De Hindenburgstrasse en de Kaiser Wilhelmplatz in Wolfheze. Ze zijn verdwenen. Het enige dat nog herinnert aan het Duitse Kamp is het kleine cellencomplex – dat jarenlang is gebruikt als koeienstal – en de naam Duitsekampweg.
Het ‘Interniertenlager’ of ‘Kriegsgefangenenlager’ in Wolfheze werd gebouwd in 1917, tijdens de eerste wereldoorlog. Zowel Engeland als Duitsland wisten zich met de vele krijgsgevangenen geen raad, en zochten steun bij het neutrale Nederland. Er werd een overeenkomst getekend, en zo ontstonden op verschillende plekken in ons land kampen voor Britse en Duitse militairen, onder neutrale Nederlandse leiding.
In Wolfheze werd, tegenover blindeninstituut Het Schild, een stuk bos opgeofferd voor het kamp. De bouw begon in oktober 1917. Het werd bijna een zelfstandig dorp, bestaande uit 65 barakken, en rechte straten met Duitse namen.
In het midden van het terrein stond een grote kantine, met een bühne waar toneelstukken werden opgevoerd. Aan de randen van het terrein stonden aparte officiersbarakken (mooi ingericht met oud-Hollands meubilair) en ziekenhuisbarakken.
En de mannen hoefden zich niet te vervelen. In de ‘Tischlerei’ werden complete woonkamer- en slaapkamerinrichtingen gemaakt, die naar Duitsland werden vervoerd. Er was een schoenmakerij, een werkplaats waar lampen werden vervaardigd, een kofferfabriek en het belangrijkste onderdeel was nog wel de landbouwafdeling, waar op een gegeven moment 250 mannen werkten. Op het terrein waren verder badgelegenheden en keukens te vinden, en een kerkje waar om de beurt katholieke en protestantse diensten werden gegeven.
De eerste bewoners kwamen via de haven van Rotterdam aan in maart 1918. Op het drukste moment woonden er 725 mannen, hoewel er plaats was voor zo’n 2500 man. Toch was dat voor een dorpje dat in die tijd ongeveer 200 inwoners had een behoorlijke invasie.
Het was natuurlijk de bedoeling de krijgsgevangenen in Nederland te houden, maar toch lijkt het erop dat het niet bepaald een streng bewaakt kamp was. De mannen konden veelal hun eigen gang gaan. Van de officieren en onderofficieren – die trouwens vaak ook ondergebracht waren op meer comfortabele plekken zoals pensions in Oosterbeek – is bekend dat zij gingen sporten in Oosterbeek-Laag.
F.C.Oortgijs
Achter de boerderij van Schut aan de Duitsekampweg aldaar bevindt zich een gevangenis, de enige herinnering aan die tijd. Anekdote: haar antwoord voor de telefoon of haar man thuis was kwam de reactie : ik denk dat hij in de gevangenis zit, effe kijken, de beller verbijsterd achterlatend. Ben overigens nog in het bezit van een foto van deze gevangenis.