“Buitenrust”, werd omstreeks 1850 gebouwd (het werd in 1852 officieel in de boeken opgenomen als een pand gebouwd door de bakker en landbouwer Jan van Beek) )in de stijl van het Neo-Classicisme waarbij echter vooral sprake is van een traditionele nog op de achttiende bouwkunst teruggrijpende vormentaal. Volgens een bestaand minuutplan van de rond die tijd ontstane pre- kadastrale kaart 1832 behoorde de plek (D434) aan Harmen Gerritsen die wellicht woonde in een behuizing die aan “Buitenrust “vooraf ging. Het bestaande pand werd afgebroken en in opdracht van Jan van Beek verrees een nieuw pand dat dienst deed als logement. In 1862 kwam de exploitatie in handen van zijn schoonzoon Piet van Ingen een oudere broer van de Renkumse schilder Hendrikus Alexander van Ingen. Piet van Ingen was gehuwd met Antonia van Beek. Haar broer kreeg na het overlijden van hun vader Jan van Beek het pand in eigendom. Vader Van Beek ligt overigens begraven op de begraafplaats aan de Fangmanweg.
De logementhouder Piet van Ingen overleed op 34 jarige leeftijd in 1872 en zijn tweede echtgenote, Hermina Christina Gerritsen zet het bedrijf voort. (Antonia van Beek was daarvoor al overleden). Het pand heet dan al “Buitenrust”. In hetzelfde jaar als Piet van Ingen overlijdt ook de eigenaar van het pand Hermen van Beek (37 jaar oud). In 1873 wordt het pand verkocht aan Jan Kneppelhout.
Bij het overlijden van Piet van Ingen zijnPieter de Graaff (koetsier)en de aan de overzijde van “Buitenrust” wonende Arend Hilhorst (timmerman) getuigen.
Jan Kneppelhout geeft Hermina Christina Gerritsen de baan van sociëteitshoudster van de Concertzaal en krijgt “Buitenrust” een woonfunctie, na een verbouwing die Kneppelhout in werking stelde. De eerste huurster is mevrouw Vos- Mees.
In 1906 wordt het huis verkocht aan De Nederlandsche Bond van Ziekenverpleging die er een rust- en herstellingsoord voor verpleegsters vestigde. Tot dan toe had een tweetal jaren een dergelijke instelling gefunctioneerd in “Bella Vist””, op Benedendorpsweg 96.
Het herstellingsoord werd op 18 september van dat jaar geopend, o.l.v. mevrouw J. A. Rueck van Dijk. Tot de jaren `60 van de vorige eeuw bleef het die functie behouden. Zo was de Oosterbeekse huisarts G. H. O. van Maanen eraan verbonden.
Karakteristiek voor de ontwikkeling van het buiten wonen in het tweede kwart en derde kwart van de negentiende eeuw vormt het gegeven dat het hier vaak slechts tijdelijke bewoning betrof. Eerst in het laatste kwart van de negentiende eeuw zou de gegoede burgerij zich permanent in een villa vestigen mede als gevolg van de verbeterde infrastructuur. Het huis werd onder andere bewoond door de schrijfster Augusta de Wit. In de loop der jaren is het huis meerdere malen uitgebreid. Zo werd ca.1920 aan de rechter zijgevel een veranda (nu serre) aangebracht en werd een deel van de uitbouw aan de achterzijde rond 1930 met één bouwlaag verhoogd. In deze jaren werden ook twee driezijdige erkers aangebracht aan de linker zijgevel. Achter het huis staat een schuurtje of koetshuis uit de tweede helft van de negentiende eeuw waarvan de voorgevel gewijzigd is door het aanbrengen van een garagedeur.Het woonhuis is bijzonder fraai gelegen aan de noordzijde van de Benedendorpsweg op de hoek met de Kneppelhoutweg aan de rand van een beboste stuwwal. Het huis wordt omgeven door een tuin met gazons, struiken en meerdere oude bomen waaronder een esdoorn, een linde en kastanjebomen. Links van de Kneppelhoutweg bevindt zich het landgoed de Hemelse Berg waarvan de aanleg is ontworpen door J.D. Zocher.
