Uit de serie – Een wandeling over de Dorpsstraat van Renkum
door Pieter van der Kuil
We wandelen over de Dorpsstraat vanaf de hoek Dorpsstraat/Leeuwenstraat
Evenals bij de andere aflevering wandelen we eerst langs de
zuidzijde van de Dorpsstraat in oostelijke richting. Ook nu zullen we op
bepaalde plaatsen het huidige huisnummer tussen haakjes vermelden. En
om het geheel voor de jongere dorpsgenoten wat overzichtelijker te
maken, zal er door mij hier en daar wat aanvulling worden
gegeven.(Uiteraard voegen we een groot aantal afbeeldingen toe- red.)
Rechts het eerste pand na de villa “Roozenburg”, café “De Strondpot”, later groentewinkel Jacobsen. Op de achtergrond een tramstel van de O.S.M.
-Hier stonden een vijftal eenvoudige woningen en als eerste komen we daar het huis van de firma Roelofsen tegen, (1940- red). Dit huis werd in 1850 door de Hr. Roelofsen gekocht van de fam. Berkenbos. Heel lang heeft het ook nog dienst gedaan als café, zoals er zoveel in het dorp waren. Men kende het toen als “de Strondpot’”. Ook groentehandel Jacobs heeft er tot voor enige jaren nog zijn groente en fruit aan de man gebracht. (Op deze plaats kunt u nu de parkeerplaats van Garage Delsink vinden). Het was een dubbele woning, waarvan het gedeelte aan de oostkant in 1866 ook nog als boerderij dienst deed. Maar dat deden veel meer woningen in de Dorpsstraat in die jaren. Als bewoners van dit gedeelte noemt de hr. Roest; Hakstege de timmerman, Budding, en daarna mevr. de weduwe Gann Dun. In 1859 kwam dominee Gann Dun uit Scheveningen naar Renkum, om zich daar te vestigen als predikant van de Hervormde Gemeente. Hij overleed in Renkum in 1868, en zijn echtgenote moest de pastorie verlaten om plaats te maken voor de opvolger van haar man. Het moet voor mevr. Gann Dun wel een hele verandering zijn geweest om de, in die dagen toch riante, pastorie (Dorpsstr. 160) te verlaten en in een wel veel eenvoudiger woning te moeten gaan wonen.
Het rijtje van 5
huizen oostelijk van “De Strondpot”, met waterdraagster die van de
rechts achtergelegen dorpspomp komt. Geheel links, door het geopende
tuinhek zichtbaar, “het leeuwtje van Buren”.
Links, op de oosthoek van de Leeuwenstraat de bakkerij van Hulshuizen waartegen de westgevel het “Leeuwtje van Buren” stond.
-Daarna komt de woning van de erven Scheffer. Ook dit is een boerderij. Hierna is de schrijver wat onduidelijk, en daarom wil ik ter verduidelijking weergeven wat Wes Beekhuizen over deze woningen in zijn boek schrijft aangaande de situatie in het jaar 1910. Ook Beekhuizen noemt hier een vijftal eenvoudige huisjes, aaneen gebouwd, waarin o.a. diverse telgen uit de familie Scheffer woonden. De gezusters Scheffer, beter bekend als “ Hanneke en Heesje”, hadden hier hun breischooltje. Naast hen boerde hun broer Toon met zijn zoon Jan. En dan woonde er nog een schoenmaker, genaamd Emmen. Waarschijnlijk zal de heer Roest, met zijn woning van de erven Scheffer, dit hele rijtje huisjes bedoelen (126-128).
Het rijtje van 5 huizen oostelijk van “De Strondpot”,met op de achtergrond de grote kastanje op het erf van de
kolenhandelaar Van Riessen. Geheel links, achter het tuinhek, “het leeuwtje van Buren”.
De dorpspomp op de oosthoek van het rijtje met 5 huizen, nabij het voorerf van Van Riessen.
Tweede van links de veldwachter Willem den Otter.
