Uit de serie – Een wandeling over de Dorpsstraat van Renkum
door Pieter van der Kuil
De Dorpsstraat met ereboog. Links achter de boog “Hotel Verwaaijen” Geheel links, nog net zichtbaar, een deel van het bierhuis van Panman, later het pand van de stalhouder Jan van Ee. We kijken oost- west.
Ditmaal lopen we, met onze gids Hendrikus H. van Roest, vanaf het
kruispunt Dorpsstraat/ Veerweg/ Kerkstraat tot het postkantoor, waarbij
we eerst de noordzijde van de Dorpsstraat bekijken.
– Op het plein stond de 3e dorpspomp van de Mark van Renkum en daarnaast
was het brandspuithuisje (1842). Op de hoek van de Dorpsstraat en de
Kerkstraat is nu (1940) de zaak van mej. Blokker. Dit was een mooie zaak
in boeken en zo voort. In 1865 was hier een groot blok, huis en schuur.
Dit pand was eerst van de heer Romond uit Heteren en het was bewoond
door H. Nijland. Er was een herberg en een winkel in kruidenierswaren.
In 1874 was er ook een boerderij en stalling bij. Op die plaats is later
de drukkerij van Van Woerkom gekomen, en is er nu nog (1940). In de
grote schuur werd jaarlijks het bier gedronken van de schutterij van
Renkum.
Altijd in augustus waren er de schuttersfeesten. Hier heeft ook gewoond
Ten Hoopen (1876) die later de kruidenierswinkel nieuw liet bouwen.
Later woonde er ook zijn zoon. Ook heeft er gewoond de heer Waal die er
ook kruidenierswaren had. Toen heeft (1916) F. v. Scherrenburg de
heleboel gekocht en de grond dat er bij lag en daarachter en opzij
stukken verkocht en gebouwd. – Voor alle duidelijkheid, de Heer van
Roest beschrijft hier de situatie op het Dorpsplein (oostzijde), hoek
Dorpsstraat / Kerkstraat. En dat in een periode van 1865 tot 1940. En
het is wel duidelijk, dat er op dit hoekje heel wat geschiedenis is
geschreven. Nu kunnen we op deze plaats dan nog de winkel van de fa.
Hoefsloot vinden. (In 2007 verkocht Tino Hoefsloot deze zaak en kwam een
einde aan 75 jaar Hoefsloot woninginrichters op deze plek-red.)
De situatie op
de vorige afbeelding rechtsonder wordt hier weergegeven. Links de
staldeuren van de oude achttiende-eeuwse herberg waarin in deze tijd,
voor 1900, een kruidenierswinkel was gevestigd. Geheel links de derde
waterpomp met lantaarn.
Rechts herberg “De Rijnvaart” van de kastelein/scheepsbevrachter W.A. Potman, (Bij Beekhuizen Panman genoemd).
In later jaren de stalhouderij Jan van Ee.
Het Dorpsplein na wederopbouw.
(Wes Beekhuizen, de schrijver van “Groen was mijn dorp” geeft nog een
aanvulling van voorgaande beschrijving. Hij geeft aan dat er tussen het
brandspuithuisje en het volgende pand nog een smal steegje was. Ook
noemt hij nog een bewoner van dit pand, (ca.
1920) en wel meester Van Dam, van de Christelijke school. De echtgenote
van meester Van Dam had hier haar kruidenierswinkeltje Later was in de
winkel een boekwinkel gevestigd.)
– Dan woont er Richards met een winkel, en daarnaast een tapijtwinkel
(Beukering, die later naar het vrijgekomen hotel Remmerde verhuisde-
red.). Voor die tijd (1916) was het allemaal land.(Beekhuizen verhaalt
“van een verwilderde tuin waarin o.a. struiken stonden met witte
knapballetjes” (sneeeuwbessen))
Op de plek van de boom het door Van Roest beschreven “land”.