Omschrijving
Het herenhuis is gebouwd op een nagenoeg rechthoekige plattegrond en heeft twee in hoogte verschillende bouwlagen onder een samengesteld dak dat bestaat uit een blokvormige hoofdbouwmassa onder een afgeplat schilddak dat aan de noordzijde ter breedte van een travee doorgetrokken is boven een uitgebouwde, tweelaags bouwmassa. Tussen dit bouwdeel en de hoofdbouwmassa bevindt zich aan de achterzijde een tweelaags bouwmassa onder een plat dak. Het schilddak is belegd met gesmoorde verbeterde Hollandse pannen en heeft op diverse plaatsen bakstenen schoorstenen. In het voorschild bevinden zich drie dakkapellen onder aangekapte zadeldaken, voorzien van pilasters, frontonlijsten, zogeheten persiennes en vierruits stolpramen. In het achterschild bevindt zich een dakkapel onder een plat dak. De dakkapel is voorzien van drie gekoppelde vierruits ramen. Het pand is aan de voorzijde onderkelderd en bezit een kelder met een tongewelf en kelders met troggewelfjes tussen houten balken op consoles. De vloeren zijn belegd met rode estrikken. De gevels zijn opgetrokken in baksteen, gemetseld in kruisverband en voorzien van een gepleisterde grijs gesausde plint. De voorgevel en de zijgevels bezitten hoekpilasters en worden afgesloten door een hoofdgestel bestaande uit een architraaflijst, fries en een geprofileerde ter plaatse van de pilasters gekorniste kroonlijst. De vensters worden over het algemeen afgesloten door anderhalfsteens strekken. Aan weerszijden van de vensters bevinden zich persiennes. De voorgevel is symmetrisch ingedeeld en is vijf traveeën breed. De in de middentravee gelegen entree is bereikbaar via twee hardstenen treden en bezit een pilasteromlijsting afgesloten door een geprofileerde fries met de tekst ‘Buitenrust’ en een kroonlijst op consoles. De paneeldeur is voorzien van twee gietijzeren roosters met middenornamenten. Het bovenlicht bezit een enkelruits raam. Aan weerszijden van de entree bevinden zich twee vensters met achtruits schuiframen. De verdieping bezit vijf vensters met vierruits schuiframen. De asymmetrisch ingedeelde westgevel heeft op de begane grond zowel in de middentravee als in de linker travee een driezijdige erker met roede verdelingen in de ramen van de korte zijden. De rechter travee heeft een tuindeuropening met een dubbele zestienruits deur en een enkelruits bovenlicht. De verdieping heeft in de middentravee een tijdens het interbellum verbreed venster dat voorzien is van drie gekoppelde ramen, samengesteld uit een zesruits schuifraam en drieruits zijlichten. De linker- en rechtertravee bezitten ieder een vensters met een zesruits schuifraam. De achtergevel is asymmetrisch ingedeeld en heeft op de begane grond links een deuropening met een paneeldeur en een tweeruits bovenlicht. Rechts hiervan bevindt zich een breed venster als op de verdieping van de linker zijgevel. Geheel rechts bezit de gevel een venster met een achtruits schuifraam. De verdieping bezit twee vensters met vierruits stolpramen en vierruits bovenlichten. Geheel rechts bezit de verdieping een venster met een zesruits schuifraam. De oostgevel heeft in de gevel van de van de hoofdbouwmassa links een meer dan helft van de breedte van de gevel beslaande serre onder een zadeldak met de nok haaks op de gevel. De serre is voorzien van zesruits ramen die zich bijna voortzetten tot het maaiveld. De verdieping boven de serre bezit een venster met een zesruits schuifraam. De rechter gevelhelft heeft op de begane grond een venster met een achtruits schuifraam en op de verdieping een venster met een zesruits schuifraam. Tussen de serre en het venster op de begane grond bevindt zich een lage, later aangebrachte door een rollaag afgesloten deur. De gevel van de rechts gelegen inspringende, van een plat dak voorziene, bouwmassa heeft op de begane grond links een paneeldeur met een gietijzeren rooster en rechts een venster met een achtruits schuifraam. De verdieping heeft over de volle breedte een balkon waartoe een links gelegen deuropening met paneeldeur en drieruits bovenlicht toegang verleend. Rechts bevindt zich een venster met invulling als in de achtergevel. In het sober uitgevoerde interieur bevinden zich onder meer een gang met een terrazzovloer uit het eerste kwart van de 20e eeuw, het opvallende trappenhuis bezit een slingertrap, de keuken heeft nog de oorspronkelijke kasten en een schouwpartij. Diverse kamers zijn voorzien van eenvoudige stucplafonds en marmeren schoorsteenmantels. De opvallendste, in Napoleon Rouge uitgevoerde schoorsteenmantel, bevindt zich in de linker achterkamer. Een opmerkelijk onderdeel vormen de vele bewaard gebleven, met bloemmotieven gedecoreerde, c.v.-radiatoren in het pand.
Waardering
-Van architectuurhistorische waarde als een vrij gaaf bewaard in de stijl van het Neo-Classicisme in het tweede kwart van de negentiende eeuw als zomerverblijf gebouwd herenhuis. Het huis is van belang vanwege de hoogwaardige esthetische kwaliteiten van het ontwerp, zoals deze met name tot uitdrukking komen in de monumentale van hoekpilasters voorziene voorgevel met een van een fraaie pilaster omlijsting voorziene entree. Het pand waarvan de historisch gegroeide ruimtelijke indeling nog aanwezig bezit tevens nog meerdere oorspronkelijke interieuronderdelen waaronder kamers en-suite, schoorsteenmantels en gedecoreerde radiatoren.
-Van stedenbouwkundige waarde als onderdeel van de voornamelijk uit de tweede helft van de negentiende eeuw daterende villabebouwing aan de Benedendorpsweg in Oosterbeek. Vanwege de prominente beeldbepalende ligging op de hoek van de Benedendorpsweg en de Kneppelhoutweg heeft het pand ook een situeringswaarde.
-Van cultuurhistorische waarde als uitdrukking van een voor de gemeente Renkum kenmerkende sociaal-maatschappelijke ontwikkeling tussen 1850 en 1940, namelijk de immigratie van (nieuwe) welgestelden naar fraaie landelijke gebieden in de omgeving van een stad: in casu een herenhuis gelegen aan de Benedendorpsweg van het dorp Oosterbeek dat in de tweede helft van de negentiende eeuw uit zou groeien tot een villadorp, gelegen in het bosrijke gebied van de zuidelijke Veluwezoom nabij Arnhem. De grote toestroom van welgestelden zou de sociale gelaagdheid van de bevolking in Oosterbeek aanzienlijk veranderen.
Bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
Schrijf een reactie