-Dan komen we bij de welwaterpomp. Deze was van de Mark van Renkum. Zo stonden er in het dorp vier pompen. Deze zijn in 1872 nog geheel vernieuwd en groter gemaakt, daar kon het mensdom nog water halen. Er was geen licht in het dorp, en nu werden er 11 lantaarns geplaatst in het dorp. Deze branden op petroleum en Jan Wennekes was de aansteker. Dat was een schoenmaker, die dit deed als bijwerk. (Bedoelde pompen waren allen het eigendom van de Mark van Renkum. Het water uit deze putten werd steeds slechter en in 1905 moest zelfs één put worden gesloten wegens ondeugdelijk water. Als zich het volgende jaar een geval van tyfus voordoet, worden ook de overige putten door het gemeentebestuur gesloten. Als in 1911 de Mark wordt ontbonden, worden alle putten buiten gebruik gesteld).
Rechts Dorpsstraat 124 met daarachter de kastanje op het voorerf van de kolenhandelaar Martinus van Riessen.
-Nu komen we aan het nog bestaande pand Dorpsstraat 124. Van Roest
schrijft: Hier was vroeger ook een smederij van de familie Riegarts.
(waarschijnlijk Richards).
Deze woonde ook in dit huis. Later werd de zaak overgenomen door J.
Richards, maar men ging uit elkaar en het huis werd verkocht. Koper in
1872 was H. van Scherrenburg en in 1921 kwam het in bezit van J.
Beekhuizen, molenaar en boer. (Beekhuizen was voorheen molenaar op de
waterkorenmolen op de Kwadenoord en vestigde zich in 1921 in dit pand
aan de Dorpsstraat. In de schuur achter de woning kwam een maalstoel,
welke door een elektromotor werd aangedreven. Hier is graan gemalen tot
aan de oorlogsjaren 1940-1945).
Koninginnedag 1934. Optocht ter hoogte van de voormalige kolenhandel Van Riessen.
-Het volgende perceel is van de familie Van Riessen, (120). Hier was
een boerderij, kolen- en turfhandel, bakkerij en kruidenierswinkel. Dit
waren grote zakenmensen, die veel geld en bezittingen hadden. Later ging
het bedrijf over aan B. Leeuwis. (Martinus van Riessen werd geboren in
1832, en overleed in 1914. Hij was een zeer sociaal bewogen mens en was
naast ouderling en diaken van de Hervormde Gemeente, ook vele jaren
raadslid van de burgerlijke gemeente. Bij zijn leven heeft Martinus van
Riessen nog een stichting in het leven geroepen, waaraan hij per
testament veel van zijn bezittingen vermaakte. Het doel van deze
stichting was het ondersteunen van de behoeftigen i n het dorp. Deze
stichting bestaat nog steeds en is onder beheer van de Hervormde
Gemeente.)
Maar nu terug naar onze gids, die inmiddels is aangekomen bij de smederij van zijn grootvader.
-Hier was de bezitting van mijn grootvader Bartholdus van Roest, 1838.
Later is de helft overgegaan naar H.H. van Roest. (Deze smederij komen
we later nog tegen aan de noordzijde van de Dorpsstraat) . Op deze
plaats bleef B. van Roest, later weer geheel van Hendrik H. van Roest,
en nu in 1940 nog van de kleinkinderen van L. van Roest. (Een
ingewikkelde situatie.)
De oude smederij van Bartholdus van Roest. Rechtsboven zien we nog net een gedeelte van het dak met schoorsteen van het woonhuis van de smid. (niet door van Roest in zijn beschrijving genoemd).
(De smederij met woonhuis stond op de plaats, waar nu de Van
Riessenstraat overgaat in de Dorpsstraat, tegenover A.H. De smederij
stond wat achteraf. Later is hier nog een woonhuis met winkel voor
gebouwd). Dan komen we bij een stuk bouwland, waarop een boerderij.
Later is hier door een nicht van mij, dochter van H. van Roest, een
dubbel woonhuis gebouwd. (102 en 104).