Achter de boom een deel van de voorgevel van de woning van de agent van politie Den Otter.
-Dan komt het huis van De Beet, (1870) die had een broodbakkerij en
(was) ook landbouwer. De Beet had veel kinderen en had met zijn vrouw
ook nog te Antwerpen op het Citadel in België gezeten (1830). Ook heeft
hier nog G. Loderus in gewoond als vrachtrijder op Arnhem (1880). Later
was het van de Heer Buse. Nog later, in 1884 is het afgebroken, en is
er een dubbel huis van gemaakt door Mevr. Le Maître.
-Dan kwam Jantje Kars, en daarnaast veldwachter den Otter. Later is er
een rijwielhandel gekomen. -Tussen het dubbele woonhuis en de
laatstgenoemde woningen was nog een flink stuk tuin gelegen. In de
eerste woning heeft de rentenier Itterson gewoond en de volgende
bewoonster Jantje Kars die hier een naai en breischool had. Haar buurman
(ter linker zijde-red.) was dan de enige veldwachter van het dorp, Den
Otter.
-Dan kwam een groot huis, daar woonde Arie van Zwaay met zijn vrouw
(1864). Ze hadden geen kinderen, waren katholiek en hadden een grote
zaak, met stalhouderij, paarden en wagens.
Van Zwaay had ook veel land in het “Broek”. En dan was er nog een
kruidenierswinkelbij. Er waren twee knechten en een meid. Van Zwaay had
een tabaksplantage aan de Molenweg (1883), en daar woonde ook een
planter op. Het huis van van Zwaay werd later verhuurd aan Gradus van
Roekel. Die was zelf schoenmaker en had er dan ook nog een
kruidenierswinkel bij.
Toen van Zwaay uit de tijd was (overleden) werd de boel verkocht aan de
Heer Buse (1888). En ook de tabaksplantage werd van de Heer Buse, die er
ook een planter op hield. Buse had een os om het land te beploegen.
-Hierna (1889) kwam dan nog Rosbach in te wonen, met een zadelmakerij.
Toen heeft Schaafsma het hele huis gekocht, behalve het achterhuis. Dat
bleef in gebruik van de heer Buse voor zijn wagens en karren en stal
voor het paard.
De winkel van J. Schaafsma in 1913. De zadelmaker/ rijtuigbekleder (met platte pet) staat derde van rechts.
Links de kruidenierswinkel van zijn echtgenote.
-Naast dit pand lag een groot stuk bouwland. (Het betrof een doorgang
naar de moestuin aan de achterkant van hotel “Remmerde”). (We zijn nu
aan de hand van de beschrijving van onze gids gekomen tot aan de winkel
van de Fa. Delsink. Verschillende malen zijn de namen van de heer Buse,
en mevr. Le Maître genoemd. Dit waren bewoners van “Huize Rijnzicht” aan
de overzijde van de straat, waar we nog op terugkomen.)
Maar eerst verder met onze gids.
-Maar de heer en mevrouw Buse waren oude lieden en ze gingen uit de
tijd. Toen heeft mevr. Le Maître daar een grote villa laten bouwen voor
van Remmerde. Daar was ook een vergunning. Nu (1940) woont er Van
Beukering met tapijten.
-Langs het voornoemde pand van Schaafsma was een brede doorgang welke
toegang gaf naar de Achterdorpsstraat en de achtertuin van het Hotel
“Remmerde”.
Hotel “Remmerde” in haar glorietijd.
(Want de grote villa welke mevr. Le Maître hier had laten bouwen was
een hotel. Misschien hebt U dit in de voorgaande artikelen al wel
begrepen, maar als van Roest spreekt over een vergunning wordt bedoeld
dat er een café of hotel in is gevestigd.)
