Het voormalig landhuis “Mariëndaal” ligt in het westelijke deel van het landgoed, ten noorden van de spoorlijn Arnhem Utrecht, waar deze de Schelmseweg kruist. Het ligt op de plek van het oude klooster. In een hoger gelegen deel van het dal, in de onmiddellijke nabijheid van de sprengkop van de Slijpbeek, stelde een aanzienlijke Arnhemse burger – Wijnand van Arnhem – in 1392 grond ter beschikking om een klooster te stichten.
Het klooster kreeg, naar de ligging bij de bronnen en beken, de naam “Domus Fontis Beatae Mariae”, vertaald: “Het huis bij de bron van de Heilige Maria’.
Deze naam werd in het dagelijks gebruik Fonteijne-klooster (fonteijn=bron), Mariënborn (born=bron) en later Mariëndaal. Wijnand van Arnhem had van de Gelderse Hertog Willem van Gulik en de bisschop van Utrecht, Floris van Wevelinchoven, toestemming gekregen om het klooster te vormen naar het voorbeeld van het beroemde klooster te Windesheim, even ten zuiden van Zwolle. Daar leefden Geert Grote en zijn volgelingen volgens de regels van de “Augustijner orde der Reguliere kanunniken”. Eén van die volgelingen, de Arnhemse burger Arent van Gruythuijzen, ondersteunde Wijnand van Arnhem bij de stichting van het nieuwe Augustijnerklooster bij Arnhem. enkele geestelijken, waaronder Meester Floris Radewijns, Willem van Gronde en Jan van Brinkrink, kwamen uit Windesheim over om voor de inrichting van het klooster te zorgen.
De bouwmeesters waren Hendrik Wildo uit ‘s-Hertogenbosch en Hendrik Wilsen uit Kampen. De eerste rector van het klooster was Johannes van Kempen, de broer van de beroemde Thomas à Kempis. De eerste prior (bestuurder) was Arnold van Kalkar.
Het klooster maakte een geheel uit met het klooster te Windesheim en werd “de oudste dochter van Windesheim” genoemd. De kleding van de kloosterlingen bestond uit een wit overkleed met daarboven een zwarte kap. De bewoners van het klooster hielden zich vooral bezig met landbouw en wetenschap. Beroemd was de schrijf- en boekenzaal, het scriptorium, van het klooster.
Het klooster werd in 1580 verlaten, waarna vanaf 1586 de totale sloop plaatsvond.
De kloostergronden en de buitenbezittingen werden door de Gedeputeerden van het Kwartier van Veluwe, waaronder Arnhem en Mariëndaal vielen, in beslag genomen en verkocht. Van het klooster zelf is niets meer over. Het moet gestaan hebben op de weide naast de Middellaan even ten noordoosten van het Bedrijfslaboratorium voor Grond- en Gewasonderzoek en de parkeerplaats. Wel is er nog een aantal zwaar beschadigde grafzerken, waarvan er één als stenen tafel is opgesteld bovenaan de Middellaan op de kruising met de Tafellaan.
Bron: Arnheym.nl
Vermoedelijk zijn op Mariëndaal vanouds bronnen geweest, die werden uitgegraven tot sprengen om watermolens aan te drijven. De vijvers op het landgoed zijn voormalige molenvijvers en waar nu de waterval is, stond tot 1840 een papiermolen.
Het tegenwoordige huis, dat tot voor kort in gebruik was als Bedrijfslaboratorium voor Grond- en Gewasonderzoek, dateert uit 1857. Het park is grotendeels in diezelfde tijd aangelegd. Hogerop, tot aan de diepe sprengenkop, kreeg het beekdal een romantisch “Klein Zwitserland”.
Voorbij de spreng is omstreeks 1865 de kronkelende, 400 meter lange berceau geplant. Deze is uitgegroeid tot een indrukwekkend stelsel van groene tunnels van beuken. Door de grote hoogteverschillen zijn er enige spectaculaire zichtlijnen op het landgoed aanwezig.
In het oostelijk deel van het landgoed werd een sterrenbos, dat wil zeggen een bos met een lanenster, aangelegd. Men wierp hier ook een kunstmatige heuvel op, waar een belvédère, een uitkijkkoepel of -toren, stond.
Het bestaande hoofdhuis dateert in zijn huidige vorm uit 1857 en wordt bereikt via een lange oprijlaan vanaf de Utrechtseweg.
Beschrijving van de huidige staat van het huis.
Het bezit een nagenoeg rechthoekige plattegrond en is in baksteen opgetrokken. Het bestaat uit twee bouwlagen, een souterrain en wordt door een afgeplat schilddak waarop vier schoorstenen, belegd met Oud-Hollandse pannen, gedekt. Tegen de eindgevels bevindt zich links een éénlaagse uitbouw met een als balkon dienst doend plat dak. Rechts vlijt zich de éénlaagse dienstwoning met aangekapt schilddak tegen de zijgevel.