(De heer Van Roest geeft hier geen duidelijke beschrijving van de
betreffende boerderij terwijl het hier toch duidelijk gaat over een oude
boerderij, waarvan de woning nog steeds op deze plaats staat. ( 106).
Deze woning komt reeds voor op de kadastrale kaart van 1832.
Bij interne verbouwing van het pand 106 kwamen in de westgevel van de
woning restanten van zware eiken balken tevoorschijn, waaruit
waarneembaar blijkt dat de deel van dit boerderijtje heeft gestaan op de
plek waar u nu pand nr. 108 kunt vinden. -Hoek Dorpsstraat/ Van
Riessenstraat.- (U kunt nu nog steeds zien hoe dit pand als het ware
geplakt zit tegen het resterende gedeelte van de boerderij.
Een foto van de Dorpsstraat met vooraan rechts de woning van aannemer Van Scherrenburg (108), dan het overgebleven woonhuis van het boerderijtje (106), waarna de panden 104 en 102 (gebouwd in 1911) en tenslotte bij de grote lindeboom de melksalon van Scheffer.
In dit pand oefende aannemer Van Scherrenburg zijn bedrijf uit. Uit de kadastrale kaart van 1832 blijkt dat in dat jaar de hiervoor genoemde “deel “ al gesloopt is, terwijl de oppervlakte van het overblijvende woonhuis nog precies wordt aangegeven.
Ereboog ter gelegenheid van 100 jaar Koninkrijk der Nederlanden (1913) met rechts daarachter het pand van Scherrenburg, Dorpsstraat 106. Geheel rechts de smederij van B. van Roest en geheel links, staande op zijn stoepje, de koperslager Nas Wessels.
Het is dus wel zeer waarschijnlijk dat het pand nr. 106 één van de oudste nog resterende woningen in de Dorpsstraat is. Ook de in deze woning gevonden z.g. kloostermoppen, wellicht afkomstig van het oude klooster, wijzen in die richting. Uit genoemde kadastrale kaart blijkt dat Bartholdus van Roest de grond waarop zijn smederij stond zijn eigendom was, maar dat hij de omliggende terreinen achter de panden 108, 106, 104 en 102 in erfpacht had van de Hervormde Gemeente. Verschillende stukken grond, langs de beek gelegen, waren bezit van de Hervormde Gemeente. Naar alle waarschijnlijkheid afkomstig uit het voormalige bezit van het klooster. Als we hier over de beek spreken, moet u weten dat deze bij het voormalige Hotel Campman onder de straatweg doorliep en achter de tuinen van de woningen aan de zuidzijde van de Dorpsstraat naar de Veerweg liep. Uiteindelijk kwam deze beek bij de aanlegplaats van de pont in de Rijn uit .Wanneer u de gebouwen van de huidige “Parenco” even wegdenkt, kunt u zich voorstellen hoe mooi het wonen daar was met het uitzicht over de uiterwaarden. Nu is de beek verworden tot een ondergronds riool langs de later aangelegde weg.)
Luchtfoto van de Dorpsstraat en omgeving, 1929. Rechtsonder de Van Gelder Papierfabriek.
