Pieter van der Kuil
Met de toename van het belang van het toerisme voor het dorp, ontstaat de wens een organisatie in het leven te roepen om meer bezoekers naar Oosterbeek te trekken. Op 22 maart 1897 kwam men in De Concertzaal te Oosterbeek dan ook tot het voornemen om tot de oprichting van de Vereeniging tot bevordering van het Vreemdelingenverkeer (OVV) te komen. Het initiatief was in hoge mate te danken aan de noeste arbeid van J.V.M. van Toulon van der Koog, burgemeester van 1892 tot 1907, die een kleine 50 belangstellenden naar de voorbereidingsvergadering wist te krijgen. Onder hen een groot aantal mannen van naam.
Men ging zo voortvarend te werk dat er nog dezelfde avond een voorlopig bestuur werd gekozen.
De functies worden verdeeld en dr. Derk Hendrik Nicolaus Adriani wordt aangewezen als voorzitter, met mr. Johan Julius Sigismund Baron Sloet als vice-voorzitter en mr. Aarnoud Jan Anne Aleid baron van Heemstra als secretaris. Dr. J.J.F.Th. Merkus Doornik beheert de penningen.
Op zaterdag 27 maart 1897 houdt de Vereeniging tot bevordering van het Vreemdelingenverkeer te Oosterbeek in de sociëteitszaal van hotel Schoonoord haar eerste bestuursvergadering.
Men stelt tevreden vast dat de belangen van de middenstand bij de bevordering van het toerisme in Oosterbeek vanaf die avond in goede handen was.
Het benoemde bestuur kon echter niet rekenen op de steun van alle inwoners van Oosterbeek. Op 26 april 1897 belegt de vereniging een vergadering in café Van Gils, gelegen in de Weverstraat aan de zuidkant van het Postpad, over de problemen die de leden al vanaf de oprichting met de samenstelling van het bestuur hadden. In het bestuur zaten vele notabelen uit het dorp en naar hun mening namen te weinig middenstanders zitting. De vergadering wordt zeer ruim bezocht. Na een heftig debat wordt voorgesteld dat ieder die voor aanblijven van het bestuur is, gaat staan. Of velen gedurende de verhitte discussie al stonden of inderdaad akkoord gaan, is niet te beoordelen. Echter de aanwezige bestuursleden stelden hun zetels beschikbaar maar dat was ook weer niet de bedoeling zodat de gemoederen enigszins tot rust kwamen en voorzitter Adriani stelt ijlings vast dat “deze hand moet worden gegrepen” en dankt de aanwezigen voor deze “steun” en het bestuur treedt weer aan. Baron Van Heemstra en Adriani hielden het echter voor gezien en een wijziging in de samenstelling van het bestuur was een feit. Mr. Johan Julius Sigismund Baron Sloet werd voorzitter en mr. Anthon Gerrit Æmile ridder van Rappard eerste secretaris (sinds 1904 lid van de gemeenteraad Renkum) en Dr. J.J.F.Th. Merkus Doornik bleef penningmeester. Als tweede secretaris treedt de plaatselijke boekhandelaar en uitgever Gerard Romijn op terwijl verder als gemeen lid wordt benoemd de bloemist J. Vellinga. De kunstschilder Eduard Jacobus van Hoorn zou later toetreden.
(1845-1919)
Mr. Aarnoud Jan Anne Aleid baron van Heemstra Mr. Anthon Gerrit Æmile ridder van Rappard
(1871- 1957) (1871-1946)
Ook in de jaren na de opstartproblemen van de OVV, ligt de vereniging echter onder vuur. Sommigen vinden dat ze te weinig doet voor de toeristen die Oosterbeek aandoen en geven kritiek op de manier waarop zij toeristen probeert te overtuigen van Oosterbeek als aantrekkelijke, gevierde vakantie -bestemming. Zij zouden alleen de mooie natuur inzetten om toeristen naar Oosterbeek te laten toestromen en laksheid vertonen met betrekking tot het organiseren van verstrooiing voor de toerist.