De symmetrisch ingedeelde voorgevel bevat zeven vensterassen en wordt horizontaal geleed door een hardstenen sokkelzone, een kunststenen cordonlijst en boven afgesloten door een gekorniste kroonlijst. Hoekpilasters met een fors uitgevoerde console uitgerust met een kop onder de daklijst, markeren de hoeken evenals in de licht risalerende middenas. Deze wordt benadrukt door de ingangspartij met hardstenen trap, de vleugeldeuren onder een bovenlicht en het balkon. Dit wordt gedragen door dubbele rijkversierde consoles. De overkapping van het balkon is voorzien van een gezaagde houten druppellijst. Een gootbord waarin in het midden een klok is opgenomen geeft een tweede licht risalerende gevelgedeelte aan dat drie vensterassen omvat. In de kroonlijst wordt door de alleen hier aanwezige consoles subtiel op deze ritmiek van de gevel gewezen. De vensters, met houten dorpel en strekse boog, zijn in de twee bouwlagen van persiennes voorzien. De vensters in het souterrain zijn licht getoogd en zijn van het type houten stolpraam.
De linker zijgevel wordt ter plaatse van de eerste bouwlaag in beslag genomen door de moderne aanbouw. De verdieping bevat vier vensterassen met drie vensters van het standaardtype. Gescheiden door een venster op de rechterhoek, komt hier een balkondeur voor.
De deels gestucte achtergevel wordt grotendeels in beslag genomen door de aanbouw. De ramen zijn van het type schuifraam 3x(1+1). Tegen de rechter zijgevel van het hoofdhuis heeft zich ter plaatse van de begane grond de dienstwoning gevlijd. In verband hiermee is de verdieping blind uitgevoerd. De (witgestucte) dienstwoning onder een met gesmoorde Oudhollandse pan belegd dak waarin twee vernieuwde dakkapellen, heeft in het verlengde van de voorgevel van het hoofdhuis twee 3x(1+2)-ruits schuiframen. De voorgevel van de dienstwoning ligt evenwijdig aan de eindgevel van het hoofdhuis, bevat links drie schuiframen en rechts, aangepast aan het niveauverschil van de straat twee kleinere ramen 3x(1+1) ruitsverdeling.
De achtergevel met van de weg afgekeerde voordeur bezit een 3x(1+1)-ruits raam.
In het interieur van het hoofdhuis is het oorspronkelijke uurwerk (fa. I.F. Weule uit Bockenem) van de klok aan de voorgevel, daterend uit 1884, in tact gebleven.
Het hoofdhuis met aangebouwde dienstwoning, dat als gevolg van de strijd in de tweede wereldoorlog die volgde op de luchtlandingen bij Oosterbeek ernstig werd geschonden, kreeg in 1949 een nieuwe bestemming als kantoorruimte en laboratorium. In 1977 werd tijdens een ingrijpende “opknapbeurt” het gehele binnenwerk gesloopt waarbij alleen de buitenmuren zijn blijven staan. Ter plaatse van de linker zijgevel, waar zich oorspronkelijk een serre bevond (zie hierboven), is een moderne, éénlaagse uitbouw gerealiseerd. Aan de achterzijde van het hoofdhuis, verbonden middels een tussenlid, bevindt zich nieuwbouw ten behoeve van het laboratorium.
Nagenoeg alle vensters zijn met aluminiumkozijnen, voorzien van de oorspronkelijke T-raamindeling, ingevuld. In de voorgevel is het overdekte balkon boven de voordeur en de klok met gootbord gereconstrueerd.
Waardering
Het huis “Mariëndaal” als onderdeel van de historische buitenplaats “Mariëndaal” is van algemeen belang:
– als voorbeeld van een in hoofdvorm bewaard gebleven vroeg 19de-eeuws woonhuis met een goed bewaard oorspronkelijk uurwerk uit 1884 maar ook als bijzondere uitdrukking van een ontwikkeling in de (bewonings)geschiedenis van de voormalige buitenplaats;
– van situationele waarde ten opzichte van de omringende onderdelen van de buitenplaats en vanwege de ligging in een kom temidden van het aan drie zijden omringende heuvelachtige terrein;
– als uitgangspunt en middelpunt van de parkaanleg van Mariëndaal;
– vanwege de ensemblewaarde in relatie met de overige onderdelen van de historische buitenplaats ‘Mariëndaal’.
Bron: Rijksdienst van het Cultureel Erfgoed
Schrijf een reactie