De houten villa werd geassembleerd in 1923. Naar verluidt zou de opdrachtgever, tijdens een huwelijksreis in Beieren, het huis op een bouwbeurs besteld hebben. Hoewel de fabrikant tot op heden niet bekend is zou het huis mogelijk gefabriceerd kunnen zijn door de Silezische firma Christoph & Unmack. Het huis valt op door de afwerking van de gevels met houten leien of spaanders hetgeen bij de tot nu toe bekende houten prefab woonhuizen is Nederland weinig voorkomt. In de loop der jaren heeft het huis enige wijzigingen ondergaan waaronder het aan de zijde van de rechter zijgevel aanbrengen van een serre met bovenliggend balkon en het vervangen van de oorspronkelijke geglazuurde dakpannen door gesmoorde opnieuw verbeterde Hollandse pannen. De geglazuurde dakpannen waren al kort na de oorlog vervangen door afwijkende dakpannen. Deze laatste zijn recent vervangen. De ingang van het huis is gelegen in de linker zijgevel. Het huis bevindt zich buiten de kern van Oosterbeek aan de noordzijde van de Utrechtseweg en wordt omgeven door een tuin met gazon, struiken en bomen.
Omschrijving
Het huis is gebouwd op een nagenoeg vierkante plattegrond en heeft twee bouwlagen, waarvan de tweede laag gedeeltelijk in de kap is opgenomen, onder een zadeldak gedekt met gesmoorde opnieuw verbeterde Hollandse pannen. Op de nok bevinden zich twee bakstenen schoorstenen. De mastgoten boven de zijgevels zijn uitgevoerd in koper. De dakoverstekken boven voor- en achtergevel zijn voorzien van windveren met enige eenvoudige sierelementen. Het houtskelet van het pand is zowel aan de buitenzijde als aan de binnenzijde voorzien van een beplanking. Deze houten wanden zijn voorzien van geteerd papier en vervolgens aan de buitenzijde voorzien van houten spaanders. In het interieur zijn wanden voorzien van een betimmering met houten panelen. De leien zijn in de kleur Ossenbloed geschilderd overeenkomstig de oorspronkelijke rood/donkerbruine kleurstelling, die mogelijk het gevolg van een houtbeschermende behandeling met een olieproduct zoals gebruikelijk was bij houten huizen. Een merkwaardig element vormen de omlopende zinken, oorspronkelijk in koper uitgevoerde lijsten, ter hoogte van de onder- en bovendorpels van de vensters die dienen om de wanden droog te houden en om bescherming te bieden bij zware sneeuwval. Ter hoogte van de bovenzijde van de loggia op de verdieping in de voorgevel bevindt zich een eenvoudig lijstje. In de achtergevel bevindt zich op dezelfde hoogte eenzelfde lijst. De ramen zijn merendeels vernieuwd waarbij de oorspronkelijke roedenverdeling is gehandhaafd. De vensters waren voorheen van luiken voorzien. De gevels zijn asymmetrisch ingedeeld.
De voorgevel heeft op de begane grond drie vensters met zestienruits stolpramen. De verdieping heeft in het midden een loggia met balkon. In de achterwand van de loggia bevinden zich twee zesruits stolpramen. In ieder zijwand bevindt zich een deur met een zesruits raam. Aan weerszijden van de loggia bevindt zich een achtruits raam. Zowel uiterst links als rechts bevindt zich een klein venster met een vierruits raam. In de geveltop bevindt zich een venster met een achtruits stolpraam.
De linker zijgevel heeft een uit midden gesitueerd door een topgevel afgesloten risalerend geveldeel waarin zich de entree bevindt. Deze is voorzien van een deur met een stervormig raampje en een driehoekig vierruits bovenlicht. Links van de deur bevindt zich een klein venster met een vierruits raampje. De verdieping bezit eenzelfde raampje en een breed venster met twee gekoppelde achtruits ramen die het achterliggende trappenhuis verlichten. In de geveltop een klein vierruits zolderraampje. Zowel in het linker als het rechter geveldeel bevindt zich een een venster op de begane grond, respectievelijk voorzien van een zesruits en een achtruits stolpraam.
De achtergevel heeft op de begane grond rechts een deur met een zesruits zijlicht. En uiterst rechts een klein venster met een vierruits raampje. De verdieping heeft links een balkon met eenzelfde deur met zijlicht als op de begane grond. Rechts hiervan bevinden zich twee kleine vensteropeningen van verschillend formaat. Deze zijn respectievelijk voorzien van een achtruits stolpraam en een vierruits raampje. In de geveltop een venster met achtruits stolpraam.
De rechter zijgevel heeft op de begane grond een aangebouwde serre met bovenliggend balkon. Op de begane grond bevinden zich rechts hiervan een klein venster en een dubbele niet oorspronkelijke dubbele tuindeur.
Het interieur is vrij gaaf bewaard gebleven. De belangrijkste wijziging vormt het verwijderen van de oorspronkelijke kacheloven in de woonkamer. Onlangs is echter een nieuwe kacheloven geplaatst op de oorspronkelijke plaats. In het interieur bevindt zich onder meer nog de volgende oorspronkelijke interieuronderdelen: een kelder met een met rode estrikken belegde vloer, een vestibule met een zwart-witte tegelvloer, een trappenhuis met een balustrade bestaande gedraaide houten balusters, een metalen schoorsteenmantel met een afbeelding van een zeilschip en de aanduiding van het bouwjaar 1923, diverse muurkasten met gesneden versieringen.
Waardering
-Van architectuurhistorische waarde als vrij gaaf bewaard voorbeeld van een houten uit Duitsland of Sileziƫ afkomstig prefab woonhuis uit het interbellum. Het huis valt op door de hoogwaardige esthetische kwaliteiten van het ontwerp, zoals deze tot uitdrukking komen in de gevarieerde hoofdvorm, de detaillering en het bijzondere relatief zeldzame materiaalgebruik zoals de toepassing van houten spaanders als gevelbekleding. Het pand waarvan de ruimtelijke indeling nog aanwezig bezit meerdere oorspronkelijke interieuronderdelen waaronder diverse wandkasten met snijwerk.
–Van stedenbouwkundige waarde als onderdeel van de voornamelijk uit de tweede hel ft van de negentiende eeuw daterende villabebouwing aan de Utrechtseweg tussen Oosterbeek en Doorwerth. Deze weg, die de langgerekte ‘ruggengraat’ vormt die de kernen Oosterbeek, Doorwerth, Heelsum en Renkum aan elkaar rijgt, bezit een voor de gemeente Renkum kenmerkend bebouwingspatroon bestaande uit een lint van verspreid liggende villa’s.
-Van cultuurhistorische waarde als uitdrukking van een voor de gemeente Renkum kenmerkende sociaal-maatschappelijke ontwikkeling tussen 1850 en 1940, namelijk de immigratie van (nieuwe) welgestelden naar fraaie landelijke gebieden in de omgeving van een stad: in casu een villa nabij de kern van Oosterbeek dat in de tweede helft van de negentiende eeuw uit zou groeien tot een villadorp, gelegen in het bosrijke gebied van de zuidelijke Veluwezoom nabij Arnhem. Het pand is verder van typologisch als voorbeeld van een prefab houten huis uit het interbellum dat een zekere zeldzaamheidswaarde heeft door de toegepaste gevelbekleding met houten spaanders. In Nederland zijn hiervan slechts enkele voorbeelden bekend.
Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
Schrijf een reactie