) brengen ons weder slechts weinige schreden op de Westerbouwing, en wel aan den voet van den berg, wiens oppervlakte dit landgoed beslaat. Het wandelpad over hetzelve loopt al hooger en hooger, en geeft, wanneer men zich dan van tijd tot tijd rugwaarts wendt, de allerbevalligste uitzigten. Op het, over de tegenoverliggende heuvels, verspreide dorp, en langs de gehele keten van hoogten tot Arnhem toe, waar achter zich, in het verschiet, de Eltensche gebergten vertoonen. Zo komt men onverwacht bij een ruim salon, op den rand van eene verbazende steilte, aan welker voet zich een weg naauw merkbaar langs den Rijn heenslingert, en van waar men, over de gansche Betuwe, met hare bouw-en weilanden, met hare tallooze torens, een trotsch, ontzagverwekkend uitzigt heeft.”
Hij maakt geen melding van een afgesloten terrein en in de beste Oosterbeekse traditie deelde Gaymans dus blijkbaar zijn fraaie bezit met de wandelaars en gaf gastvrijheid aan toerist en plaatselijke bevolking.
Verkoop aan E.J. Backer door nazaten Gaymans
In 1872 verkopen de nazaten van Gaymans de Westerbouwing aan E. J. Backer, de kleinzoon van de Renkumse burgemeester H. J. Backer, die de Oorsprong bewoonde. Deze heeft van de Westerbouwing de toeristische trekpleister gemaakt die het eigenlijk tot op de dag van vandaag nog steeds is. Tot 1876 konden de wandelaars die het gebied aandeden aanleggen bij Evert Thomassen die in de boerderij de Westerbouwing, in de bocht van de Veerweg naast veehouder ook kastelein was. Het eigendom lag steeds bij de eigenaar van de hoogte Westerbouwing. De eerste helft van de 19de eeuw dus Derk Gaymans. De kunstschilder Maria Vos heeft de boerderij een aantal keren vastgelegd. De eerste aquarel uit 1855, deel uitmakend van het album van oud-Oosterbeek (1895 door Maria Vos) ging bij de brand van het gemeentehuis Bato’s Wijk in 1944 verloren. Twee jaar later, in 1857, maakt zij ter plekke een nieuwe tekening die de boerderij Westerbouwing van Evert Thomassen wat minder romantisch weergeeft zodat we de situatie ter plekke beter kunnen begrijpen.
Met de kadasterkaart van 1832 lukt het tot een exacte oriëntatie te komen. Linksboven op de kaart het Drielse veer. De tekenares bevond zich op het Kerkpad en keek naar het westen in de richting van de Veerweg die achter de boerderij loopt.
Een voortvarend stukje ondernemerschap van Evert Thomassen, dat na zijn dood zijn weduwe een kasteleinschap oplevert op de uitspanning. Backer laat bij de koepel in 1876 een paviljoen bouwen waar de wandelaars een verfrissing of een eenvoudige maaltijd kunnen gebruiken. We zagen eerder dat in 1845 het Drielse veer door H. J. Backer werd gekocht op een veiling in Arnhem voor 11.310 gulden. Dit eigendom van de familie Backer kwam de achtereenvolgende eigenaren van de Westerbouwing van pas. In 1877 start de Arnhemmer R. H. Haentjes de Stoombootonderneming Concordia. Er bestond weliswaar al de Arnhemsche Stoomboot Maatschappij die met raderboten een dienst Arnhem-Rotterdam onderhield maar deze was bedoeld voor vervoer over grote afstanden, zonder al teveel tussenstops.Langs de Rijnkade konden de raderboten aanleggen. Hieronder een afbeelding van de kade rond 1910.
Stoombootonderneming Concordia start 1893: Arnhem – Westerbouwing v.v.
Vanaf 1893 begint deze rederij een dienst van Arnhem naar de Westerbouwing. Hiervoor gebruikte men een fraai gestoffeerde en van beschilderingen voorziene salonboot. Deze had op de boeg een vergulde zwaan en op de achterplecht een glazen kajuit.
