[vc_row][vc_column width=”1/1″][vc_single_image image=”829″ alignment=”center” border_color=”grey” img_link_target=”_self” img_size=”full”][/vc_column][/vc_row]
Hervormde pastorie – Oosterbeek
[vc_row][vc_column width=”1/1″][vc_single_image image=”827″ alignment=”center” border_color=”grey” img_link_target=”_self” img_size=”full”][/vc_column][/vc_row]
Hervormde Pastorie, ten westen van de kerk. Eenvoudig, gepleisterd herenhuis uit de negentiende eeuw, met verdieping en omlopend schilddak. Vensters met schuiframen uit de bouwtijd en luiken.
Aan de westzijde is een oud, negentiende eeuws, koetshuis aangebouwd dat verbouwd is tot woonhuis.


Tijdens Operatie Market Garden in 1944 lukte het de Britten niet om de brug over de Neder-Rijn bij Arnhem, die later John Frostbrug zou worden genoemd, Arnhem in handen te krijgen. Na zware verliezen trokken zij zich op 19 september, de derde dag van de operatie, terug naar Oosterbeek. Zo’n 3.000 militairen verzamelden zich daar. In de omgeving van de kerk vonden acht dagen lang zware gevechten plaats. In de oude pastorie westelijk van de kerk werden onder leiding van de vrouw des huizes, Kate ter Horst, circa 250 gewonde Britse soldaten verzorgd. De Oude Kerk diende als één van de verzamelpunten van de geallieerden voordat zij zich terugtrokken over de nabijgelegen Rijn. Zie ook onder personen: Jan ter Horst.
Nederlands Hervormde Kerk (Oude Kerk), Benedendorpsweg 134, Oosterbeek

Aangenomen wordt dat de Nederlands Hervormde Kerk, aan de Benedendorpsweg in Oosterbeek, één der oudste kerken is die ons land kent. Het staat vast dat al omstreeks het jaar 900 op deze plaats een zaalkerk stond. Onder de tegenwoordige kerk heeft men na WOII tijdens de restauratie, onder leiding van de architect Glazema, fundamenten aangetroffen die daar op wijzen.
Het is zelfs mogelijk, dat al in de eerste helft van de 9e eeuw Oosterbeek een kerk bezat, wellicht toen nog een houten zaalkerk.
Ook is nog op een andere manier geprobeerd de ouderdom van de kerk vast te stellen. Daarbij baseert men zich op een document uit het jaar 834, gericht aan de bisschopskerk van Sint Maarten te Utrecht, heeft betrekking op de schenking van goederen die zich in villa “Ostbac” bevinden. Dit document wordt ondertekend door de priester Bernoldus: “Ego, Bernoldus, indignus presbyter, jubente Frederico episcopo scripsi et subscripsi.” (“Ik, Bernoldus, onwaardige priester, heb dit op bevel van bisschop Frederik (van Utrecht) geschreven en ondertekend.” In deze aanname gaat men ervan uit dat dus in Oosterbeek een priester verbonden was aan een kerk. Voor de hand lijkt te liggen dat een aanzienlijk adelijk geslacht, de Hamaland`s, de kerk als familiebezit had.

De oorspronkelijke stenen zaalkerk had geen toren. De lengtemuren van het schip bedroegen ruim 18 meter en kopse muren 8 meter, binnenwerks respectievelijk 17 en 7 meter, op een fundering van kiezel en met muren van blokken vulkanische tufsteen. In de dertiende eeuw werd de middelste absis gesloopt en de kerk vanaf die plaats uitgebreid met een Romaans koor dat bijna 9 meter diep en ruim 6 meter breed was en een nieuwe halfronde absis kreeg. Ook in die tijd werd in de noordmuur van de kerk de grote deurpartij aangebracht, opgetrokken uit tufsteen. Bij de restauratie van 1946-1949 heeft men in de muur aanwijzingen voor het bestaan van een vroegere, kleinere deur aangetroffen.

