Mr. Paul Johan Reijmer

Burgemeester en Minister van Waterstaat (1882-1952

Reymer bezocht de lagere school in Renkum en het St. Willibrordusgymnasium in Katwijk aan de Rijn, voordat hij rechten ging studeren aan de Universiteit van Amsterdam. Deze studie sloot hij in december 1908 af met een promotie op stellingen.

Na twee jaar op een Amsterdams advocatenkantoor gewerkt te hebben vestigde hij zich als advocaat en procureur in Hilversum. Daar verzamelde hij een aantal functies die bij een actieve katholieke notabel pasten: voorzitter van het comité van de Katholieke Sociale Actie, voorzitter van de vereniging Geloof en Wetenschap, vice-voorzitter van de RK Kiesvereeniging, secretaris-curator van het gymnasium te Hilversum, secretaris van de RK Pers vereniging De Gooische en Stichtsche Post, voorzitter van de RK Openbare Leeszaal en Bibliotheek, voorzitter van het bestuur van de Arbeidsbeurs en bestuurslid van de Vereeniging voor Vreemdelingen Verkeer.

Hij publiceerde, mede in verband met zijn ervaringen in die functies, beschouwingen in De Tijd, De Gooische Post en het Katholiek Sociaal Weekblad.



History4Me



Wethouder en daarna Burgemeester van Hilversum

Reymer kreeg een steeds grotere belangstelling voor de politiek. Hij werd in 1913 lid van Provinciale Staten van Noord-Holland en in juli 1914 gemeenteraadslid; bovendien werd hij in 1918 voor de Algemeene Bond van RK Kiesvereenigingen in Nederland (de latere Roomsch-Katholieke Staatspartij) als lid van de Tweede Kamer gekozen.

In het kamerwerk, dat hij tot september 1922 zou blijven verrichten, was hij de fractiedeskundige op het terrein van justitie en sociale zaken. Nadat hij in januari 1920 gekozen was tot wethouder van Hilversum, ontwikkelde hij zich tot een succesrijk gemeentebestuurder. Hij bevorderde de instelling van gemeentelijke afdelingen voor sociale zaken en voor volkshuisvesting en hij loodste, met wisselende meerderheden, al zijn voorstellen door de gemeenteraad.

Buiten de voordracht van de commissaris der Koningin in Noord-Holland om werd Reymer door de katholieke minister van Binnenlandse Zaken, jhr. Ch.J.M. Ruijs de Beerenbrouck, per 6 maart 1922 tot burgemeester van Hilversum benoemd. In die functie leidde hij de ontwikkeling van een snel groeiende gemeente (van 40.500 tot 53.500 inwoners). Hij verwezenlijkte de oprichting van een abattoir, bevorderde betere scheepvaartverbindingen in het Gooi en legde de eerste steen voor het nieuwe, door architect W.M. Dudok ontworpen, raadhuis.



History4Me

Burgemeester Reijmer tijdens een toespraak in Hilversum



Eerste Kamerlid en Minister van Waterstaat

Ook als lid van de Eerste Kamer voor de Roomsch-Katholieke Staatspartij (RKSP) (maart 1928-augustus 1929) toonde hij zich een echte gemeentebestuurder in de debatten over de financiële verhouding tussen rijk en gemeenten, evenals in zijn pleidooien voor het opstellen van streekplannen. Een ernstige ziekte noodzaakte Reymer in september 1928 zijn financiën te laten beheren door zijn zwager notaris J.B. Luykx. Deze bemerkte dat Reymer aanzienlijke ongedekte schulden had die hij hielp saneren.