Om de passagiers gedurende de overigens korte tocht te vermaken was er muziek aan boord en werden verfrissingen en versnaperingen geserveerd. In de volksmond ging het scheepje al gauw door het leven als “ ’t Zwaantje”. Het voer af ten westen van de schipbrug die in de Rijn lag, ten westen om al teveel oponthoud te voorkomen.
Familie Friedrich
Tot de meest gewaardeerde, aan boord optredende muziekgezelschappen behoorde zeker dat van de van oorsprong Duitse familie Friedrich. Deze komt in 1890 naar Nederland en treedt veelvuldig op terrassen in Oosterbeek op met vader op een klokkenspel, de oudste zoon op bandonium, later vervangen door zijn jongere broer, en de dochter op xylofoon. Ook het terras van de Westerbouwing werd veelvuldig bezocht en bij een van die gelegenheden wist Friedrich zich een plaats te veroveren als muzikant op “ ’t Zwaantje”.
1885: Leendert Fangman koopt Westerbouwing
In 1885 gaat de Westerbouwing over in handen van de arts Leendert Fangman ( 1835-1896). Deze had in 1872 Bato’s Wijk gekocht uit de nalatenschap van mr. Jacob Mattheus de Kempenaer die het perceel in 1837 op een van de veilingen van de Oosterbeekse domeinen in het Zwijnshoofd te Arnhem had verworven voor 3500 gulden.
Het was dezelfde veiling waarop de Arnhemse stadsdokter Salomon Pieter Scheltema het Zweijersdal verwierf voor 4500 gulden. Deze arts behoorde naast de St. Nicolaas Broederschap, van wie hij het Zweijersdal kocht en de eerder genoemde Gaymans eveneens tot de grootgrondbezitters te Oosterbeek.
Weduwe Thomassen geeft leiding aan uitspanning tot 1892
Hij laat er t.b.v. de weduwe Thomassen een huis bouwen met aan de zuidzijde een veranda. Het leidt tot de afbraak van de oude boerderij Westerbouwing aan de Veerweg. De weduwe zal tot 1892 in het nieuw gebouwde huis wonen en er leiding geven aan de uitspanning.
Otto G. Scharf nieuwe pachter Westerbouwing
In dat jaar pacht Otto G. Scharf de uitspanning. Hij bouwt er nog enige rustieke bijgebouwtjes bij en zorgt dat het pad vanaf de bocht in de Veerweg naar het plateau wordt vervangen door de bekende, nog steeds op die plek bestaande trap, zij het dat deze in die tijd eveneens rustieker was door uitvoering in hout. De ligging werd mede verplaatst teneinde de per boot aankomende dagjesmensen een snellere opgang te bezorgen. Zag men op tegen de klim naar het plateau dan stond veelal een koetsje gereed dat de bezoekers via Veerweg en Oude Oosterbeekseweg naar de uitspanning vervoerde.
J.W.F. Scheffer verwerft de Westerbouwing 1908
Op 9 april 1896 overlijdt Leendert Fangman en wordt begraven nabij zijn buitenhuis Bato’s Wijk op de Oude Begraafplaats aan de naar hem genoemde weg. Zijn vrouw, Christine F. A. D. M. Telders overleed in 1907, en werd in het graf van haar man bijgezet. Een curieus bericht over een zoon van Fangman, bereikt Oosterbeek in 1919. Deze was eveneens arts en werkte tot zijn dood op Java, waar hij in Tosari begraven lag. Daar hij veel goeds had gedaan voor de bevolking brachten deze na zijn dood bloemoffers op zijn graf. Dit leidde tot wonderbaarlijke genezing van zieken zodat zijn graf een bedevaartsoord werd. Toen veraf wonende Javanen hem resoluut heilig (kramat) hadden verklaard wilden zij hem ook dichter bij zich hebben. De stoffelijke resten werden uit het graf gehaald en elders, waar is onbekend weer begraven.