Er werden in die tijd ook zaalkerken aangetroffen aan de Maas in Nederlands en Belgisch Limburg. Voor Nederland uniek is dat in de Oosterbeekse zaalkerk drie naast elkaar gelegen absiden werd aangetroffen, gelijk aan die van de eerste abdijkerk van Werden, gebouwd tussen 930 en 940, en afgebroken in 1817. In de vloer van de kerk werden bij de restauratie, de halfcirkelvormige contouren van de absiden in de vloer aangegeven.
In de 14e eeuw werd de huidige toren gebouwd. In verband hiermee zou de westmuur van de kerk afgebroken zijn. De ingang onder de toren is van een latere datum.
In de 15e eeuw werd het 12e eeuwse Romaanse, uit tufsteen opgetrokken, koor afgebroken en vervangen door een ruimer Gotisch koor, opgetrokken uit baksteen. Het grondpatroon van dit koor is bij de restauratie in 1946-1949 oostelijk van de kerk, in het veld aangegeven. Vier van de oorspronkelijke steunberen vinden we daar in het grondprofiel terug. In 1856 werd de kerk, onder de bezielende (financiële) leiding van de kerkvoogd Jan Kneppelhout uitgebreid. Ter hoogte van het koor, oostelijk van de oorspronkelijke zaalkerk, werd, aan de noord- en zuidzijde van de kerk een transept gebouwd, waardoor een kruiskerk ontstond. Daarbij ging ook de aan de noordzijde tegen de kerk aangebouwde consistoriekamer verloren en werd het resterende deel van het kerkhof rond de kerk grotendeels geruimd.


Na WOII besloot men de sterk beschadigde kerk te restaureren echter zonder het Gotische noord- en zuid transept. Ook besloot men het 15e eeuwse koor af te breken en op de fundering van het uit de 12e eeuw daterende Romaanse koor een nieuw koor te bouwen.
Bij deze restauratie werd in het midden van de zaalkerk een vierkant gevormde, doorboorde steen van trachiet gevonden, die een putje met tufstenen ring afdekte., waaronder een kogelvormige pot werd aangetroffen. Onder de pot werd weer een veldput opgetrokken uit veldsteen aangetroffen. Naar men aanneemt stamt een en ander uit de voor- christelijke (heidense) tijd. De pot is in de ruimte onder de toren geplaatst en daar te bezichtigen.

Villa Ewilca
[vc_row][vc_column width=”1/1″][vc_single_image image=”818″ alignment=”center” border_color=”grey” img_link_target=”_blank” img_size=”full” link=”http://www.petronella-enzo.nl/historie.html”][/vc_column][/vc_row]
Landgoed de Oorsprong
[vc_row][vc_column width=”1/1″][vc_single_image image=”776″ alignment=”center” border_color=”grey” img_link_target=”_self” img_size=”full”][vc_column_text]De Oorsprong in Oosterbeek werd al aan het begin van de 15e eeuw genoemd. Het hoorde bij de heerlijkheid Doorwerth. De Oorsprong heeft in de loop der eeuwen verschillende functies gehad: van landgoed tot fabriek en weer terug tot landgoed met buiten. Tegenwoordig is het een prachtige tuin die is opengesteld voor publiek.
Suiker
Het landgoed De Oorsprong werd in de 16e eeuw opgedeeld in de Hoge Oorsprong – in het bezit van de familie Renesse – en de Lage Oorsprong in handen van de Arnhemmer Arnt ter Hoeven.In 1811 werd de buitenplaats voor 17.000 gulden verkocht aan twee zakenpartners uit Zuid-Holland: Johannes Spakler en H.J. Backer. Ze bouwden er een suikerfabriek en legden zich toe op het telen van suikerbieten.
Landhuis
Vanwege tegenvallende resultaten moest de fabriek in 1813 de deuren sluiten. Backer kocht zijn zakenpartner uit en maakte een doorstart. In 1823 liet hij op het terrein een statig landhuis bouwen. Naast een zakelijke carrière ging Backer ook de politiek in: een paar jaar later werd hij burgemeester van Renkum en dat bleef hij tot 1851. Nadat het landhuis in december 1919 afbrandde, werd drie jaar later een prachtige nieuwe villa gebouwd, ontworpen door de architecten Jan en Theo Stuivinga.
[/vc_column_text][vc_single_image image=”777″ alignment=”center” border_color=”grey” img_link_target=”_self” img_size=”full”][vc_column_text]
Relicten
Helaas was ook deze nieuwe villa geen lang leven beschoren. Op 18 september 1944, tijdens de Slag om Arnhem, lag de Oorsprong middenin de vuurlinie. Het statige landhuis werd volledig verwoest. Toen men in 2004 een nieuwe tuin wilde aanleggen, bleek het terrein nog vol te zitten met munitie. Tegenwoordig is landgoed de Oorsprong bekend als de Lage Oorsprong. Het landgoed omvat onder andere bos, tuinen, waterpartijen en een groen amfitheater waar allerlei culturele activiteiten plaatsvinden. De tuin is voor het publiek geopend.[/vc_column_text][/vc_column][/vc_row]
Sietske Abrahamsz (1842-1912)