– Naast het dubbele woonhuis een kleine villa (1870). Hier woonde de heer Visser met zijn vrouw. Zij hadden geen kinderen. In 1896 aangekocht door Willem Buse. Deze was gehuwd met een dochter van de heer Le Maître, een gepensioneerd generaal. (Beekhuizen geeft aan dat de dochter Kitty gehuwd was met de zoon van de generaal-red.) Deze twee namen komen we later nog weer tegen bij de beschrijving van Hotel Rijnzicht. In 1911werd het pand aangekocht door de heer Scheffer van de “Duno”. Deze bouwde er een boerderij bij en noemde het geheel “Salon de Rafraichissement” wat zoiets betekende als melksalon (gelegenheid voor verfrissingen). Maar het ging niet goed en werd weer afgebroken. In 1937 werd het weer verkocht en kwam op deze plaats een grote winkel met woonhuis. Eigenaar was toen de heer Moerdijk uit Bennekom. (Het was inderdaad de heer Scheffer, eigenaar van de modelboerderij op de Duno, het “Huis ter Aa”, die hier in de Dorpsstraat een filiaal vestigde. Het moet daar een gezellig hoekje zijn geweest. Wes Beekhuizen geeft in zijn boek over dit pand een beschrijving, maar toen had het pand al wel weer een andere eigenaar, n.l. dhr. Dichne uit Amsterdam. Volgens Wes was deze mijnheer Dichne getrouwd met Mina, de enige dochter van schilders patroon Manasse. De melksalon werd toen de lunchroom van Dichne genoemd. In het voortuintje stond de al reeds genoemde lindeboom, waaronder een zitje. Ook de achtertuin had dergelijke zitjes waar men, onder twee prachtige rode beuken, kon vertoeven. Kom daar nu nog maar eens om in onze Dorpsstraat. In het nieuw gebouwde pand (100) vestigde de familie Witteveen hun modehuis. Nu kent u het als “Modehuis Bruinink”. Iets van het oude is er misschien terug te vinden en wel als u aan de achterzijde van het pand, op de Van Riessenstraat staat, kunt u daar een vrij hoge smalle schuur zien staan. Het is duidelijk eerder gebouwd dan het woonhuis. Zouden we mogen veronderstellen dat daar de koetjes van de heer Scheffer nog eens de melk voor zijn salon leverden?). ( Scheffer kocht wel meer uitbaatpunten voor zijn melk, vervaardigd op de modelboerderij “Huis ter Aa”, op. Zo was ook enige tijd het paviljoen in park Sonsbeek zijn eigendom. –red).
-Naast dit pand beschrijft Van Roest een groot perceel, waar Ten Hoopen woonde. Het was een groot huis, groot winkel/woonhuis en bergplaats. Een grote kruidenierswinkel met bovenhuis. Dit heeft Hulsteyn nog gebouwd in1878. In de oorlog helemaal stukgeschoten.
Links het brede pand van Ten Hoopen, met in het linkerdeel de bergplaats.
Rechts daarvan de “Salon de Refraichissement” van Scheffer.
Links achteraan het pand (met balkon) van Ten Hoopen met daarvoor de drogisterij Liefferink
-Dan kwam een open terrein van de Mark van Renkum. Op dat open
terrein kwam later de winkel van de heer Liefferink, een drogisterij.
Toen de heer Liefferink in Heelsum ging wonen, kwam hier de heer Van
Dongen. Deze verbouwde het pand voor de drogisterij die hij daar
voortzette. (90)
-Dan komen we aan het pand van Dorus te Water, 1870. Een grote zaak. Die
van Van Dongen was het begin. (Vermoedelijk geeft Van Roest hier aan
dat de genoemde winkels aan elkaar waren gebouwd).
Het was in 1876 bewoond door Bloemendaal, een koperslager. Later werd het een boekwinkel.
Links het pand van de koperslager Bloemendaal, later boekwinkel.
-Nu komt er weer een waterpomp, die gebouwd was op een oude welwaterput.
-Hier komt dan Van de Water, een herberg en stalhouderij met vergunning en stalling in een grote schuur. (88). Ze hadden twee zoons, Jan en Arend, en twee dochters, Hanneke en Koosje. Ze waren katholiek. Ook hadden ze een paard en vigilante. Veel bouwland. Het bovenhuis was verhuurd. Daar woonde de heer Van Bruggen. Ook kwam hier dagelijks een postwagen van Wageningen, Van Van Sterk(?) en de Roos, die hier oponthoud hadden. Hier werden de postbrieven afgehaald van Arnhem en Wageningen. (Bekend was dat hier de postkoets arriveerde, maar uit deze beschrijving blijkt dat deze herberg fungeerde als een tussenstation waar de post van Wageningen en Arnhem werd overgeladen).
Rechts, achter de dorpspomp, hotel “De Reizende Man” met de postschuur.