Nadat vanaf 1897 een dochter van Fangman, C. C. Fangman de uitspanning in eigendom had, verwerft Joseph Willem Frederik Scheffer de Westerbouwing en de westelijk daarvan gelegen Valckeniersbossen in 1908.
Ook tijdens zijn eigenaarschap wordt de Westerbouwing verder aangepast aan de eisen van die tijd. De koepel van Gaymans wordt door hem afgebroken en vervangen door een eerste restaurant, opgetrokken uit hout die in uitvoering sterke gelijkenis vertoonde met de veranda aan de woning verbonden. Een plezierige, rustieke uitvoering van gebouwtjes die rust ademde. De eveneens door hem gebouwde muziekkoepel versterkte dit element nog.
Drie toegangswegen
De toegangswegen- en paden aan zowel de Veerweg als aan de Oude Oosterbeekseweg werden door Scheffer aangepakt. Zo plaatste hij een toegangspoort bij de opgang van de trap die hij uitvoerde in beton met ijzeren leuning. Ook bij de ingang aan de Oude Oosterbeekseweg en op de hoek hiervan met de Veerweg plaatste hij toegangspoorten. Op de plaats van het huidige fietspad werd een wandelpad parallel aan de weg aangelegd. Doordat de weg tussen een rij scheibomen doorliep zag het geheel er stijlvol uit. Alles gericht op herkenbaarheid en exclusiviteit.
Op de vele ansichtkaarten die door de jaren heen van de uitspanning en omgeving werden uitgegeven nam men het vaak niet zo nauw met de werkelijke situatie. Ten behoeve van het aanprijzen van het toeristisch hoogtepunt werd door een aantal kunstenaars, kennelijk met toestemming van de opdrachtgever, in grote vrijheid gewerkt. Een impressie van rond 1900 maakt het wel zeer bont!
Westerbouwing naar Gemeente 1912
Groot tumult ontstaat in Oosterbeek als in juli 1912 Scheffer het voornemen uit de Westerbouwing te verkopen. De verslaggever van de Oosterbeekse Courant schrikt de bevolking op met de volgende bijdrage:
“ De Westerbouwing aan de gemeente”
“ De met forse schaduwrijke bomen begroeide heuvel, van welk terras men een onvergetelijk mooi vergezicht heeft naar het oosten tot den Eltenberg, naar het zuiden over den langgelegen vruchtbare Betuwe, tot den heuvelen van het Rijk van Nijmegen, naar het westen langs de boorden van de Rijn, die zijn wateren zeewaarts stuwt, kan in andere handen overgaan, daar de tegenwoordige eigenaar, de heer Scheffer, bereid is ervan afstand te doen indien hem eene in zijn oog aannemelijke som wordt geboden. Zeker is het dat vroeg of laat zich een koper zal opdoen voor dit mooiste puntje van den schoonen Veluwezoom; maar ’t is niet zeker, dat de nieuwe eigenaar genegen zal zijn het publiek er te blijven toelaten: ’t is een eenig terrein voor den bouw van een villa met een prachtigen park-aanleg, voor een groot hotel met afgesloten omgeving ten behoeve alleen voor de logé’s en voor tal van inrichtingen wier bewoners er niet op gesteld zijn, dat zoals nu het uitgaande publiek zich komt verlustigen aan het schoonste panorama, dat zich vertoond aan de blikken der talrijke bezoekers van de Westerbouwing. Sinds menschenheugenis wordt deze uitspanningsplaats gerangschikt onder de allerschoonste plekjes onzer omgeving. Aan hem die de omstreken van Arnhem bezocht heeft, wordt steeds gevraagd of hij op de Westerbouwing is geweest, en wie ontkennend antwoorden moet, wordt beschouwd als iemand, die Rome bezocht hebbende, den Paus niet heeft gezien. De Oosterbeeker brengt familie en kennissen, die hem uit den vreemde komen bezoeken, naar de Westerbouwing, hij wijst den vreemdelingen, die ’s zomers bij hem in pension komen, den weg naar dit in zijn oog mooiste punt uit den heelen omtrek; hij denkt niet anders, dan dat Oosterbeek en de Westerbouwing bij elkaar behooren en bij elkaar zullen blijven. En toch is het zeer goed mogelijk dat ze gescheiden worden, dat ons dorp alweer een van zijn mooiste punten moet missen. Zelfs zij die in het verlies van Oorsprong en Sonnenberg als niet zo erg beschouwden- hoe vreemd het mogen klinken dezulken zijn er- zelfs zij zullen moeten toegeven, dat voor de welvaart van de plaats onzer inwoning, een groot gevaar dreigt, een gevaar dat afgewend moet worden.