Het Hotel “Remmerde” had aan de Dorpsstraatzijde een vrij breed en hoog
gelegen terras, waar men een vrij uitzicht had over de uiterwaarden
naar de Rijn. Maar zoals het al meerdere malen is opgemerkt, door de
toenemende druk van de industrie in het dorp, nam de belangstelling van
de vakantiegangers met gelijke tred af. En zo moest dan ook Hotel
Remmerde in 1916 zijn deuren sluiten. Nu is in dit pand de firma Delsink
te vinden en boven de luifel gezien kan men zich gelukkig nog een
aardig beeld vormen van het voormalige hotel.
-Dan kwam de woning van Derk Zander, (1864) die bode en vrachtrijder was, maar overleden.
Het werd later het huis van G. Jansen (1878) schoenmaker en daarna van
de weduwe Van Vliet, een schippersvrouw (1878). Hierna woonde er nog de
koperslager Teunissen.
Links het voormalige Hotel “Remmerde”, met op de achtergrond de winkel met huis en klok zoals mevrouw Le Maître dit in 1898 liet bouwen.
-Toen (1898) aangekocht door Mevr. Le Maître en verbouwd tot een dubbel woonhuis met winkel. En zo is het nu nog, met torentje en klok (1940). (In dit pand woonde de familie Theunissen, loodgieters en fitters. Ook verkochte ze galanterieën. Tussen het huis van deze Theunissen en de bakker Buddingh liep naar de Achter Dorpsstraat het steegje van Buddingh). Dan komt het huis van Johannes Buddingh (1864), een bakkerij, die later is overgegaan aan Willem Buddingh (1904). Het werd door hem verbouwd in 1930 en G. Buddingh heeft het vak verder voortgezet. Nu is het nog steeds een bakkerij. (1940).
Zicht op de Dorpsstraat in westelijke richting, voor 1890. Links villa “Rijnzicht” en rechts op de achtergrond de woning van zadelmaker Schaafsma. Daarvoor de winkel van bakker Buddingh met geheel rechts de westelijke helft van het dubbele pand van schoenmaker Van Zwam. Hotel “Remmerde” moest nog worden gebouwd. Ook het pand van de loodgieter Theunissen is nog niet te zien. Na de bouw ervan ontstond tussen het pand van Theunissen en bakker Buddingh een steegje naar de Achterdorpsstraat dat het “steegje van Buddingh” werd genoemd.
(Het hierboven verbouwde pand heeft heel lang het gezicht van de
Dorpsstraat ter plaatse bepaald met het heel bijzonder torentje,
voorzien aan alle kanten van schitterende tegeltableaus waarin aan de
voorzijde een klok was opgenomen. Ook de voorgevel van de winkel was
voorzien met de zelfde tegels. De dakbedekking van de toren bestond uit
leien. De Russisch aandoende torenspits sneuvelde in de winter van 1944 /
45 door het oorlogsgeweld. Maar de toren met de tegels overleefde het.
Helaas moest ook dit zo karakteristieke pandje plaats maken voor
nieuwbouw. Pogingen om de tegeltableaus te sparen bij de
sloopwerkzaamheden liepen op niets uit. Slechts een schamel restant
hiervan is uiteindelijk in het tegelmuseum in Otterlo terecht gekomen.
Op deze plaats staat nu een flatgebouw met enkele winkels. Maar de
gevulde koeken van bakker Van Eldik zijn er niet te koop.
Ook het hiervoor beschreven pand van bakker Buddingh verdient wel enige
aandacht. De “Renkumse ringen” van deze bakkersfamilie waren niet alleen
in het dorp een gewild artikel, maar werden verpakt in trommeltjes met
afbeeldingen van ons dorp verzonden door het gehele land).
Nu weer verder met onze gids.