Daartoe aangezocht door kabinetsformateur Ruijs de Beerenbrouck, werd Reymer op 10 augustus 1929 minister van Waterstaat. Het bleek geen gelukkige keuze te zijn, omdat hij - ondanks de aanstelling op 1 april 1930 van J.A. Ringers als directeur-generaal van Waterstaat - weinig greep kreeg op het omvangrijke ambtelijke apparaat. H.W. Tilanus vond hem 'als bewindsman weinig constructief' en P.J. Oud noemde hem achteraf zelfs 'volkomen onministrabel'. Het zendtijdbesluit 1930 van Reymer, uitgesproken gunstig voor de confessionele omroepen KRO en NCRV, werd door een meerderheid van het parlement goedgekeurd, maar bracht de AVRO ertoe het overleg met de minister af te breken.



History4Me

Minister Reijmer spelt oceaanvlieger Evert van Dijk het Ridderkruis van de Oranje-Nassau-orde op



Burgemeester van Roermond, Oorlog en "Verval"

Na zijn aftreden als minister in mei 1933 bleef Reymer ambteloos tot 1 januari 1935, toen hij burgemeester van Roermond werd. In deze gemeente van 17.000 inwoners beheerde hij de portefeuilles van financiën en onderwijs. Een groot succes is dit latere burgemeesterschap niet geworden. Hij kreeg als noorderling weinig voeling met de bevolking, wat hem vooral na de Duitse bezetting in mei 1940 parten zou spelen.

Ook al beschuldigde het illegale blad Oranjepost van 21 september 1941 hem er ten onrechte van geheim lid van de Nationaal Socialistische Beweging (NSB) te zijn, hij ging wel vrij ver in zijn samenwerking met Duitse instanties en met de nationaal-socialistische commissaris van de provincie Limburg, M.V.E.H.J.M. graaf De Marchant et d'Ansembourg. Dit bleek bijvoorbeeld bij het ontslag dat Reymer de gemeentesecretaris, H.L.M. Kramer, eigenmachtig verleende op 6 december 1941, en uit het bijwonen van een demonstratie van de Hitlerjugend en de Nationale Jeugdstorm op 12 juli 1942. Onder overlegging van een medisch attest vroeg Reymer eind juli 1943 ontslag als burgemeester van Roermond en als waarnemend burgemeester van Maasniel (sinds december 1941 had hij die waarneming op zich genomen); dat ontslag werd hem met ingang van 6 september eervol verleend.

Op 6 oktober 1945 werd Reymer - na zijn aanhouding op 3 oktober 1945 in Haarlem - te Roermond in bewaring gesteld, verdacht van verraad en samenwerking met de Duitse bezetter. De betaling van zijn pensioen werd gestaakt. De procureur-fiscaal bij het Bijzonder Gerechtshof te 's-Hertogenbosch besloot in 1946, waarschijnlijk op grond van een psychiatrisch rapport, Reymer buiten vervolging te stellen onder oplegging van beperkende voorwaarden voor een proeftijd van drie jaar (zie o.a. Maas en Roerbode van 26 en 27 september 1946). Na een lange procedure nam de minister van Binnenlandse Zaken op 25 maart 1949 het besluit Reymer alsnog krachtens het Zuiveringsbesluit 1945 te ontslaan en hem vervallen te verklaren van de pensioenrechten die hij als burgemeester opgebouwd had.

Dit was het trieste einde van een loopbaan die veelbelovend begonnen was en haar hoogtepunt vond in het burgemeesterschap van Hilversum (1922-1929). Het ministerschap ging de bestuurlijke krachten van Reymer te boven, en als burgemeester van Roermond mislukte hij, vooral toen hij de bezettingsmoeilijkheden niet aankon. Eind 1942 schreef Reymer een brochure Het eigen recht van het staatsgezag (Maastricht, [1943]), waarin hij het katholicisme in Limburg 'geclericaliseerd' noemde en een strikte scheiding van kerk en staat bepleitte. Zowel door de inhoud als door het tijdstip van verschijnen van deze brochure zal hij nog meer katholieken van zich vervreemd hebben dan tevoren door het maken van schulden in zijn Hilversumse tijd en door zijn drankgewoonten. Het artikel geschreven door: W.J.M. Klaassen http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn3/reijmer



History4Me

Installatie als Burgemeester van Roermond in 1935