Pieter van der Kuil
Toen zijn vader Jacob Adriaan Prosper van Brakell, heer van Wadenoijen (1808- 1853) in 1832 van Koning Willem I het adelsdiploma in ontvangst mocht nemen was het hem en zijn wettige nakomelingen toegestaan de titel van baron aan zijn naam te verbinden. Een passend onderkomen werd gezocht en in 1837 het sterk verwaarloosde kasteel Doorwerth, voor f 300.000,-, van de familie Bentinck gekocht, waarna Jacob het in oude luister herstelde. Ook de omgeving van het kasteel werd heringericht en de Italiaanseweg aangelegd. Deze vormde de verbinding met het rond 1845 aangelegde stationnetje van Wolfheze, een stopplaats van de lijn Utrecht- Arnhem van de welke de baron bij de grondverkoop aan de Nederlandsche Rhijnspoorweg- Maatschappij had bedongen teneinde gasten die hij op het kasteel wenste te ontvangen een passende reis te bezorgen.
In 1878 overleed zijn moeder Johanna Henriëtte Gabriëlle van Schuijlenburg en werd de omvangrijke heerlijkheid Doorwerth onder de nazaten verdeeld. Het kasteel raakte gaandeweg weer in een vervallen staat.
De gemeente Doorwerth was in 1817 ontstaan en besloeg 1680 ha., in die tijd nog grotendeels in eigendom van Charles Graaf Bentinck. Het gehucht Doorwerth lag aan de huidige Fonteinallee, nabij het kasteel. De heer van Doorwerth was tevens burgemeester maar bij de grondwet van 1848 waren de heerlijke rechten vervallen en toen in 1849 vanuit Den Haag de wens kwam kleinere gemeenten samen te voegen met grotere buur verzette Jacob zich fel tegen dit voornemen en ontstond wat de de “Doorwerthse kwestie” ging heten. Met druk van de provincie Gelderland werd de “Oosterbeker” Jan Backer, die burgemeester van de gemeente Renkum was, tot burgemeester van Doorwerth benoemd.Bij de eerste gemeenteraadsverkiezingen, in 1851 gehouden, werden de oude verhoudingen in Doorwerth weer hersteld door een klinkende overwinning voor de baron, die van de meeste Doorwerthers de broodheer was. Na zijn dood in 1853 werd zijn zoon Philippe burgemeester en zou dat tot 1904 blijven. De vergaderingen van de gemeenteraad werden gehouden in het nabij het kasteel liggende “De Zalmen”.
Wel bleef hij daarna lid van de gemeenteraad. De opheffing van de gemeente Doorwerth in 1923 waarbij het een van de dorpen van de gemeente Renkum werd, heeft hij niet meer meegemaakt. Hij overleed in 1918 en werd bijgezet in de grafkelder van de familie Van Brakell bij de “Kerk op de heuvel”.
Schrijf een reactie