Pieter van der Kuil
De elfde Kneppelhoutwandeling in Leiden
Traditiegetrouw vond de Kneppelhoutwandeling plaats op de laatste zondag van augustus.
Echter, de samenkomst was dit jaar niet in de gebruikelijke omgeving maar in Leiden, de stad waar Jan Kneppelhout op 8 januari 1814 werd geboren.
Vorig jaar werd namelijk op 30 augustus 2015, na sterk aandringen van onze gastsprekers aan het eind van de 10 de wandeling besloten de 11 de Kneppelhoutwandeling in Leiden te doen houden.
Naar hun oordeel werd het de hoogste tijd juist in deze stad aandacht aan zijn leven en werk te besteden.
Na een plezierige ontvangst en lunch in café-restaurant “De Grote Beer” werden de deelnemers uitgenodigd om met zeer deskundige gidsen een wandeling door de Leidse binnenstad te maken.
Middels een trektocht langs memorabele panden met een historische – literaire- politieke- danwel kunsthistorische connotatie werd een boeiend lint getrokken. Met 1244 rijksmonumenten in de stad is de keuze betrekkelijk ruim.
Dr. Peter van Zonneveld nam het voortouw en nam ons mee naar het Rapenburg. Het eerste belangwekkende pand was de Bibliotheca Thysiana, een bibliotheek gelegen op de hoek van het Rapenburg en de Groenhazengracht.
Rapenburg 25, de Bibliotheca Thysiana. Links de gids Peter van Zonneveld. Foto David van Kessel
De collectie bestaat uit de nalatenschap van de 17e-eeuwse geleerde Johannes Thysius (1621-1653) en beslaat 2500 boeken en talrijke pamfletten. Het is een zaalbibliotheek, waarin de boeken geraadpleegd werden in de ruimte waar ze ook opgesteld staan.
Peter, virtuoos als altijd, strooide met wetenswaardigheden en anekdotes. Niet voor niets heeft Leiden zijn eigen Zonneveldstraat!
Het tweede pand dat de aandacht vroeg betrof Rapenburg 65 waar Kneppelhout, tussen 1839 en 1844, onder het pseudoniem Klikspaanzijn Studentenschetsen schreef en met zijn moeder woonde tot aan zijn huwelijk in 1845 met Ursula van Braam.
Ook aan de gevel van Rapenburg 65 deed de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde in 1985 een gevelsteen aanbrengen die aangeeft dat Klikspaan hier werkte aan zijn Studentenschetsen. Bij de onthulling was o.a. Kees Kneppelhout, gewaardeerd deelnemer aan vele Kneppelhoutwandelingen aanwezig.
Overigens, van 1928 tot 1973 bood het huis onderdak aan de Vereeniging van Vrouwelijke Studenten, een niet onaardig onderkomen in eigendom van de Leidse studentes.
Ook het nabijgelegen Academiegebouw op Rapenburg 73, het kloppend hart van de Universiteit Leiden, en de er, sinds 1590, achter liggende Hortus Botanicus werden aangedaan.
Bilderdijk woonde op meerdere adressen in Leiden maar zijn laatste verblijf in die stad was Rapenburg 37. In 1983 werd ook aan deze gevel een gedenksteen aangebracht door de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde welke melding maakt dat Bilderdijk hier van 1813- tot 1823 verblijf hield. Ook Jacob Geel, befaamd bibliothecaris van de Universiteit Leiden en lange tijd wonend op Rapenburg 95, kwam voorbij in een kleurrijk verhaal evenals de studentenhuisvesting van de latere koninginnen Juliana en Beatrix op nummer 45.
Gaande de wandeling nam Dr. Rick Honings (tijdelijk, en wie het enthousiasme van Peter kent begrijpt dit) het stokje over.
Rick stond in het Van der Werffpark (genoemd naar de burgemeester tijdens het beleg van Leiden) stil bij de ramp die hier op 12 januari 1807 plaatsvond.
Op een aan de kademuur afgemeerd kruitschip kwam 37.010 pond kruit tot ontploffing, alle huizen in de verre omtrek wegvagend.
Het verhaal gaat dat de zeer dove echtgenote van een van de op enige afstand wonende professoren zou hebben gevraagd: “zei je iets”?
Bilderdijk greep de gelegenheid aan om zich tot slachtoffer van de ramp te maken. Hoewel zijn huis te ver van de ramp verwijderd was om ernstig beschadigd te zijn meende Bilderdijk toch aan een vriend te moeten schrijven: “ik schrijf dit tussen de puinhopen van mijn huis”.
Onze eerste koning, tevens broer van de Franse keizer, bezocht terstond het rampgebied en stak de handen uit de koninklijke mouwen.
De nabijgelegen gedeeltelijk overeind gebleven Saaihal werd uit erkentelijkheid voor dit onbaatzuchtig, dapper optreden genoemd naar Lodewijk Napoleon, de Lodewijkskerk. In de walmuur van het Steenschuur, voor het Kamerlingh Onneslaboratorium, op de plaats waar het befaamde kruitschip lag afgemeerd, werd in 1888 een gedenkplaat ter herinnering aan de kruitramp van 1807 aangebracht met de tekst:
Daarna voerde Peter ons naar Breestraat 114 waar Nicolaas Beets de Camera Obscura schreef.