Ook was hier het Gemeentehuis, waar burgemeester De Beyer alle dag
zitting had. Ook was hier het arrestantenhok met een ijzeren deur. Van
de burgemeester kregen wij, (1863) als we ’s middags naar school gingen,
lekkere broodjes met ham en mosterd en peper daarop. Dat was smullen
hoor! Ja, dat gebeurde nog wel eens. Dan kon hij het niet allemaal op en
anders moest hij het mee naar huis nemen en hij bleef toch tot zeven
uur op de secretarie. Maar hij pimpelde nog wel eens en dan smaakte het
ook niet lekker. Ook was hier een grote schuur om onder te rijden. De
ene kant in met slecht nat weer, en aan de andere kant er weer uit( een
doorrijschuur-red.). Bij slecht weer kon je daar goed onder komen.
Wij als Renkumse jongens, en meer burgers, hebben daar veel genot van
gehad. De oude lieden Van de Water zijn gestorven, in de tijd dat de
tramhalte bij het huis kwam.
Rechts, achter de dorpspomp, hotel “De Reizende Man” met de postschuur.
Op de achtergrond de kruising Dorpsstraat/ Kerkstraat/Veerweg.
En toen liep de zaak in de war. Van de Waters boel ging achteruit.
Zij hadden nog één paard en één rijtuig, en daar moesten zij onze
dominee nog mee rijden. Zondags naar de kerk in Heelsum. (1914) Maar het
ging verder achteruit, zodat de boel verkocht moest worden. Het hele
pand is gekocht door F. van Scherrenburg, en die heeft het hele pand
verbouwd. De familie te Water vertrok naar Velp. Na de verbouwing heeft
Herbers uit Wageningen er nog een tijd gewoond. Daarna nog Hoevenberg
(?), maar toen was de vergunning er al vanaf . Maar het was nog wel een
bierhuis. In 1914 is het nog een tijd betrokken geweest door Belgische
vluchtelingen. En daarna woonde Noppen er ook nog. Op de plaats van de
schuur werden in 1922 twee woningen gebouwd voor schoenmaker Emmen en
voor Runderkamp. (Zoals uit de beschrijving van Van Roest blijkt was
deze herberg, of zo u wilt hotel, zeker een bekend en ook belangrijk
middelpunt voor de bewoners van het dorp.
Het pand werd in 1810 gebouwd en stond op de plaats waar nu de firma Lok
is gevestigd. Zoals u al kon lezen, gebouwd in opdracht van Jan van de
Water. In Renkum werd deze naam nog wel eens verkeerd uitgesproken. Het
was de Water, te Water, Te Water en ook wel Toewater. Zeker is wel dat
de familie Te Water zeer welgesteld was en in het dorp veel bezittingen
had. Hotel “De Reizende Man” was een royaal pand dat, behalve een aantal
kamers voor logeergasten, ook nog een vrij bovenhuis omvatte. Van de
postschuur en de stalhouderij kon u reeds lezen. Van groot belang in die
dagen was, dat er ook een kamer beschikbaar was, die als dependance
voor het gemeentebestuur fungeerde. In Oosterbeek werd eerst in 1866 een
gemeentehuis voor de gemeente Renkum gebouwd en in gebruik genomen.
Voor die tijd vergaderden de bestuurders op verschillende plaatsen in de
gemeente. Burgemeester De Beijer woonde gedurende zijn ambtsperiode,
die in 1866 eindigde, in de Dorpsstraat. In die dagen vonden de
uitvoeringen van verenigingen ook in genoemde herberg plaats. Bijzonder
belangrijk waren ook de verkopingen die in het hotel werden gehouden.
Annonce Opregte Haarlemmsche Courant, 25 februari 1856
Ruim van te voren werden die al in de Wageningse Courant per
advertentie aangekondigd. Totdat via ook een advertentie het hotel zelf
in de verkoop kwam. Ruim honderd jaar hadden reizigers hier een veilig
onderkomen kunnen vinden op hun reis langs de oude Postweg. Dat juist
met de komst van de stoomtram de zaken voor het hotel terugliepen was
teleurstellend. Dat door de komst van de tram het reizen aanmerkelijk
sneller ging, zal zeker mede oorzaak zijn geweest dat de exploitatie
gestaakt moest worden.)