Multatuli zullen we eerder associëren met Lebak en de Lauriergracht, dan met Oosterbeek. Toch zijn Oosterbeek en Multatuli nauw met elkaar verbonden, aangezien het 23 jaar lang de woonplaats is geweest van zijn nicht, Sietske Abrahamsz. Dat zou op zich niet zo opmerkelijk zijn, ware het niet dat deze Sietske een sleutelrol heeft gespeeld in het leven van Multatuli.
Sietske Abrahamsz was op 25 jarige leeftijd gehuwd met Dr. Georg Julius Wienecke, gepensioneerd arts in het Nederlandsch Oostindisch Leger, en woonde van 1877-1900 in huize Beekhof, aan de huidige Weverstraat 140. In deze villa, die tijdens de evacuatie na de Slag om Arnhem is verwoest, hebben veel huisartsen gewoond, waaronder in de eerste helft van de twintigste eeuw Dr. Isaäc Brevée.

Sietske Cornelisdr. Abrahamsz werd op 14 januari 1842 in Middelburg geboren, als derde dochter van koopvaardij-kapitein Cornelis Abrahamsz en Catharina Douwes Dekker, de oudste zuster van Multatuli. Vader Cornelis was natuurlijk vaak van huis, maar toen Sietske vijf jaar oud was, maakte het hele gezin een bootreis op en neer naar Nederlands Indië, die meer dan een jaar zou duren. Tijdens de terugreis werd haar jongste broer Theodoor ter hoogte van Mauritius aan boord geboren. Sietskes oudere zus Anna maakte als tienjarig meisje een reisverslag van deze tocht, onder de titel: “Journaal eener Oostindiesche Reis in 1847 & 1848″, in 1993 uitgegeven door Terra Incognita.


Sietske bracht het grootste deel van haar jeugd in Amsterdam door. Toen zij zeven was, stierf haar moeder terwijl haar vader op zee was, en werd zij opgevangen door haar grootvader. Vervolgens werd zij enige tijd in een kostgezin geplaatst, totdat haar vader in 1854 hertrouwde met zijn nicht Helena Onnen, een verstandshuwelijk om het gezin te herenigen. Vader Cornelis was een streng gelovig man, maar dochter Sietske was van jongs af aan de rebelse kant. Tijdens de catechisatie was zij zo kritisch, dat ze geen geloofsbelijdenis mocht afleggen. Van haar dertiende tot haar zestiende volgde zij een opleiding aan een particuliere middelbare meisjesschool. Zo leek zij voorbestemd om haar dagen te vullen met theekransjes in afwachting van een man, totdat in 1860 oom Eduard haar leven volledig op zijn kop zette.