Met de lijfspreuk “Verbreidt den lof van Oosterbeek door`t gansche land” ging met vanaf het begin, via het plaatsen van advertenties, voortvarend te werk om het dorp onder de aandacht van potentiële bezoekers te brengen. De uitgever Gerard Romijn krijgt gedaan dat de jonge vereniging zich voorlopig zal gaan bezig houden met “het inrichten van een informatiebureau dat m.b.v. een woninggids het kortere of langere verblijf te Oosterbeek gemakkelijker zou maken” en dat een jaarlijkse hotel- en pensiongids zal worden uitgegeven met veel toeristische informatie over de omgeving. In 1899 verscheen de eerste wandel- pensiongids.
In 1902 adverteert de organisatie in een toeristische gids om de schilderachtige, louterende omgeving van het dorp aan te prijzen. Men legt hierbij de nadruk op de gezonde omgeving: bossen, frisse lucht, ruime mogelijkheid om lange wandelingen te maken en de mogelijkheid te genieten van de grote variëteit in het landschap, de riante vergezichten. Kortom: Oosterbeek wordt neergezet als een oord waar men, in pastorale rust, kon werken aan zijn gezondheid.
De sinds 1902 in Oosterbeek praktiserende Dr. Isaac Brevée zat achter deze actie om Oosterbeek vanwege gezondheidsredenen als toeristisch aantrekkelijk gebied aan te prijzen. In de gids “Waarheen”, een uitgave van de OVV, beargumenteert de geneesheer waarom Oosterbeek “een goed figuur maakt bij vergelijking van de gezondheidstoestand met andere plaatsen”. Hij koppelt dit aan de “gunstige ligging op den Zuidelijksten rand van de hooge Veluwe met haar drogen, doorlaatbaren bodem”. Verder gaat hij in op de factoren die “maken dat de gevreesde infectie-ziekten hier moeilijker zich verbreiden dan elders, met name typhus, malaria en tuberculose”.
Hij beargumenteert: “Bij de zeer zeldzame gevallen der eerstgenoemde 2 ziekten kon de laatste 20 jaar steeds bewezen worden, dat de infectie elders was opgedaan. De strijd tegen de tuberculose wordt zeer veel gemakkelijker door de open bouwwijze van het dorp (bijna alle woningen staan apart of zijn slechts z.g. dubbele woningen). Bovendien wordt de reinheid der straten zoveel eenvoudiger verkregen door de voor ons land sterke hellingen. Stilstaand water ontbreekt dan ook volkomen. Ook groote armoede en ellend, die steun der t.b.c., bestaat hier gelukkig niet.” Ook roemt hij de goede medische faciliteiten in de omgeving. “Door de onmiddellijke nabijheid van Arnhem met zijn goede ziekenhuizen en zijn grooten staf van medische specialisten, is ook in dit opzicht ons dorp bevoordeeld boven vele, zodat niet alleen voor gezonden Oosterbeek een heerlijk oord is, maar ook voor zieken en zwakken een veilige woonplaats biedt.”
Ook van de kant van Jan Toorop komt steun voor de OVV.
Het OVV steekt haar vreugde over een tekening die hij voor een gidsje maakte niet onder stoelen en banken!
“ Een van de grootste Nederlandsche kunstenaars heeft het niet beneden zich geacht een tekening te maken voor deze gids. Hoe fraai symboliseert hij in die wijzende figuur het nadrukkelijke en het verlossende: uit de donkerte van de steden en uit de beslommeringen van het leven, geleid naar de omhoog spitsende heuvels. Dit geheel symbolische ontwerp van Jan Toorop is dan ook het symbool der Veluwe en van Oosterbeek in het bijzonder: een toevluchtsoord in het midden van ons lage land, waar de heuvels lokken en de lichte lucht vrij en ruim doet ademen. En waar ge vergeet al de zorgen uit den donkeren hoek van uw leven”
Aldus Johan Wesselink, voorzitter van de Vereeniging tot bevordering van het Vreemdelingenverkeer, in de gids voor Oosterbeek en omstreken van 1923.