Bij Pieterskerkgracht 9 doen we vervolgens kennis op over de rol van Kneppelhout bij Ars Aemula Naturae.
Uit een gedenksteen van 8 oktober 1856, aangebracht in de vestibule, blijkt dat het woonhuis in opdracht van Jan Kneppelhout is verbouwd tot een “Tussenschool op Christelijke grondslag voor Minvermogenden”. Het pand onderging toen een grondige verbouwing. Ook blies hij, in 1859, de tekenacademie “Ars Aemula Naturae” nieuw leven in door een deel van het pand ter beschikking te stellen aan het genootschap, de voortzetting van de in 1694 door de schilder Willem van Mieris opgerichte schilderacademie, de oudste vereniging van beeldend kunstenaars van Nederland.
Ook zorgde hij voor behuizing van de gymnastiekschool, welke het feitelijk gymnastiekonderwijs voor alle Leidse scholen verzorgde. Om de beurt volgden de leerlingen van de verschillende scholen daar hun gymnastieklessen. Steen geworden onderwijsidealen van Kneppelhout voortkomend uit zijn geloof in “ l`education par l` amitié ”
In de roman Kort Amerikaans beschrijft Jan Wolkers vele jaren later de directeur van Ars Aemula Naturae, de NSB `er Goossen Egbert Bouwmeester en zijn eigen onderduiktijd in het Ars gebouw tijdens de Tweede wereldoorlog.
Hierna met spoed via de Burgsteeg naar het voormalig Heerenlogement, aan de voet van de Burcht, waar eenmaal per twee weken op woensdagavond vanaf 19.00 uur de leden van de in 1833 opgerichte “Rederijkerskamer voor Uiterlijke Welsprekendheid” , waaronder Jan Kneppelhout en Nicolaas Beets, elkaar troffen.
De fysiek sterken onder ons beklommen de Burcht, de overigen namen de tijd om de beuken “Beets Bank 1839-1989” te beproeven, een bank die er mede kwam door bemoeienis van Peter van Zonneveld.
Nog net niet in draf vervolgde het gezelschap de weg naar het stadhuis waar Dr. Olga van Marion ons reeds opwachtte. Op een zeer aanstekelijke wijze verhaalde zij van de geschiedenis van het stadhuis en van enige Leidse notabelen waarbij natuurlijk het Spaanse beleg en het ontzet van de stad op 3 oktober 1574 ter sprake kwam. Aandacht schonk zij ook aan de alles verwoestende brand van 11 op 12 februari 1929 die het stadhuis grotendeels verwoestte, mede doordat de brandweer in de zeer strenge winter van dat jaar over te weinig water kon beschikken. De oude gevel in renaissancestijl kon worden hersteld. Daarachter verrijst vanaf 1934 echter een geheel nieuw stadhuis naar ontwerp van de Haarlemse architect C.J. Blaauw.
Op de kop van het Rapenburg passeren we de Gijselaarsbank (in de volksmond “de Werklozenbank”) en benaderen aan de Langebrug 91 de “Gekroonde Liefdepoort” waar de schilder Jan Steen na de dood van zijn vader woonde en café “De Vrede” dreef.
Het laatste pand dat het gezelschap aandeed was het woonhuis van Philippe Franz von Siebold op Rapenburg 19. Het herbergt nu de verzameling Japanse kunst welke Von Siebold tussen 1823 en 1829 verzamelde tijdens zijn verblijf op Deshima, de Nederlandse handelsnederzetting bij Nagasaki in Japan. Overigens was ten tijde van Kneppelhout, tussen 1837 en 1846, de studentensociëteit Minerva gevestigd in het huis. Studenten te Leiden hadden kennelijk een sterke voorkeur voor fraaie, statige huizen.
Ook Anna Romijn- Verschoor woonde enige tijd in het huis.
U zult begrijpen dat het gezelschap de huizen waarin Jan Kneppelhout in zijn Leidse tijd woonde ook passeerde: de Breestraat 24 waar hij werd geboren, als eerder beschreven, het huis waar hij met zijn moeder woonde aan het Rapenburg 65, en het na zijn huwelijk met Ursula van Braam in 1845 betrokken Rapenburg 83.
Het in 1848 gekochte de Hemelse Berg in Oosterbeek was dus met recht een buitenplaats voor het nieuwbakken echtpaar.
Na de wandeling werden we zeer gastvrij ontvangen in de Universiteitsbibliotheek aan de Witte Singel waar Dr. Anton van der Lem, conservator Oude Collecties, een fraaie keuze aan Kneppelhoutiana ter inzage had neergelegd.
Daaronder enige zeer aantrekkelijke alba amicorum en vele eerste drukken van werken van Jan Kneppelhout. De schenker van veel van deze bijzondere werken kon de dag helaas niet bijwonen. Kees Kneppelhout, trouwe deelnemer aan de wandelingen, moet constateren dat de jaren gaan tellen, hetgeen voor een 91 jarige alleszins begrijpelijk is.
Afronding vond plaats in “De Groote beer” waar we met een drankje in de hand terug keken op een zeer geslaagde middag en met dank aan onze gastheren nagloeiend huiswaarts keerden.
Schrijf een reactie