Zij maakte op 18-jarige leeftijd grote indruk op Multatuli en stond model voor Fancy in de Minnebrieven (1861). Multatuli leerde haar nader kennen in juli/augustus 1860, toen zijn echtgenote Tine en de kinderen – in grote armoede – in Brussel verbleven. Op 12 augustus 1860 schrijft hij Tine over haar: “Ik ga nog al dikwijls naar de Abrahamsjes. Kees en vrouw zijn naar de Buthe. Cath. en Sietske alleen zijn tehuis. Die Sietske is een engel van een meisje, ik heb pleizier om met haar te spreken. Zij is lief en hartelijk.”
En op 17 september 1860: “Sietske die ik voor een genie houd, of althans voor een bijzonder krachtige ziel. Ze is pas achttien jaar maar ze heeft een lip die wil… neen, ze heeft geen lip. Ze is puur leelijk uit overmaat van expressie in ’t gelaat.”
Wanneer Multatuli na een verblijf van ongeveer twee maanden in Brussel medio februari naar Amsterdam terugkeert, verandert zijn verhouding met Sietske in een liefdesrelatie, ondanks waarschuwingen van Tine en verzet van Sietskes vader en stiefmoeder.
Hij schrijft aan zijn echtgenote Tine van Wijnbergen (Everdina Huberta barones van Wijnbergen) op 27 maart 1861:
“Siet is heel hartelijk en zelfs hartstogtelijk. (…) Ik beken dat ik veel van haar houd. Tine, kind, hoe kan je zoo achteruitgaan? En ik zeg haar altijd dat je daar boven bent! (…) lk voel mij door het vurig gestel van Siet zeer aangetrokken want, noch voor haar, noch voor mijzelf, zoek ik deugd in flaauwheid van temperament, maar nooit heb ik u een haarbreed opgeofferd noch in mijne gedachten noch in mijne gesprekken.”
Vijftig jaar later publiceert Sietske haar “Multatuliherinneringen” in het tijdschrift Nederland (dl. I,1910, p. 73-94). Volgens haar mededelingen zou zij “Hertogin van Sumatra” worden wanneer Multatuli ‘Keizer van Insulinde’ werd: “Eens mij alleen treffende, verklaarde hij me in een soort extase, Keizer te willen worden, en dat daarheen zijn politieke plannen leidden. Schriftelijk volgde uiteenzetting van de erfopvolging bij de inlandsche vorsten van Sumatra. Geen zoons of dochters erfden den troon, maar de zusters kinderen, en door Multatuli werd ik uitverkoren als Kroonprinses van Insulinde. Op de munt van ’t nieuwe Keizerrijk zou de beeldenaar mijn kop vertoonen. Voorloopig zou mijn titel worden: Hertogin van Sumatra”.
Zij vertelt dat haar vader en stiefmoeder weinig sympathie voelden voor “de martelaar” en blij waren met diens voorstel de beide meisjes schaken te leren omdat daarbij niet gesproken werd. Over de brieven waarin Multatuli zijn denkbeelden over godsdienst, staatkunde, zedenleer, vrouwenrechten enz. ventileerde, schrijft ze: “Brieven en ’t levende woord brachten me onder eene begoocheling die me bezielde met een geloof, dat bergen verzetten kon”. Verder vertelt ze dat Multatuli het plan had om haar voor ƒ 100,- in de maand als secretaresse aan te stellen voor het blad dat hij samen met d’Ablaing van Giessenburg zou gaan oprichten. Voor dat salaris zou zij bovendien een klapper op de Ideën vervaardigen. Van haar dertiende tot en met haar zestiende had Sietske een particuliere meisjesschool doorlopen, waar zij de latere multatuliaan A.S. Kok als leraar had. Multatuli stimuleert haar tot verder leren en zo behaalt zij haar akte tot onderwijzeres, een akte
Frans lager onderwijs, en het diploma van hulponderwijzeres. Deze rang stond tussen die van onderwijzer en hoofdonderwijzer in. Op catechisatie bij de doopsgezinde predikant Van der Goot, toont zij zich zo kritisch, dat ze geen geloofsbelijdenis mag afleggen. In 1863 vertrekt ze voor een stagejaar naar een Engelse school. Ze treedt daar op als “pupil-teacher” voor Frans en piano. Tijdens haar verblijf daar ontvangt ze maar één brief van Multatuli, maar Tine schrijft haar regelmatig.
In 1864 keert zij naar Nederland terug, waar zij op 28 augustus als eerste vrouw lid van de vereniging “De Dageraad wordt In oktober houdt ze enkele voordrachten over de emancipatie van de vrouw en nog in hetzelfde jaar bezoekt zij Multatuli, die op dat moment bij d’Ablaing van Giessenburg in de Kalverstraat woont. Zij wordt aangesteld als secretaresse voor ƒ 25 in de maand, wat ze slechts eenmaal ontvangt. Voor dit salaris zou zij de manuscripten van De Bruid daarboven en van de Woutergeschiedenis overschrijven.
In 1865 eist ze haar moederlijk erfdeel op, waarvan ze een deel aan Multatuli schenkt voor een reis naar een Duitse speelbank met Mimi. Het overige geld brengt Sietske naar Tine in Brussel. Weldra is Sietske in Amsterdam terug, waar ze tweejaar lang als gouvernante werkzaam is bij Koning, een vriend van Multatuli. Sietske vermeldt dat zij in deze jaren voorgoed het geloof in Multatuli’s grootheid verloren heeft. In 1866 publiceert zij bij J.C. Schlömann, ongetwijfeld voor auteursrekening, Eene Dames-theevisite en Klaasje Zevenster. Zij ondertekent met “S…A…Z”.
Zij vertrekt in 1867 als gouvernante naar Indië. In juli 1870 trouwt zij daar met dr. Georg Julius Wienecke, Duits legerarts in dienst van het gouvernement. In 1871 keert het echtpaar terug naar Europa, eerst naar Duitsland, maar als spoedig naar Nederland. Wienecke vestigt zich als huisarts in Aalten en later in Oosterbeek aan de Weverstraat 140. Hij overlijdt in 1884. Van haar huwelijk en het overlijden van haar man stelde Sietske Abrahamsz Multatuli niet op de hoogte.

