Terrein met resten van nederzettingen, grafheuvels, schans, wallen, sprengen, essen, karrensporen en kerkheuvel uit de Steentijd tot en met de Nieuwe Tijd.
In het gebied dat nu Laag-Wolfheze genoemd wordt werd aan het eind van de negentiende eeuw de fundamenten van een elfde-eeuws kerkje ontdekt. Dit stond even ten zuiden van de tegenwoordige snelweg. Over de bevolking van Wolfheze in de Middeleeuwen is weinig meer bekend dan dat het een kleine, agrarische samenleving heeft gevormd. De eerste melding van agrarische aktiviteit komt uit een rekening van het Richterambt Veluwe. Hierin staat dat in 1333 gronden te Wolfheze worden aangemaakt zonder toestemming van de heer.
Verlaten dorp
In de late middeleeuwen werd het dorp grotendeels verlaten en waarschijnlijk ook de kerk, waarna deze al in verval raakte. In 1585 (tijdens de Tachtigjarige Oorlog) verwoestten de Spanjaarden het dorp, wat het einde betekende van het oude Wolfheze (Wolvenbos). Dat dorp omvatte tot dan toe het Hof (het eigenlijke dorp) en het Wildforstergoed.
Nadat de vernietiging van oud Wolfheze werd het niet meer herbouwd. Het huidige, rond 1900 gestichte dorp Wolfheze ligt een kilometer noordelijker. De vorm van de fundamenten van de middeleeuwse kerk van het voormalige Wolfheze is nog te zien op de kerkheuvel.
Tijdens een wandeling op de Wolfhezerheide werd dominee O.G. Heldring door een passant opmerkzaam gemaakt op een terp met de naam Kapelheuvel. Daarop startte in 1846 een opgraving, die echter snel werd gestaakt omdat de eigenaar van het terrein, baron Van Brakell van Doorwerth, geen toestemming had gegeven.
Pas na aandringen van de Oosterbeekse ingenieur H. J. H. Groneman in 1888 werd een nieuwe opgraving gestart. Men ontdekte inderdaad de resten van een oud kerkje, met veel grafstenen met in de graven nog steeds skeletten.
Nieuw onderzoek vond pas plaats aan het begin van de 21e eeuw.
Niet ver van de kerkheuvel bevindt zich, aan beide zijden van het zandpad, twee lange wallen. Ze vormen samen een zogeheten dubbele landweer. Ze werden gemaakt door een lange greppel te graven en de uitgegraven grond naast de greppel op te werpen. Zo ontstond een niet te passeren hindernis voor paard en wagen, waardoor reizigers werden gedwongen over de Heerweg, de oude verkeersweg van Arnhem naar Utrecht, te gaan. Door ter hoogte van de wal de weg af te sluiten, was het mogelijk de reizigers te controleren, tol te heffen of eventueel te bestelen. De dienstdoende soldaten verbleven waarschijnlijk in het nabijgelegen Rondeel.
In het heideveld zijn tegenwoordig nog steeds de oude karrensporen te zien. Ter hoogte van de tweede wal ligt de grootste grafheuvel uit de omgeving: de Koningsheuvel. De naam verwijst naar de rijke grafuitrusting die in deze heuvel is aangetroffen, zoals een dolk, een klokbeker en een stenen polsbeschermer van een boogschutter. Verspreid in het gebied liggen vijftien grafheuvels.
Schrijf een reactie