Eelkje Poppes werd op 9 februari 1791 in Lemmer geboren als dochter van Poppe Jans Poppes (1747-1810) en Antje Annes Visser (1758-1832). Op 22 juni 1815 trouwde Eelkje Poppes in Lemmer met Christianus Petrus Eliza Robidé van der Aa (1791-1851), advocaat, letterkundige en dichter, in die tijd de secretaris van Lemsterland was. Het echtpaar ging in 1818 in Leeuwarden wonen en betrok het huis waar tegenwoordig het Fries Letterkundig Museum en Documentatiecentrum in gevestigd is. Uit het huwelijk werden 8 kinderen geboren, van wie 3 dochters de volwassen leeftijd bereikten. Zij stierf 20 september 1828, 37 jaar oud, te Leeuwarden en werd begraven in de kerk van Huizum.
De gedenksteen die haar echtgenoot liet aanbrengen (zie afbeelding) in de muur van de kerk in Huizum vermeldt niet alleen haar dood maar ook die van “vijf onzer kinderen”. En in een vierregelig vers gedenkt hij het “aards geluk” dat ze “meer dan dertien jaar” deelden.
Eelkje Poppes stamde uit een vooraanstaand Fries geslacht. In 1814 verscheen van haar, autodidact in de dichtkunst, een bundeltje van drie gedichten onder de titel: Eerstelingen, aan mijn vaderland, voorafgegaan door een lofdicht van haar toekomstige man. Deze patriottisch-orangistische verzen schreef zij naar aanleiding van de val van Napoleon en het vertrek van de Fransen uit Nederland eind 1813.
Vermoedelijk heeft Eelkje Poppes na haar Eerstelingen nooit meer iets gepubliceerd. Wel schijnt zij nog enkele kindergedichtjes geschreven te hebben.
Schrijf een reactie