-In het volgende pand woonde Lamers (1863). Timmerman en aannemer,
katholiek, die daar een goede zaak had. Het was een groot pand waar drie
huishoudens woonden.
Rechts achteraan “Hotel Verwaaijen” met daarvoor de bakkerij Mekking.
Naast Lamers woonden er ook nog Kelderman, de schilder en dan nog ene
Heynekamp die daar een wasserij had. En dan ook nog onze ome en tante
Kapel. Maar die is nu uit de tijd. Hij had onze kerk nog gebouwd (1864)
en is later failliet gegaan. In 1868 werd de boel verkocht.
In dat zelfde jaar is hij overleden. In 1876 heeft Jan Richards het toen
gekocht en heeft er een smederij van gemaakt. Richards heeft daar tot
zijn dood in gewoond. De Richards zijn er toen mee gestopt (1910), zijn
zoon is op de papierfabriek gaan werken. Het huis werd verkocht aan Kruk
de schilder.
-In de volgende woning woonde mevr. Regeling(?) in een groot herenhuis
(1880). Dit was een rijke vrouw met één dochter. In 1882 verkocht zij
het huis aan de heer Bolma. Deze maakte er een bakkerij met winkel van.
De winkel van bakker Hendrik Mekking. Moeder Janna Mekking- Aalbers en zoon staan voor de winkel.
Deze zaak was al vlug weer aan de kant. Toen heeft Mekking het gekocht en Van de Born hoorde daar ook bij. Het werd echter Bakkerij Mekking. (Het is moeilijk om u op dit gedeelte van onze wandeling de huisnummers van nu aan te geven. De zaak van Mekking stond ongeveer op plaats waar tot voor kort de hobbyzaak van de firma Wessels was gevestigd.
H. Mekking in gesprek met de winkelier Snoek voor zijn noodwinkel, na WOII.
Deze lag op het pleintje voor autorijschool Leeuwis
Voor het vervolg van de beschrijving spreken we over het gedeelte dat tussen de genoemde hobbyzaak en de Veerweg is gelegen.
Waar nu de verbindingsweg Kerkstraat/Van Riessenstraat is gelegen, lag
toen de Veerweg. De reden hiervoor is, dat de bebouwing op deze plaats
in de Oorlogswinter grotendeels werd verwoest, zodat er nu van de
oorspronkelijke gebouwen niets meer is terug te vinden.) -Daarnaast
woonde de weduwe vrouw Van Vliet (1878). Deze verkocht hier hout en
turf. Ook Salomo Cohen heeft daar nog gewoond (1884), die daar ook een
winkel had. Het was een boter- en kaaswinkeltje. Nu (1940) is dat Van de
Born de sigarenwinkel. (De familie Cohen was één van de drie joodse
families in het dorp. We zullen deze S. Cohen later terug vinden op de
hoek Achterdorpsstraat/Kerkstraat, waar zij een nieuwe winkel openden.
Dorpsstraat in westelijke richting. Links het “Hotel Verwaaijen”. Daarvoor de winkel van de weduwe vrouw Van Vliet (1878). Deze verkocht hier hout en turf. Dan volgde de bakkerij Mekking en het iets terug gebouwde lage pandje van Salomon Cohen (1884), die daar een boter- en kaaswinkeltje had . Voor WOII had Van de Born er een sigarenwinkel.
We zijn nu gekomen aan het laatste huis van dit gedeelte. En wel de
woning die op de hoek Dorpsstraat/Veerweg was gelegen. Onze gids
schrijft:
-Dan komt een grote boel met stalhouderij en rijtuigen en een boerderij
(1882). Hier woonde Gerrit Jansen. Later is zijn zoon Otto Jansen , die
de stalhouderij voortzette, er gaan wonen. Hij was getrouwd met een
zuster van mijn vader, nu tante Diekemeu(?).
