Pieter van der Kuil
Hendriks wordt op 17 januari 1808, als derde kind in een gezin met 7 kinderen, in Arnhem geboren. Op jonge leeftijd blijkt hij aanleg voor tekenen te hebben en wordt hij door zijn ouders, rond zijn dertiende levensjaar, als leerling bij de Teekenschool van het kunstgenootschap “Kunstoefening” ingeschreven. Hij kreeg daar les van de schilder Hendrik J. van Amerom. Zijn leermeester onderkende het talent van Hendriks en in 1831 werd hij als assistent van Van Amerom aangesteld. Nadat deze in 1833 overleed verbrak Hendriks zijn verband met Kunstoefening en vestigde zich, voor enige jaren, in Amsterdam, maar zijn onderwerp voor schilderijen bleef het Gelderse landschap zodat hij na 3 jaar toch weer in Arnhem te vinden is.
Na het overlijden van Van Amerom ontmoette Hendriks een nicht van Van Amerom, Hendrika Wilhelmina de Gaaij Fortman die zich had ontfermd over haar tante, de weduwe van Van Amerom.
In 1940 huwt hij met de domineesdochter en na een jaar in Amsterdam gewoond te hebben vestigen zij zich rond 1842 in een boerderij aan de Weverstraat op de plek waar we nu de huizen op nummer 130-134 te vinden zijn.
Jacob Cremer, die in 1844 zich met zijn vader, vanuit Driel -waar het gezin Cremer, in de zomer, op de “Olmenhof” woonde- meldde om als leerling te worden aangenomen, verhaalt over de tocht naar en het verblijf in het atelier van Hendriks in zijn “Fredrik Hendrik Hendriks- de schilder van Wolfhezen door zijn leerling geschetst” (Romantische werken deel 14).
Het echtpaar Hendriks heeft dan 3 dochters. Het zouden er in totaal 8 worden.
Op een schilderij van onbekende hand zien we vermoedelijk Hendriks met 4 van zijn dochters rond een schilderij op ezel in zijn atelier poserend. Op het schilderij waaraan hij ogenschijnlijk werkt zijn nog 2 dochters en zijn echtgenote zichtbaar. Het zal dus rond 1851 te dateren zijn.( Zijn zevende dochter werd geboren in 1851).
In 1860 neemt Hendriks de functie van onderwijzer aan de tekenschool van “Kunstoefening” aan. Hij volgt een van zijn voormalige oud leerlingen, Corstiaan de Swart, op en verlaat hij Oosterbeek om een woning, in het pand van de tekenschool, te Arnhem te betrekken die het genootschap hem om niet ter beschikking stelde. Aan de tekenschool was ook Barend Leonard Hendriks verbonden (geen familie) die in het jaar 1862 zijn portret schilderde.
Hendriks sloot zich in 1843 aan bij de Christelijke Afgescheiden Gereformeerde gemeente van Arnhem, maar had, in de twee jaren daarvoor, in Oosterbeek een kring van medegelovigen om zich heen waaronder de, enige jaren, bij hem inwonende leerling Petrus Oerder. Hij leidde zelf de bijeenkomsten in zijn woning aan de Weverstraat. Na een hoog oplopend conflict o.a. over het dopen van kinderen- Hendriks was hiervan een tegenstander- met de classis (de regionale kerkvergadering) raakte hij meer en meer bevriend met de in 1855 in Oosterbeek neergestreken dominee Zegers die verbonden was aan de (hervormde) Oude Kerk te Oosterbeek. .
De laatste twee jaar van zijn leven schilderde de zieke Hendriks niet meer en op 4 april 1865 overlijdt hij. Aan de groeve op de begraafplaats “Onder de Linden” sprak ds. W. Zegers.
(Deze begraafplaats was sinds 1852 aan de Hommelseweg in gebruik. De begraafplaats kende drie secties. De katholieken werden in het westelijk gedeelte begraven, het protestantse en algemene gedeelte bevond zich op het oostelijk gedeelte. Na twintig jaar bleek dat de begraafplaats niet meer voldeed en in 1873 besloot de Arnhemse raad tot de aanleg van “Moscowa”, waar in 1876 de eerste ter aarde bestelling plaatsvond. In 1959 werden de laatste graven op de begraafplaats “Onder de Linden” geruimd.)
De mecenas Alexander Ver Huell sprak in zijn dagboek zijn grote waardering voor Hendriks uit en nam zich twee dingen voor. Het financieel steunen van de weduwe en haar kinderen en het plaatsen van een monument op zijn graf op de begraafplaats Onder de Linden te Arnhem. Het zou bestaan uit een opengeslagen bijbel- verwijzing naar de zeer gelovige overledene- en een palet en een doek, uitgevoerd in marmer door de beeldhouwer Joh. Stracké, het geheel rustend op een voet van graniet..
Na ontruiming van de begraafplaats Onder de Linden werd het monument overgebracht naar de tuin van het toenmalige Gemeentemuseum, waar het inmiddels niet meer is aan te treffen.
Schrijf een reactie