De Westerbouwing die ieder Nederlander bij name kent lokt de bezoekers en brengt velen ertoe nader met ons dorp kennis te maken; wie bij een boottochtje uit Arnhem Oosterbeek zo schilderachtig tegen de heuvels tusschen het groen ziet liggen voelt zich gedrongener eens een of meer dagen te gaan doorbrengen; wie met de tram gekomen, van Hotel Schoonoord langs den Pietersbergschenweg over den Hemelschen Bergde schoone uitspanning tracht te bereiken, ziet een der mooisten gedeelten van ons dorp en neemt zich voor er nader mee kennis te maken; kortom ’t is niet de schoonheid van de Westerbouwing alleen, die ons krachtig doet aandringen op haar behoud voor de gemeente, ’t is ook de invloed, die zij uitoefent doordat zij de aandacht vestigt op Oosterbeek als plaats voor langer of korter verblijf. Haar behoud is in ’t belang van ’t geheele dorp, van de gansche gemeente. Met deze laatste woorden is tevens aangewesen door wie er hoe het gevaar moet worden afgewend. Door den Raad der gemeente Renkum, die dient te besluiten de Westerbouwing te koopen, en dat hoe eer hoe beter, voor het te laat is.`
Een krachtiger betoog ten faveure van een tot vol wasdom gekomen toerisme in Oosterbeek is niet voorstelbaar. Het is andermaal een oproep, al dan niet ingefluisterd door het plaatselijke OVV, om vrije wandeling op de Oosterbeekse landgoederen te garanderen. Nu was er enige aanleiding voor argwaan jegens Scheffer. In 1895 vroeg de middenstand van Oosterbeek hem met klem om een vrije wandeling op de Duno, waar hij zich gevestigd had, mogelijk te houden, een verzoek dat de in 1897 opgerichte Vereeniging tot bevordering van het vreemdelingenverkeer te Oosterbeek ( O.V.V), in dat jaar zou herhalen. Scheffer doet dan geen moeite om dit te kunnen garanderen en verwijst naar de eigenaar Baron de Smeth van Alphen.
Een voortdurend terugkerend onderwerp: het voortdurend hameren van de plaatselijke middenstand op het belang van vrije toegang tot de plaatselijke landgoederen, daar het toerisme hiermee staat of valt. Als particulier initiatief vrije toegang belemmerde werd in de 19de en vroeg 20ste eeuw al snel gewezen op de belangrijke rol die de gemeente hierin had. Zo zagen we dat in de aanvang van de 20ste eeuw werd aangedrongen op aankoop van de Oorsprong en de Hemelsche Berg, steeds als bij wisseling van eigenaren men vrije toegang tot de landgoederen in gevaar zag komen. Hierbij moet worden opgemerkt dat de dienstbaarheid aan de samenleving, die de 19de eeuwse eigenaren zozeer kenmerkte, steeds meer op de achtergrond raakte en het eigenbelang steeds meer prevaleerde. Dat er in dit geval kennelijk haast was geboden blijkt uit de eis die de verslaggever verder in het stuk opvoert. Hij vindt dat instelling van een commissie niet gewenst is daar dit snel handelen in de weg zal staan.