Over de Minnebrieven merkt zij in haar Multatuli-herinneringen (p. 83) op: “Bij ’t verschijnen der Minnebrieven werd ’t me zonderling te moede, wordende ik ten tooneele gevoerd in klachten over ’t ouderlijk huis en de stiefmoeder, meest foutief geteekend. Multatuli gebruikte mij tot ’t voertuig zijner indrukken en heeft me soms woorden in den mond gelegd, die ik geschreven noch gesproken heb.”
Op 18-20 december 1903 schrijft Sietske Abrahamsz een lange brief aan haar oud-leraar Kok, die ook al leraar van haar zoon Alexander was geweest. Deze brief kan gelden als een ruwe schets van haar in 1910 gepubliceerde “Herinneringen”. In 1903 was Sietske Abrahamsz een invalide oude dame.

Zij leed aan een vorm van gewrichtsreumatiek en kon zich buitenshuis alleen verplaatsen in een invalidenwagentje. De “Herinneringen” in tijdschrift Nederland schreef zij op verzoek van Kok. Haar beide zoons werden bekend: Johannes Cornelis Wienecke als stempelsnijder-beeldhouwer en Carl Alexander Wienecke als rechter.
Zij ligt tezamen met haar echtgenoot begraven op de Oude Begraafplaats te Zeist.

Voor meer over Sietske Abrahamsz lees ook: http://home.kpn.nl/jovazo/zonneheem/sietske.pdf geschreven door Joop van Zoelen.