In de gids voor Arnhem en omstreken van 1916 legt de organisatie nog meer nadruk op het gezondheidsaspect: “Het is niet te verwonderen, dat eene plaats, zoo gunstig gelegen en zoo mild door de natuur bedeeld, in de laatste halve eeuw bij de verbeterde middelen van verkeer met reuzenschreden vooruitging en nog steeds in bevolking toeneemt. Vooral verdient opmerking dat de gezondheidstoestand hier gunstiger is dan in welke plaats van ons land ook! Uit de statistieken blijkt dat het percentage van sterfte zeer gering is (1%), terwijl de gevallen o.a. van tuberculose tot de uitzonderingen behooren.”
Speciale aandacht van de heren was er ook voor “de bemoeiing inzake de tarieven van stalhouders”.
Met name stalhouder Coendert Aalbers van de Stationsweg werd hier scherp in de gaten gehouden. Door de gunstige ligging van zijn stalhouderij, op de hoek van de huidige Parallelweg met de Stationsweg, dicht bij het station, had hij een bevoorrechte positie opgebouwd. Zijn prijzen waren dan ook hoger dan die van verder in het dorp gelegen stalhouderijen. De OVV vreesde dat dit het toerisme in Oosterbeek schade zou kunnen toebrengen. Op 6 november 1899 kwam het in een vergadering met de stalhouders G. Ploeg, G. de Geest, W. Klaassen, Gebr. Aalbers en de koetsiers bij de zgn. wandelritten (ritten naar bv.. de Wageningse Berg waarbij de passagiers onderweg wandelingen maakten) Tinus Hendriks en Thomas Weeting met de OVV tot overeenstemming kwamen om allen dezelfde ritprijzen te hanteren.
Ook in het dorp werden, veelal in open landauers tochtjes gemaakt waarbij men niet zelden aanlegde bij het “Amsterdamsch Koffiehuis” van de weduwe G. van Kerkhoff gelegen ten westen van het café “Rozande”.
De notulen van de vergaderingen van de OVV verschaffen, naast de problemen rond de bestuurssamenstelling, inzicht in een breder scala aan problemen van de nieuwe vereniging.
Al op de derde bestuursvergadering doet de penningmeester verslag van de uitkomsten van de rondgezonden circulaires met een uiteenzetting van de voorgenomen plannen en een contributieverzoek van fl. 2,50. Van de 350 verstuurde circulaires zijn er maar 188 retour gekomen en er is slechts fl. 395,50 aan contributie binnengehaald, ver beneden de verwachting van veel leden der vereniging. Vanuit de leden wordt vastgesteld dat dit het gevolg is van “mogelijke antipathie die het bestuur bij sommige bewoners van Oosterbeek heet te hebben gekregen”. Het bestuur stelt een verklaring op en kondigt wegens tegenvallende contributie zijn aftreden aan: “Het bestuur der Vereeniging tot bevordering van het Vreemdelingenverkeer te Oosterbeek, vernomen hebbende dat het, blijkens hem gedane mededeling, niet is samengesteld volgens den wensch van vele leden, hetgeen blijken zoude bij de beantwoording der uitnoodiging om financieelen steun, acht het wenschelijk voor den bloei der Vereeniging, nu de resultaten, door de circulaires behaald, minder gunstig gebleken zijn, niet langer de belangen der Vereeniging in den weg te staan, maar besluit ten dien einde in zijn geheel af te treden”. Enige bestuursleden blijken echter nog een troef in handen te hebben en bezoeken bewoners van landgoederen.
Plots zijn de inkomsten fl. 492,- door onder meer de bijdragen van de familie Schade en J.W.F. Scheffer (eigenaar van de Duno en Westerbouwing), die respectievelijk fl. 25,- en fl. 50,- doneren. Scheffer blijft echter vrije wandeling op de Duno weigeren.
V.l.n.r. Theresia Maria Anna Elisabeth Schade-Diekmann, Carolus Marie Franz Schade en Cornelia Theresia Maria Elisabeth Schade, bewoners van “Westerpark”
Ondanks de financiële perikelen zijn de toeristen die Oosterbeek en omgeving aandoen meer dan tevreden over het gebodene.
Van de ingezonden brieven van de zomergasten waarin zij na hun verblijf in deze omgeving de vereniging bedanken, wordt een selectie afgedrukt in de Gids voor Oosterbeek en omstreken van 1923.