Daar de uitspanning in uitstekende staat verkeert vindt de verslaggever van de Oosterbeekse Courant dat een fikse huur de rente van een grote lening moeiteloos zal dekken. Voorts wijst hij erop dat een stroom van Arnhemmers en vreemdelingen, die men wilde gaan vervoeren via een tramlijn over de Benedendorpsweg, voor de groei van het toerisme meer gediend zou zijn met een ceintuurbaan, waarbij de lus zou ontstaan door een verbinding met de Utrechtseweg. Maar goed, de huidige trambaan over de Benedendorpsweg zal, zo betoogt de verslaggever, rendabeler worden door een Westerbouwing met vrije toegang. De haast die kennelijk geboden was met betrekking tot een aankoop door de gemeente werd door het gemeentebestuur ook gevoeld en eind 1912 koopt de gemeente de Westerbouwing. Als dan in 1917 Scheffer overlijdt worden uit zijn nalatenschap de aanpalende Valckeniersbossen aan het gemeentelijk bezit toegevoegd en ontstaat een aaneengesloten wandelgebied van 17 ha.
Hier werd nadrukkelijk het belang voor het toerisme van de tramlijnen over de Utrechtseweg en over de Benedendorpsweg aangegeven. In de laatste twee decennia van de 19de eeuw krijgen de stalhouders in Oosterbeek, wat betreft de tochten op grotere afstand, concurrentie van de stoomtram. Voor verplaatsingen binnen het dorp hielden ze een voorsprong daar er aanvankelijk alleen een trambaan liep over de Utrechtseweg. De maatschappij die deze lijn in 1882, na haar oprichting in exploitatie had genomen was de Ooster Stoomtram Maatschappij, (OSM). Het betrof na voltooiing een stoomtramlijn van Arnhem naar Station-Zeist. Over de aanleg deed men vele jaren. Het traject tot aan Zeist was uitgevoerd als smalspoortramlijn daar dat de kosten aanzienlijk drukte. Eerst legde men, in 1884, het spoor van Arnhem naar Oosterbeek aan, daarna werd deze lijn in 1885 doorgetrokken naar Wageningen. In 1887 had men Rhenen bereikt. Een voortvarende aanpak voor die dagen.Vanaf Zeist ging het met paardentractie naar Utrecht. Op ansichtkaarten vanaf die tijd uitgegeven figureert veelal een stoomtram, een plezierige verlevendiging van het straatbeeld. Daarvoor nam men op de Utrechtseweg hoogstens wat wandelaars of een koetsje waar. Vrijwel lege straten bepaalden het beeld op foto’s en ansichtkaarten. De stoomtram bepaald het straatbeeld tot 1912 als ze op de Utrechtseweg vervangen wordt door een stroomtramlijn, over overigens bestaande sporen. Op 1 april 1937 werd na opheffing van de tramlijn Rhenen – Arnhem het gedeelte Kievitsdel – Utrechtseweg door de GETA, de Gemeente Electrische Tram Arnhem, opgericht in 1911 overgenomen (1937-1944).
Een voor de Westerbouwing gunstige ontwikkeling is de aanleg in 1924 van een elektrische tramlijn door de Tramweg-Maatschappij Oosterbeek (Laag) – Doorwerth (TOL), met als eindpunt Kievitsdel, deze lijn werd geëxploiteerd door de NBM (1924-1936).
Vernietiging na 1944 – Wederopbouw na de oorlog
Aan het einde van de oorlog zag het er triest uit op de Westerbouwing. Door voortdurende beschietingen waren de gebouwen en omliggende natuur geheel verwoest.
Toch lukte het om er in de decennia daarna weer een toeristisch trekpleister van te maken. Daarover een volgende keer meer.
egbert metz
Op mijn website http://www.nederlandinlithografischeansichten.nl ziet u alle gelithografeerde ansichtkaarten van de westerbouwing uit periode 1895 – 1905. Leuke website en info hier