De Dorpsstraat, gezien in oostelijke richting, met aan de rechterkant “Hotel Verwaaijen” met balkon.
Achter het hekje het smalle terras van het hotel.
De wachtkamer van de Ooster Stoomtram Maatschappij was in het hotel ondergebracht.
Zij hadden een zoon en twee dochters. Het huis stond op de hoek Dorpsstraat/Veerweg en met vier treden naar beneden kwam je binnen. Als je in het huis zat, kon je net op de straat zien. Dit pand met het pand er achter lag langs de Veerweg tante, werd de zaak verkocht aan Jan Verwaayen. Hij heeft het in1878, geheel laten afbreken en er een groot pand van twee verdiepingen voor gezet. Het achtergelegen pand langs de Veerweg werd stalling voorrijtuigen. Nu (1940) woont daar juffrouw Snoek. In die tijd kwam er ook een vergunning in en de Herensociëteit kwam daar boven. Later is het overgegaan aan de heer Van Kooten, die de stalhouderij van de hand deed.
Kruispunt Dorpsstraat/Kerkstraat/ Veerweg in 1945. Rechts het op de oosthoek met de Kerkstraat gelegen pand.
De fotograaf staat met zijn rug naar de puinhopen van “Hotel Verwaaijen”.
Annonce uit het Nieuws van de dag van 21 september 1898
(Maar de naam van Verwaayen bleef bestaan. Het voor die tijd moderne hotel heeft steeds de naam “Hotel Verwaayen” behouden. Na de komst van de Ooster-Stoomtram werd de achtergelegen stalling gebruikt voor het vrachtgoed van deze maatschappij. Het smalle terras lag tussen het hotel en de hekjes langs de Dorpsstraat.
Het kruispunt Kerkstraat/ Dorpsstraat/ Veerweg. Rechts met de achterliggende stalling “Hotel Verwaaijen”
De situatie op
de vorige afbeelding rechtsonder wordt hier weergegeven. Links de
staldeuren van de oude achttiende-eeuwse herberg waarin in deze tijd,
voor 1900, een kruidenierswinkel was gevestigd. Geheel links de derde
waterpomp met lantaarn.
Rechts herberg “De Rijnvaart” van de kastelein/scheepsbevrachter W.A. Potman, (Bij Beekhuizen Panman genoemd).
In later jaren de stalhouderij Jan van Ee.
Zicht vanaf de zuidoever van de Rijn bij het veer. Op de linker helft, op de achtergrond, de achterzijden van de panden ter hoogte van het kruispunt Dorpsstraat Veerweg.
Na de oorlog is op deze plaats een winkel voor Albert Heijn gekomen. Nu kunt u daar de dependance van de firma Hoefsloot vinden. Tot zover deze beschrijving van de zuidzijde van de Dorpsstraat, gelegen tussen de Leeuwenstraat en de Veerweg. Dit dan ook weer aan de hand van onze heer H.H. van Roest. De wandeling langs dit gedeelte van de Dorpsstraat, zoals deze zich na 1850 ontwikkelde, liet ons zien dat statige huizen afgewisseld werden door woningen van o.a. ambachtslieden, winkeliers, stalhouders en boeren. Daar tussen woonde de burgemeester, die zo nu en dan de dorpsjeugd liet meegenieten van zijn “lunchpakket”. Een sfeer van rust en harmonie en voor alles een maatschappij die overzichtelijk was.
Tot slot enige aandacht voor het Rijnzwembad dat vanaf 1929 ten oosten van de veerweg en de veerpont in de Rijn lag.
De opening van het Renkums Rijnbad in 1929. Op de foto tweede van links staat de door Van Gelder Papierfabrieken afgevaardigde fabrieksbaas van de aan de haven gelegen fabriek II, Geurt Bosveld.
Het meest westelijke van de drie bassins, “het diepe”.
Zicht op het Rijnzwembad vanaf de zuidoever van de Rijn.
Schrijf een reactie