Pieter van der Kuil
De violist en componist Franciscus Hendrikus Coenen (Rotterdam, 26 april 1826 – Leiden, 24 januari 1904) kreeg zijn eerste muzieklessen van zijn vader Louis sr.. In Rotterdam had zijn vader weliswaar een beddenwinkel maar hij was tevens organist van de St. Laurentiuskerk in de Houttuin (de huidige Grote- of Laurenskerk), stemde piano’s, bouwde violen, gaf muzieklessen en speelde als liefhebber mee in het orkest van Eruditio Musica. De soirées, waaraan zijn hele kinderrijke gezin meedeed, waren t de meest bezochte en bekende van alle particuliere muziekavonden in de stad. Als 12-jarige maakte Frans zijn openbare debuut als violist en twee jaar later werd zijn eerste compositie uitgevoerd: een Mis die daarna nog vaker ten gehore is gebracht. Hij studeerde in Stuttgart bij Bernhardt Molique en in Brussel bij Henri Vieuxtemps. In 1843 vestigde hij zich als zelfstandig muziekleraar in Rotterdam en in 1846 werd hij dirigent van het Toonkunstkoor aldaar. Als violist maakte hij in 1848 met de pianisten Henri Herz en Ernst Lübeck enkele succesvolle concertreizen door de Verenigde staten, Mexico en Zuid-Amerika. In de jaren 1851-1854 maakte hij een tweede avontuurlijke Noord- en Zuidamerikaanse tournee, ditmaal met de pianist Ernst Lubeck. In 1855, het jaar waarin hij huwde met Anna Maria van El, vestigde hij zich in Amsterdam en werd daar concertmeester van o.a. Felix Meritis, de Maatschappij Caecilia en Toonkunst. Daarnaast speelde hij veel kamermuziek, o.a. in de Amsterdamsche Quartetvereeniging waarin hij Johannes van Bree als eerste violist was opgevolgd. Voorts was hij dirigent van het Amstels Mannenkoor en werd hij directeur van de Muziekschool van Toonkunst (1877-1884) Hij heeft veel bijgedragen aan de ontwikkeling van het wonderkind Jan de Graan aan wie hij enige jaren les gaf. Ook bemiddelde hij na diens dood in de overdracht van de Stradivarius van Jan de Graan naar Emanuel Wirth (1842-1923), die in het befaamde Joachim Kwartet overigens altviolist was.
Op 7-8 november 1879 gaf Frans Coenen met Willem Kes aan de piano de Nederlandse premiere van twee belangrijke werken op een soirée aan de Herengracht te Amsterdam, de eerste sonate voor viool en piano en het vioolconcert van Brahms. In 1884 werd hij de eerste directeur van het Amsterdamsch Conservatorium dat hij in dat jaar samen met Daniël de Lange en Julius Röntgen had opgericht.
In 1896 vestigde hij zich in Leiden. Van zijn zeventigste jaar tot zijn dood leidde Coenen een teruggetrokken bestaan. Als componist heeft Coenen op velerlei gebied blijken van talent gegeven. Hij schreef vele composities voor viool, trio’s, kwartetten, een symphonie, liederen, missen met begeleiding van orgel en verscheidene grote werken voor koor, solisten en orkest. Hij had de eretitel van Soloviolist van koning Willem III en was erelid van de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst. Op 24 januari 1904 overleed Coenen te Leiden. Op zijn graf in Leiden, op de begraafplaats Groenesteeg, werd in 1905 als grafmonument een kleine obelisk geplaatst van de kunstenares Thérèse van Hall. Op deze begraafplaats liggen vele bekende hoogleraren van de Leidse Universiteit begraven waaronder Robert Fruin en Caspar Reuvens, de vader van Casper Louis Reuvens (1863- 1915), die een reeks van jaren zijn Oosterbeekse dokterspraktijk hield in Vreewijk aan de Utrechtseweg/hoek Stationsweg en naamgever is van de Reuvensweg te Oosterbeek. Het Nederlands Muziek Instituut heeft het archief Coenen bestaande uit muziekmanuscripten, gedrukte muziek, correspondentie, foto’s, documentatie in haar collectie.
Schrijf een reactie