-Naast het huis van Buddingh stond vroeger een heel oud huis (1864) van
de weduwe Busseling.(? moeilijk leesbaar). Het waren twee woningen,
welke later werden gekocht door Jansen. Ook een bakker. Ze werden in
1872 verbouwd, en later verkocht aan Van Zwam. In 1904 helemaal
afgebroken en verkocht. Van Zwam, schoenmaker, heeft het zelf verkocht
aan Achterberg. (Niet helemaal duidelijk blijkt hier of deze Achterberg
hier zelf weer een dubbel pand heeft gebouwd, want onze gids vervolgd:)
-Later woont er Delsink de schoenmaker (1935) en Van Zwaay,
manufacturen. (Volgens Beekhuizen was Van Zwaay ook schoenmaker en
koster van de R.K. kerk.- red.) Het was dan ook een bijzonder pand, met
wel een
Dan komt een woning met als eigenaar G. v. Beuker (?) en Jan Elings
(1876). De laatste was een heel oude man die er woonde met zijn vrouw.
Jan Lap, (waarschijnlijk een bijnaam) woonde aan de ene kant en aan de
andere kant Jan Geurtzen, een timmerman. -Nu komt de winkel van Gijs
Lamers. Deze man was de enige postbode uit het dorp (1886). Gijs heeft
een zoon gehad die ook besteller was. Als je een brief kreeg, moest je
hen vijf centen geven. -Dan komt de villa van de oude Leygraaf (1862)
die woonde in het eerste huis van het dorp, “Redichem”. Daar woonde dr.
Zadelhof (1864) en later kwam dr. Thomas er ook in huis.
De tuin van Jansen de wagenmaker/radmaker, die de achterzijde van het tweede huis van rechts, “Hoekenburg”, (nu de Achterdorpsstraat) bewoonde. Rechts daarvan het, tijdelijk, tweede postkantoor, later politiebureau en (hulp) gemeentesecretarie. In 1884 werd hier Jan Diederik Doorman benoemd tot directeur van het postkantoor.(Foto rond 1905).In 1910 werd op deze open ruimte het nieuwe postkantoor gebouwd. Geheel links de winkel van Gijs Lamers, de postbode van Renkum
Later is het huis aangekocht door bakker Evers (1864). Daarna heeft
in het achterste gedeelte Willem Jansengewoond. Die had daar een
wagenmakerij. Ook woonde er nog een mevr. Jansen. Er was ook een hele
grote tuin. In 1890 werd alles verkocht aan het Rijk voor een nieuw
postkantoor.
– De villa, waar uiteindelijk Jansen de radmaker in kwam te wonen, had
de naam “Hoekenburg”. Een passende naam voor een woning welke was
gelegen op het punt waar Dorpsstraat en Achter Dorpsstraat elkaar
ontmoeten. De doktoren welke hier enige tijd gewoond hebben, waren in
dienst van de Gemeente.
Tot zover de beschrijving van dit laatste stukje Dorpsstraat, het
gedeelte waar we nu het modehuis van de firma Smits kunnen vinden, dan
een Chinees restaurant, met als laatste het postkantoor.
Zicht op de hoek Dorpsstraat/Achter Dorpsstraat na de bouw van het postkantoor. Het eerste pand rechts dat van de slagerij van Hendrik van Kranen, met daarachter het voormalige postkantoor en het pand waarin wagenmaker Jansen zijn bedrijf had. Geheel rechts het hek van “Gelria”.
Vanuit een iets
oostelijker standpunt zicht op de plek (achter de Iep in de voortuin van
“Gelria”) waar het postkantoor zou verschijnen. Daarvoor de witte gevel
van “Frisia”. Links de in 1866 gebouwde villa van J. P. Bloem, later in
eigendom van
de industrieel M. Mijnlieff.
Het in 1910 gebouwde (derde) postkantoor, op een ansichtkaart welke is verzonden in het jaar 1915. Hier nog geheel compleet met torentje. Wanneer en waarom dit torentje is verdwenen lijkt een raadsel. Daarachter een deel van de slagerij Van Kranen en “Gelria”.
De postbestellers van het dorp Renkum.
Het postkantoor met op de achtergrond villa “Gelria”.
Schrijf een reactie