Nu waren het niet de eerste de besten die kennelijk meewerkten aan deze reclamecampagne. Men maakte graag gebruik van deze klinkende namen, waarbij men naast het ingezonden commentaar vooral ook lette op de positie van de afzenders. Achtereenvolgens Beumer, Stork, Pijzel, Kleerekoper, De Monchy en Wibout.
Wie waren deze hartstochtelijke liefhebbers van het Oosterbeekse landschap?
E.J. Beumer (178-1946)
Juridische en staatsrechtelijke expert van de ARP-Tweede Kamerfractie tussen 1913 en 1933 die zowel voor mee- als tegenstanders als vraagbaak gold. Enige jaren de tweede man van de ARP-fractie. Was scherp in het debat en daardoor gevreesd bij politieke tegenstanders.
Dirk Willem Stork (1855-1928)
Vooruitstrevende Twentse ondernemer, die geloofde in samenwerking tussen arbeiders en ondernemer. Politiek actief als liberaal Statenlid en senator. Richtte diverse instellingen op ten behoeve van zijn werknemers, zoals een zieken- en pensioenfonds en een school. Initiatiefnemer van een vereniging van Nederlandse werkgevers. Bestreed de opvattingen van de SDAP ten aanzien van de klassenstrijd.
Dr. E.D. Pijzel
Deze bekende violist/ componist/ schrijver richtte in 1898 met enige enthousiaste Amsterdammers een “Oratorium Vereeniging” op met het doel “kunst te geven aan het volk”.
Asser Benjamin Kleerekoper (1880-1943)
Journalist en sociaaldemocratisch politicus, die in 1913 tot Tweede Kamerlid, raadslid en Statenlid werd gekozen. Zoon van een rabbijn. Beschikte over een buitengewone welsprekendheid, vooral op massabijeenkomsten, die als hij sprak altijd druk bezocht werden. Schreef in ‘Het Volk’ met scherpe pen zijn “Oproerige Krabbels”. Pleitbezorger van kunst en volksontwikkeling.
Florentius Marinus (Floor) Wibaut(1859-1936)
In 1904 vestigde hij zich in Amsterdam. In 1907 werd hij lid van de gemeenteraad. Hij was wethouder van 1914 tot 1927 en van 1929 tot 1931 en bracht als zodanig veel tot stand, onder andere op het gebied van de volkshuisvesting waarbij hij arbeiderswoningen bouwde (“Wie bouwt? Wibaut!”)
Bijnaam “de onderkoning van Amsterdam”. Bekende uitspraak van hem: “maar dat staat er; knap als ze het afbreken”.
Ook in die tijd vonden sommigen dat het landschap leed aan, wat de Wetenschapswinkel van de Wageningen Universiteit in een kort geleden verschenen rapport, “problematische verstilling” noemt.
Dat juist zeer velen Oosterbeek opzoeken vanwege de rust en het fraaie landschap dringt tot de rapporten, van de negentiende – en van de 21 ste eeuw niet door.
De ingezonden brieven van zomergasten die na hun verblijf hier de OVV meende te moeten bedanken weerspraken het bestaan van “problematische verstilling” in de negentiende eeuw.
Toch waren er initiatieven vanuit de OVV om in het dorp de toerist ook te vermaken. In 1906 werd in park Bato`s Wijk een muziekkoepel opgetrokken waar de plaatselijk muziekkorpsen optraden, vooral gericht op toeristen.
Ook voor de plaatselijke bevolking werden initiatieven ontplooid. Zo stond de OVV aan de wieg van de Oosterbeekse IJsvereniging. Op 20 december 1918 werd in café- restaurant Concordia (op de westhoek van het kruispunt Utrechtseweg/ Prins Hendrikstraat onder leiding van de voorzitter van de OVV Johan Wesselink de Oosterbeekse IJsvereniging opgericht. Er werd geschaatst op “De Laak” (in de uiterwaarden) en na 1925 naar het oostelijker gelegen “De Hes” (Klingelbeek). Het water van de Slijpbeek werd daar omgeleid om het terrein onder water te zetten. Het duurde tot 1967 voor de ijsbaan in op Hartenstein in beeld zou komen. Maar ook in de zomer wilde de OVV activiteit hetgeen leidde tot de totstandkoming van het Rijnzwembad aan de Rijnoever.
Op de Bilderberg organiseerde zij een concours d`elegance voor automobielen.
Befaamd waren ook de door de op 4 april 1917 aangetreden voorzitter Johan Wesselink die in de jaren `20 openluchtspelen organiseerde bij de eendjesvijver van de Hemelse Berg. Het stuk werd aan de oostzijde opgevoerd met het publiek gezeten op het grasveld aan de westzijde (Hoofdlaan).
Vanaf haar oprichting maakt de OVV voor het propageren van Oosterbeek veel gebruik van prentbriefkaarten met daarop schilderachtige plekjes. De boekhandelaar/uitgever Romijn speelt hierin uiteraard een belangrijke rol. Deze dreef zijn zaak in het pand aan de Benedendorpsweg voor de Concertzaal.
Voor 1870 verzonden reizigers hun korte verslagen per envelop. Maar in 1871 deed een nieuw fenomeen zijn intrede: een bericht zonder envelop, de brief-kaart, veelal postkaart genoemd, maar ook het gebezigde correspondentiekaart dekte de lading. Vrij snel na introductie werd de voorkant verlucht met een afbeelding. De kaart van de Duitse boekdrukker August Schwarz met een Duitse kanonnier tijdens de Frans-Duitse oorlog van 1871, wordt gezien als de eerste briefkaart met afbeelding. Toen hij daarna plekken langs de Rijn in beeld ging brengen, sprak men, ook in Nederland, al vrij snel van “ansichtkaarten”. In Nederland had de PTT tot 1892 het monopolie op de prentbriefkaart, althans voor zover deze verzonden werd. Na 1892 kon iedereen kaarten uitgeven, mits ze voldeden aan minimale eisen wat betreft afmetingen. Bovendien moest het woord “briefkaart” op de voorkant vermeld staan. Het schrijven van boodschappen op de adreskant was aanvankelijk verboden; de kaart werd dan niet bezorgd. Dit leidde tot kriebelige krabbels aan de beeldzijde die op vele kaarten te zien zijn.
Daar werd door uitgevers op enig moment op ingespeeld: er verschenen witte randen om de voorstelling heen zodat men de afbeelding niet langer hoefde te beschrijven. Daar kwam in 1905 weer verandering in doordat men op de adreszijde een verticale lijn aanbracht, zodat links van het adres een bericht geschreven kon worden. De prentbriefkaart kende haar grootste bloei in de eerste decennia van de 20ste eeuw. Ook in Oosterbeek trokken fotografen eropuit en legden onnoemlijk veel taferelen vast. De op deze kaarten voorkomende personen, verenigingen, gebouwen en dorpsgezichten zijn nu een belangrijke bron voor historisch onderzoek.
In later jaren organiseerde de OVV veel “spectaculaire” acties. Zo werden in 1924 boven Amsterdam plaatjes van tien verschillende bloemen afgeworpen. Degene die als eersten een volledige reeks konden laten zien werden beloond met een verblijf van enige dagen in een pension te Oosterbeek.
In 1925 werden 12.000 exemplaren van “Waarheen?” over Nederland verspreid. Het antwoord op de vraag was evident. Op naar Oosterbeek!
tjj bodewes
Als verzamelaar / zoeker van de werken van Jan Toorop was dit werk mij volledig onbekend.
Als u info heeft betreffende soort / afm / plaats van het origineel zou ik dat graag vernemen.
Ik neem het op in mijn werk als nr. 1923.44 en het is de 3560ste.
Heemkunde Renkum
In mijn boek “Een Parel aan de Veluwezoom” (Uitgeverij Kontrast, Oosterbeek 2008) nam ik op bladzijde 16 een afbeelding van deze tekening op. Ik nam die over, als gemeld, uit de “Gids voor Oosterbeek en omgeving 1923” die in het Historisch Documentatiecentrum Renkum (zie website) in de collectie zit.
De maatvoering van de tekening wordt daarin niet gemeld en moet ik u dan ook schuldig blijven.